Hof Den Haag, 27-07-2021, nr. 200.266.403/01
ECLI:NL:GHDHA:2021:1374
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
27-07-2021
- Zaaknummer
200.266.403/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2021:1374, Uitspraak, Hof Den Haag, 27‑07‑2021; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Vergoeding van onderzoekskosten naar aanleiding van schadeclaim die verzekerde heeft ingediend. Onrechtmatige daad.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.266.403/01
Zaaknummer rechtbank : 7078945 RL EXPL 18-15890
Arrest van 27 juli 2021
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. U. Arslan te Den Haag,
tegen
AEGON Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde,
hierna ook te noemen: Aegon,
advocaat: mr. J.C.A. Stevens te Den Haag.
Waar het in deze zaak om gaat
Het gaat in deze zaak om de vraag of de onderzoekskosten die Aegon heeft gemaakt naar aanleiding van de schadeclaim die [appellant] bij haar heeft ingediend, voor toewijzing in aanmerking komen op grond van een door [appellant] gepleegde onrechtmatige daad.
Het geding
Bij exploot van 31 juli 2019 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 1 mei 2019 door de rechtbank Den Haag, team kanton, locatie Den Haag, tussen partijen gewezen.
Bij arrest van 29 oktober 2019 is een comparitie van partijen na aanbrengen gelast. De comparitie is niet gehouden.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] twee grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord met één productie heeft Aegon de grieven bestreden.
Vervolgens zijn de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.
De feiten
1. De door de kantonrechter in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan. Het betreft de navolgende feiten.
1.1.
[appellant] had bij Aegon een inboedelverzekering afgesloten. Op die verzekering zijn de
polisvoorwaarden van Aegon van toepassing.
1.2.
Naar aanleiding van een inbraak op 21 april 2016 in de woning van [appellant], heeft hij een
schadeclaim van € 8.000,- ingediend bij Aegon.
1.3.
In artikel 1.4 van de Polisvoorwaarden van Aegon staat vermeld:
"Wat verwachten wij van u?
• (...)
• wees eerlijk in de informatie die u aan ons verstrekt;
• (…)
U krijgt geen uitkering als u één van deze verplichtingen niet nakomt. Of onze belangen
schaadt."
1.4.
In artikel 1.6.3 van de polisvoorwaarden van Aegon is onder andere opgenomen:
"Wij mogen de verzekering beëindigen:
• (…)
• als er sprake is van fraude, bedrog of oplichting. De verzekering eindigt dan direct. (...)”
1.5.
Aegon heeft naar aanleiding van de door [appellant] ingediende schadeclaim een onderzoek door DEKRA Experts laten instellen (hierna: Dekra). Dekra heeft in haar onderzoeksrapport de volgende conclusie opgenomen:
“(…) Uit het onderzoek is gebleken dat verzekerde opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Dit blijkt uit de navolgende feiten en/of omstandigheden.
Ten aanzien van de aankoop van de twee fietsen bij het Leger Des Heils:
• De factuur/bon is daadwerkelijk afkomstig van de fietsenverkoop van het Leger Des Heils in Den Haag.
• Deze facturen/bonnen worden alleen door het Leger Des Heils uitgegeven.
• Er zijn duidelijk zichtbare veranderingen op deze bon/factuur aangebracht.
• Er worden bij het Leger Des Heils geen fietsen verkocht van meer dan EUR 150,00 per stuk.
• Het is onmogelijk dat via het Leger Des Heils twee fietsen zijn verkocht voor een bedrag van EUR 670,00.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat de verzekerde een vervalste factuur heeft ingediend.
Ten aanzien van de aankoop van gouden sieraden in Marokko:
• Uit de politieaangifte blijkt dat er door verzekerde is opgegeven dat er onder andere een gouden armband en een ketting zouden zijn ontvreemd ter waarde van EUR 2.400,00. Dit terwijl dit op de door verzekerde overgelegde Marokkaanse facturen niet is terug te vinden. --De waarde van de sieraden voorkomend op de Marokkaanse facturen/bonnen (10,11,12,13,14,15 en 16) bedraagt volgens verzekerde in totaal slechts EUR 1.715,00.
• Verzekerde heeft tijdens het interview bij de sieraden, vermeldt op de facturen 11 en 15, in eerste instantie verkeerde bedragen voor de waarde van deze sieraden opgegeven.
