Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-10-2015, nr. 200.166.871/01
ECLI:NL:GHARL:2015:7550, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
08-10-2015
- Zaaknummer
200.166.871/01
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2015:7550, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 08‑10‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:609, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 08‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Uithuisplaatsing. Toestemming tot wijziging verblijf. Niet-ontvankelijkheid pleegmoeder. 1:265i BW, 807 Rv.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.166.871/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 385244)
beschikking van de familiekamer van 8 oktober 2015
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats],verzoekster, verder te noemen: de pleegmoeder,
advocaat: mr. drs. M. Erkens te Rotterdam,
en
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster, verder te noemen: de GI (gecertificeerde instelling).
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. drs. R.F.P. Scheele te Capelle aan den IJssel,
en
[belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Huisman.
1. 1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 februari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 maart 2015;
- het verweerschrift met producties van de GI, ingekomen op 1 mei 2015;
- het verweerschrift van de moeder, ingekomen op 6 mei 2015;
- een faxbericht van mr. T.I. Visser, advocaat van de GI, van 29 juni 2015, ingekomen op diezelfde datum.
2.2
Bij beschikking van 30 april 2015 heeft dit hof het verzoek van de pleegmoeder per direct de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van de beschikking van 23 februari 2015 te schorsen afgewezen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 juni 2015 plaatsgevonden. De pleegmoeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de moeder is haar advocaat verschenen. Namens de GI zijn verschenen T.I. Visser, advocaat en [A], jeugdzorgwerker. De Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen: de raad) is met kennisgeving vooraf niet verschenen.
3. De vaststaande feiten
3.1
Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en de moeder is op [geboortedatum] 2008 te [plaats] geboren [kind], verder te noemen [kind].
3.2
[kind] staat sinds 26 april 2010 onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, thans geheten Stichting Samen Veilig Midden-Nederland, die de maatregel laat uitvoeren door de GI. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd.
3.3
Sinds het uiteengaan van de ouders in september 2009 is [kind] achtereenvolgens geplaatst in een crisispleeggezin (mei 2010), bij de vader (aansluitend in mei 2010), bij de moeder (september 2011) en sedert begin januari 2012 met een machtiging van de kinderrechter in het netwerkpleeggezin van de pleegmoeder, een zus van de vader.
3.4
Bij beschikking van 20 oktober 2014 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] verlengd met ingang van 26 oktober 2014 tot 26 april 2015 voor verblijf in het netwerkpleeggezin van de pleegmoeder.
3.5
Bij vonnis in kort geding van 29 augustus 2014 heeft de voorzieningenrechter de GI geboden tot het binnen twee weken na de datum van dat vonnis doen opstarten van een onderzoek, te verrichten door de raad, naar de rol van de vader in [kind]’s leven bij het vinden naar een goede woonplek voor haar, waarbij in elk geval de volgende mogelijkheden worden bezien: thuisplaatsing van [kind] bij de vader, dan wel thuisplaatsing bij de vader en zijn broer (oom van [kind]) of een gecombineerde zorg en opvoeding van [kind] door de vader en de huidige pleegouders.
3.6
De raad heeft op 24 december 2014 gerapporteerd en geadviseerd.
3.7
Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft de kinderrechter, voor zover hier relevant, de GI op de voet van artikel 1:265i Burgerlijk Wetboek toestemming verleend het verblijf van [kind] te wijzigen in een verblijf in een neutraal pleeggezin (verblijf pleeggezin 24 uurs).
3.8
[kind] verblijft sinds 2 april 2015 in een neutraal pleeggezin.
