Conc.: 1289
Rb. Noord-Holland, 30-11-2016, nr. C/15/248956 / KG ZA 16-749
ECLI:NL:RBNHO:2016:9878
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
30-11-2016
- Zaaknummer
C/15/248956 / KG ZA 16-749
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2016:9878, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 30‑11‑2016
Uitspraak 30‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Beroep architect op zijn persoonlijkheidsrechten afgewezen
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/248956 / KG ZA 16-749
Vonnis in kort geding van 30 november 2016
in de zaak van
[eiser/verweerder] ,
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.R. de Zwaan te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VIER JAARGETIJDEN B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.A.H. Bruinhof te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en De Vier Jaargetijden genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding,
- -
de brief van mr. de Zwaan van 11 november 2016 met een set producties 1 t/m 16,
- -
de brief van mr. V.S. Bouwman van 11 november 2016 met producties 1 t/m 5,
- -
de brief van mr. V.S. Bouwman van 14 november 2016 met een eis in reconventie namens De Vier Jaargetijden,
- -
de brief van mr. de Zwaan van 14 november 2016 met daarbij een aanvullende productie 12a,
- -
de brief van mr. V.S. Bouwman van 15 november 2016 met daarbij een aanvullende productie 6,
- -
de brief van mr. de Zwaan van 15 november 2016 met daarbij een wijziging/vermeerdering eis,
- -
de mondelinge behandeling,
- -
de pleitnota van [eiser/verweerder]
- -
de pleitnota van De Vier Jaargetijden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De Vier Jaargetijden is sinds 2015 eigenaar van het voormalig bestuurscentrum van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aan de [adres] (hierna: het kantoorpand).
2.2.
Het kantoorpand maakt onderdeel uit van een complex, oorspronkelijk bestaande uit een drietal gebouwen rond een binnenhof, dat sinds het begin van de 18e eeuw heeft gediend als bestuurscentrum van de Noord-Hollandse waterschappen. Dit oorspronkelijk complex is in 1967 onder nummer [adres] ingeschreven in het monumentenregister.
2.3.
[eiser/verweerder] heeft in 1973 opdracht gekregen het complex uit te breiden met kantoorbebouwing langs de [adres], aansluitend aan de historische “architectenwoning” en een vergadercentrum aansluitend aan het historische “Gemeenlandshuis”, aan de zijde van de Zuidervesting. Deze uitbreiding is opgeleverd in 1978, vanaf welk moment het vergadergedeelte als vergadercentrum in (mede)gebruik is bij de gemeente [gemeente] (hierna: de Gemeente). Op dit moment wordt het vergadergedeelte door de Gemeente nog voor de duur van een jaar gehuurd van De Vier Jaargetijden.
2.4.
Het kantoorpand is een bouwwerk dat valt onder de bescherming van de Auteurswet (Aw) (artikel 10 lid 1, aanhef en onder 6 ͦ Aw). [eiser/verweerder] is als architect rechthebbende op de auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten in de zin van artikel 25 Aw met betrekking tot dit werk.
2.5.
De Vier Jaargetijden is een projectontwikkelaar en heeft voorbereidingen getroffen voor de verbouw van het kantoorpand aan de [adres] tot een achttal appartementen; drie op de begane grond, drie op de eerste etage en twee L-vormige appartementen op de zolderverdieping (hierna: het bouwplan), welke appartementen inmiddels zijn verkocht onder de gemeenschappelijke naam “De Heemraadshof”. Voor het bouwplan zijn op 20 en 21 januari 2016 omgevingsvergunningen verleend voor de sloop en het gedeeltelijk vervangen van het kantoorpand.
2.6.
Bij brief van 7 december 2015 heeft Prof. Ir. [A.] zijn bezorgdheid uitgesproken over het bouwplan, waartoe hij in zijn brief het volgende aanvoert :
“(…)
Het voorliggende gebouwencomplex is een zeldzaam mooi Hollands Ensemble bij gratie van haar geprononceerde ligging te midden van het buitengewoon mooie historische stadsgezicht van [woonplaats] maar ook door de uitmuntende toevoegingen van de zichtbaar klassiek geschoolde architecten schaling en prof. ir. [eiser/verweerder] in 1974 resp. 1979.
[eiser/verweerder] analyseerde en begreep bij aanvang van zijn opdracht de bijzondere kwaliteiten van de voorliggende historische context en klassieke panden ter plekke. Vervolgens slaagde hij er op voortreffelijke wijze in om door middel van genereuze stedenbouwkundige en architectonische principes (t.w. routing, schaal, proportie, kleur, lichtinval etc.) met zijn nieuw ontworpen bouwdelen een knap geheel te midden van de bestaande context te smeden en zodoende een memorabel en klassiek ensemble te componeren.
Betreurenswaardig zijn in dat verband de genomen besluiten omtrent verkoop en op handen zijnde functiewijziging. De voorliggende verbouwingsvoorstellen doen op het eerste gezicht onschuldig aan maar blijken bij nauwkeuriger bestudering ter plekke een ongemeen dominante impact voor het monumentale karakter te impliceren.