• Bij factuur/bon 11 zou het gaan om een ketting van EUR 1.400,00. Dit wordt later bijgesteld naar EUR 140,00.
• Bij factuur/bon 15 zou het gaan om een ketting ter waarde van EUR 1.500,00. Later wordt dit bijgesteld naar EUR 150,00.
Hieruit kan worden opgemaakt dat verzekerde heeft getracht hogere bedragen te claimen dan op de facturen/bonnen staan vermeld (majoreren).
De verschillen tussen de lijst met ontvreemde inboedel (23 items) behorend bij de politie-aangifte en de door verzekerde aangeleverde (36) facturen/bonnen:
• Er zijn door verzekerde 36 facturen/bonnen overhandigd van ontvreemde inboedel waarvan de inboedel voorkomend op 11 van deze facturen/bonnen, niet voorkomen op de lijst van de politie, waaronder een elektrische grill, een buggy, een ijskast, een Nokia telefoon, een barbecue en een ventilator.
• Verzekerde geeft aan dat pas later is ontdekt dat ook deze inboedel was ontvreemd.
• Verzekerde heeft daar achteraf geen aanvullende aangifte van gedaan bij de politie.
Hieruit kan worden opgemaakt dat verzekerde zelfstandig inboedel toevoegt aan de lijst met ontvreemde inboedel, zonder hiervan ook de politie van in kennis te stellen.
Uit het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat verzekerde de bedoeling had de verzekeraar te misleiden om op deze manier een hogere uitkering te mogen ontvangen, terwijl daar bij een juiste voorstelling van zaken geen recht op zou hebben bestaan.
Naar aanleiding van vorenstaande bevindingen hebben wij overleg gehad met mevrouw J. van Gameren. Zij heeft ons geïnstrueerd om op basis van thans beschikbare informatie, geheel te uwer beoordeling, te rapporteren (...)”
1.6.
Aegon heeft de verzekering op 8 maart 2017 geroyeerd omdat zij de claim van [appellant] ongeloofwaardig vindt en omdat zij van mening is dat er een valse factuur is ingediend. Aegon heeft ook geweigerd om tot uitkering over te gaan.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. Aegon heeft de veroordeling van [appellant] gevorderd om aan haar te betalen een bedrag van € 2.298,99, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten van € 417,27, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten. [appellant] heeft daartegen verweer gevoerd.
3. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering van € 2.298,99 toegewezen en de gevorderde incassokosten afgewezen.
De beoordeling in hoger beroep
4. Aegon heeft in de eerste plaats een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid van [appellant] in het hoger beroep, en daartoe het navolgende aangevoerd. Volgens Aegon heeft [appellant] een memorie van grieven ingediend in een niet bestaande procedure. De memorie van grieven richt zich tegen Aegon N.V. Er is echter geen procedure aanhangig tussen Aegon N.V. en [appellant]. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het door de kantonrechter gewezen vonnis in de procedure tussen Aegon Schadeverzekering N.V. (cursivering, hof) en [appellant], maar hij heeft geen memorie van grieven ingediend in die aanhangige procedure, aldus Aegon.
5. Dit verweer wordt verworpen. Uit de appeldagvaarding blijkt onmiskenbaar dat [appellant] hoger beroep tegen het bestreden vonnis heeft ingesteld in de zaak tussen Aegon Schadeverzekering N.V. en [appellant]. Deze zaak is ter griffie aangebracht en heeft het zaaknummer 200.266.403/01. De memorie van grieven van [appellant] bevat ditzelfde zaaknummer en heeft duidelijk betrekking op voornoemd vonnis. Gezien het voorgaande, is de vermelding van Aegon N.V. op het voorblad van deze memorie naar het oordeel van het hof aan te merken als een kennelijke verschrijving, waardoor Aegon niet is benadeeld. Het hof leest deze vermelding aldus dat daarmee Aegon Schadeverzekering N.V. is bedoeld. [appellant] is dan ook ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep en het hof neemt zijn memorie, waarop Aegon (ook) inhoudelijk heeft gereageerd bij memorie van antwoord, in behandeling.
Te dien aanzien geldt het volgende.
6. De grieven van [appellant] lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij houden - samengevat - het volgende in.
6.1.
Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen dat de vraag die beantwoord moet
worden, is of Aegon de door haar gemaakte onderzoekskosten kan verhalen op
[appellant], en dat het niet gaat om de vraag of er sprake is van opzet bij [appellant] om Aegon te misleiden, waardoor zijn recht op uitkering is komen te vervallen ex artikel 7:941 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek. De vraag of sprake is van opzettelijke misleiding in de zin van dit wetsartikel had volgens [appellant] de basis moeten zijn voor de beantwoording van de vraag of de door de verzekeraar gemaakte onderzoekskosten voor vergoeding in aanmerking komen.
[appellant] meent dat hij iedere opzettelijke misleiding gemotiveerd heeft betwist en dat het door Aegon in het geding gebrachte bewijs niet toereikend is om opzettelijke misleiding aan te nemen.
6.2.
Volgens [appellant] komt uit de gedingstukken niet naar voren wat de juridische grondslag is van de vordering van Aegon. Voor zover Aegon haar vorderingen op wanprestatie of onrechtmatige daad baseert, heeft zij niet voldaan aan de op haar rustende stelplicht ter zake hiervan. [appellant] betwist onrechtmatig jegens Aegon gehandeld te hebben of wanprestatie jegens haar te hebben gepleegd.
6.3.
Verder meent [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat het op [appellant] weg had gelegen de gevorderde onderzoekskosten gemotiveerd te bestrijden. [appellant] meent overigens dat hij de gevorderde kosten wel gemotiveerd beeft bestreden. Bovendien is de door Aegon overgelegde factuur (conclusie van repliek, prod. 14) niet onderbouwd met een urenspecificatie of nadere toelichting. Niet inzichtelijk wordt gemaakt hoe dit honorarium tot stand is gekomen en op basis van welke grondslag. Wat 'de gemaakte kosten' zijn, is volgens [appellant] evenmin duidelijk.
7. Dit betoog treft naar het oordeel van het hof geen doel. Ook in eerste aanleg heeft Aegon duidelijk een beroep gedaan op opzet tot misleiding van de verzekeraar door [appellant], in de zin van art. 7:941 lid 5 BW. Aegon heeft dit beroep naar het oordeel van het hof deugdelijk onderbouwd door middel van het door haar ingebrachte onderzoeksrapport van Dekra. Anders dan [appellant] kennelijk meent, heeft hij de bevindingen van Dekra, als hiervoor geciteerd, niet voldoende gemotiveerd bestreden (ook niet in appel). Zo heeft [appellant] onder meer niet gemotiveerd betwist dat:
a. de factuur van het Leger des Heils die [appellant] bij Aegon heeft ingediend ter zake van de aankoop van twee fietsen, vervalst blijkt te zijn;
b. [appellant] tijdens het interview met de expert van Aegon getracht heeft (tienmaal) hogere bedragen te claimen met betrekking de aankoop van gouden sieraden dan op de desbetreffende twee facturen is vermeld (factuur/bon 11 en 15).
8. Het hof is van oordeel dat de hiervoor onder a en b genoemde feiten de conclusie rechtvaardigen dat aan de zijde van [appellant] sprake is van opzet de verzekeraar te misleiden in de zin van art. 7:941 lid 5 BW. Dit leidt niet alleen tot verval van het recht op uitkering, maar levert ook een (toerekenbare) onrechtmatige daad van [appellant] op jegens Aegon, die tot schadevergoeding verplicht (hetgeen in deze zaak aan de orde is).
9. Aegon heeft zich, anders dan [appellant] meent, beroepen op onrechtmatige daad en uit dien hoofde schadevergoeding gevorderd (ook in eerste aanleg). Het betoog van [appellant] miskent verder dat een rechter gehouden is om de rechtsgronden ambtshalve aan te vullen (art. 25 Rv). Aegon heeft gesteld (conclusie van repliek onder 18) dat [appellant] haar heeft getracht te misleiden met als doel haar te bewegen tot het doen van een hogere uitkering terwijl daar geen recht op bestond, en dat zij door het handelen van [appellant] onderzoekskosten heeft moeten maken die zij wil terugvorderen. Dit impliceert dat Aegon van mening is dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld en daarom schadeplichtig is jegens Aegon (conclusie van repliek onder 21). Aegon stelt, voor zover hier van belang, dat zij aanspraak maakt op vergoeding van externe onderzoekskosten ten bedrage van € 2.298,99 in verband met het door Dekra verrichte onderzoek.
10. Het hof is van oordeel dat Aegon op grond van de door [appellant] gepleegde onrechtmatige daad recht heeft op vergoeding van de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid in de zin van art. 6:96 lid 2 sub b BW.