4. 4. De omvang van het geschil
4.1
De pleegmoeder is met vijf grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van 23 februari 2015. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De pleegmoeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de GI niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel het verzoek af te wijzen en subsidiair de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat een onafhankelijk onderzoek ex artikel 810 a Rv wordt uitgevoerd naar de vragen die in het deelonderzoek zijn onderzocht dan wel dit onderzoek te laten voorzien van een professioneel onafhankelijke second opinion.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het door de pleegmoeder ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.3
De moeder voert eveneens verweer en verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De vader heeft ter mondelinge behandeling een zelfstandig verzoek ex artikel 810a lid 2 Rv gedaan. De vader verzoekt het hof om ex artikel 810a lid 2 Rv een deskundige te benoemen, zoals het NIFP dan wel het KSCD dan wel een andere deskundige, om onderzoek uit te voeren naar de vragen die in het deelonderzoek van de Raad zijn onderzocht dan wel dit onderzoek te laten voorzien van een professioneel onafhankelijke second opinion.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Per 1 januari 2015 is de Wet tot wijziging van boek 1 BW inwerking getreden. Blijkens artikel 28 van de Overgangswet nieuw BW is het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift in beginsel bepalend voor de toepassing van het sindsdien geldende recht. Nu in de Overgangswet nieuw BW geen afwijkende bepaling is opgenomen over de toepassing van het geldende recht met ingang van 1 januari 2015 ten aanzien van uithuisplaatsingen, anders dan bijvoorbeeld voor de ondertoezichtstelling in artikel 28 Overgangswet het geval is, brengt een redelijke wetsuitleg met zich dat tot 1 januari 2015 de oude bepalingen en vanaf 1 januari 2015 de nieuwe bepalingen gelden.Nu het verzoekschrift van de GI op 23 januari 2015 bij de rechtbank is ingediend gelden de nieuwe bepalingen.
5.2
Ingevolge artikel 1: 265i lid 1 BW behoeft de GI de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste een half jaar door een ander als de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin.Ingevolge lid 2 van dit artikel wordt de toestemming door de kinderrechter op verzoek van de GI verleend en slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
5.3
Ingevolge artikel 807 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat tegen beschikkingen ingevolge de artikelen 257 en 259, alsmede de artikelen 262a, derde lid, 262b, 263, derde lid, 264 en 265, met uitzondering van beschikkingen ingevolge artikel 265f, tweede lid van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.5.4 Het hof is op grond van het vorenstaande met de GI van oordeel dat tegen een beschikking op grond van artikel 1:265i BW geen hoger beroep kan worden ingesteld en dat de pleegmoeder dientengevolge niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank van 23 februari 2015. De pleegmoeder kan worden toegegeven dat de redactie van artikel 807 Rv met betrekking tot de appellabiliteit van beslissingen op grond van de artikelen 1: 265a BW tot en met 1: 265k BW niet consistent is. Uitzondering op de uitsluiting van het hoger beroep van beslissingen op grond van artikel 1: 265f BW heeft alleen betekenis, als onder de vermelding van artikel 1:265 BW in artikel 807 Rv ook de opvolgende artikelen 1:265a e.v. BW worden gelezen. Steun voor deze lezing van
artikel 807 Rv is te vinden in de wetsgeschiedenis (kamerstukken I 2011/2012, 33.061, A-1 III, onderdeel A) waaruit blijkt dat de wetgever voor ogen heeft gehad de beslissing van de rechtbank op het verzoek van de GI tot wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige uit te sluiten voor hoger beroep, omdat dit een beslissing is met een ordenend en voorlopig karakter.
5.5
Het vorenstaande betekent dat ook het verzoek van de pleegmoeder te bepalen dat een onafhankelijk onderzoek ex artikel 810a Rv wordt uitgevoerd naar de vragen die in het deelonderzoek zijn onderzocht dan wel dit onderzoek te laten voorzien van een professioneel onafhankelijke second opinion, voor zover de pleegmoeder daar al een beroep op zou kunnen doen, alsmede het ter mondelinge behandeling ter zake gedane zelfstandig verzoek van de vader, geen bespreking meer behoeven en zullen worden afgewezen.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de pleegmoeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, G.P.M. van den Dungen enT.M. Blankestijn, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 8 oktober 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.