Ten aanzien van de gevorderde onderzoekskosten geldt het volgende. Gelet op de aard en ernst van de in het geding zijnde feiten acht het hof het redelijk dat Aegon een extern onderzoekbureau heeft ingeschakeld voor het doen van onderzoek dat is gericht op het vaststellen van schade en aansprakelijkheid. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat Dekra uitgebreid onderzoek heeft verricht naar de achtergrond van deze kwestie. Zoals Aegon heeft gesteld, blijkt naar het oordeel van het hof uit het rapport van Dekra dat een honorarium inclusief kosten van € 2.298,99 (inclusief btw) redelijk is. Het hof overweegt in dit verband als volgt.
11. Uit het rapport van onderzoek (prod. 13 bij conclusie van repliek en de daarbij gevoegde bijlagen) blijkt dat Dekra de volgende werkzaamheden heeft verricht:
- er is beperkt onderzoek verricht in openbare bronnen;
- er is een analyse van het schadedossier gemaakt;
- er is onderzoek gedaan naar de authenticiteit van de ingediende documenten, waarbij tevens contact is opgenomen met een medewerker van het Leger des Heils;
- er is een vergelijking gemaakt tussen de aangiftelijst met ontvreemde inboedel en de aangeleverde facturen;
- er is onderzoek gedaan naar de digitale eigenschappen van de aangeleverde foto’s, die tevens zijn verwerkt in een fotomap (bijlage 4 rapport);
- er is onderzoek gedaan op het schadeadres naar de oorzaak van de schade;
- er is contact opgenomen met de politie waarbij Aegon als belanghebbende is geregistreerd;
- er is op het schadeadres een interview van [appellant] afgenomen, waarbij ook de ingediende facturen en bonnen zijn besproken, en waarbij de verklaring van [appellant] ook auditief is vastgelegd (bijlage 5 rapport);
- er is nader onderzoek verricht bij het Leger des Heils, waarbij de fietsenverkoopplaats van het Leger des Heils aan de [adres] is bezocht;
- er is een belangenbehartiger van [appellant] aan het dossier toegevoegd met wie een mailwisseling is gevoerd, en die door Dekra is doorverwezen naar de afdeling Speciale zaken van Aegon;
- er is een rapport van 9 pagina’s opgemaakt, met 7 bijlagen.
12. [appellant] heeft niet betwist dat deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Hij heeft evenmin betwist dat het verrichten van dit onderzoek in redelijkheid noodzakelijk was in deze zaak (gezien de aard en ernst van de tegen [appellant] gerezen verdenkingen), zodat het hof hier van uit gaat.
Het hof acht de hoogte van de declaratie van Dekra van € 2.298,99 redelijk, gelet op de aard, inhoud en omvang van de door haar verrichte (uitgebreide) werkzaamheden, als hiervoor weergegeven. Dat Dekra niet alleen een honorarium maar ook kosten in rekening heeft gebracht, doet hier niet aan af. Evident is immers dat Dekra niet alleen werkzaamheden heeft verricht (waarvoor zij een honorarium in rekening heeft gebracht) maar ook kosten heeft gemaakt. Uit haar rapport blijkt immers dat zij twee bezoeken aan het schadeadres en een bezoek op de locatie van het Leger des Heils aan de [adres] heeft gebracht. Daarvoor heeft zij onmiskenbaar reiskosten moeten maken. Daarnaast heeft zij (in elk geval) een fotomap en een schriftelijk rapport vervaardigd, waarmee (ook) materiaalkosten zijn gemoeid. Nu het hof het voor het onderzoek in rekening gebrachte bedrag van € 2.298,99 als zodanig redelijk acht, is een specificatie verder niet vereist. De tegen de externe onderzoekskosten gerichte bezwaren van [appellant] falen dan ook.
13. Omdat [appellant] de door Aegon gestelde feiten mede in het licht van het reeds aanwezige bewijsmateriaal onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, is voor bewijslevering in dit geding geen plaats.
14. De conclusie is dat de grieven niet slagen en dat het bestreden vonnis met (gedeeltelijke) wijziging en aanvulling van gronden zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Aegon tot op heden begroot op € 741,- aan verschotten (griffierecht) en € 787,- aan salaris advocaat (1 punt in tarief I volgens Liquidatietarief 2021).
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Verbeek, C.A. Joustra en J.J. Kuipers, en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, op 27 juli 2021 in aanwezigheid van de griffier.