Allereerst dreigt de prachtige sequentie van openbare plekken en hoven met één brutale beweging t.b.v. een aanlokkelijke privatisering onderuit gehaald te worden en blijkt het hoofdprincipe van ontsluiting – de basis onder het hele plan – in de toekomst niet langer te bestaan.
Vervolgens worden bij het doorvoeren van de functionele wijzigingen extra architectonische ingrepen voorgesteld die het geheel ondubbelzinnig zullen aantasten – zelf verminken. De onontkoombare gevolgen van de beslissingen zijn reeds heden met de in gang gezette verbouwingen aan de oostzijde van het complex zichtbaar. Zij spreken daarnaast ook duidelijk uit de ingediende plannen, met name die voor de zuidgevel van de woningen aan de zijde van de tweede binnenplaats. [eiser/verweerder]’s fijnzinnige en rijke detailleringen worden zonder enige noodzaak bruut gesloopt en voetstoots geacht vervangen te kunnen worden door hedendaagse no-nonsense standaardoplossingen.
(…)”
2.7.
Op 14 juni 2016 heeft [eiser/verweerder] De Vier Jaargetijden gesommeerd om uiterlijk 21 juli 2016 te bevestigen dat zij geen inbreuk zal maken op de persoonlijkheidsrechten van [eiser/verweerder] op zijn ontwerp van het Heemraadscomplex en in het bijzonder op het ontwerp van het kantoorpand.
2.8.
De ‘Welstand- en monumentencommissie [gemeente]’ heeft in haar brief van 25 juli 2016, met daarin haar positieve advies ten aanzien van het project, mede in reactie op de brief van [A.], voor zover van belang, het volgende overwogen:
“(…)
De status van beschermd stadsgezicht heeft met zich gebracht dat de commissie veel aandacht heeft besteed aan de reconstructie van de voorgevel, zodat zo veel mogelijk recht is gedaan aan de huidige karakteristiek. Dat wordt door [A.] in zijn second opinion onderkend.
De commissie heeft geoordeeld dat de aanpassingen aan de achtergevel inderdaad ingrijpend zijn, zoals deze door de heer [A.] aangegeven, maar op basis van de welstandsnota en gezien de ligging in de binnenstad acceptabel zijn. Hoewel de commissie de renovatie van het blok graag in de context had gezien van een totale visie op het complex, acht zij de beschutte achterafligging van de achtergevel dermate informeel dat een incidentele aanpak op deze schaal geen inbreuk hoeft te vormen op het complex als geheel.
De commissie sprak haar waardering uit over de verandering in het ontwerp van de voorgevel die inhield dat de voordeuren in de achtergevel (zuidgevel) werden geplaatst. Naar de mening van de commissie nam hierdoor, door de directe betrokkenheid van de woningen op het binnengebied, de kwaliteit van de binnentuin toe. Tevens is naar aanleiding van het advies van de commissie de uitbouw op de begane grond aan de achterzijde verkleind en meer in de baksteenarchitectuur opgenomen, waarin ook de dakterrassen meer zijn weggewerkt. Het plaatmateriaal aan de achterzijde is daarmee komen te vervallen waardoor de gevel een hoogwaardige uitstraling kreeg. Deze gevel wijkt nu inderdaad af van de andere gevels in het binnengebied maar niet in die mate dat de commissie het een onacceptabele stijlinbreuk vindt.
(…)”
2.9.
Tegen de verleende omgevingsvergunningen is onder meer door [eiser/verweerder] bezwaar en vervolgens beroep ingesteld. In het kader van de daartegen geëntameerde voorlopige voorziening procedure is voor wat betreft de noordgevel aan de [adres] namens [eiser/verweerder] aangevoerd, dat is voldaan aan de eis van de welstandscommissie om de bestaande architectuur te respecteren maar dat de zuidgevel op dat punt ongewijzigd is gebleven.
2.10.
Op 6 oktober 2016 heeft [eiser/verweerder] bij verzoekschrift ex artikel 1019e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de voorzieningenrechter van deze rechtbank (samengevat en voor zover van belang) verzocht om:
De Vier Jaargetijden te bevelen zich van iedere inbreuk op auteursrechten van [eiser/verweerder] te onthouden respectievelijk zich van inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van [eiser/verweerder] te onthouden door aanvang en/of uitvoering van de gedeeltelijke sloopwerkzaamheden aan de gevels van het Kantoorpand gelegen aan de [adres] en een eventueel reeds hierdoor veroorzaakte inbreuk te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom.
Bij beschikking van 7 oktober 2016 (hierna ook te noemen: het ex parte bevel) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek toegestaan zoals verzocht.
2.11.
Bij vonnis van deze rechtbank, sector bestuursrecht, van 29 september 2016 (zaaknummer HAA 16/3035) zijn de bestreden omgevingsvergunningen in stand gelaten. Tegen deze uitspraak is (pro forma) hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.
2.12.
Bij brief van 14 november 2016 heeft [A.] het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Volendam in reactie op de verleende omgevingsvergunningen het volgende bericht:
“(…)
Inmiddels heb ik kennis genomen van de brief van de Welstand- en monumentencommissie d.d. 25 juli 2016 waarin de commissie aangeeft dat de bedoelde aanpassingen inderdaad ingrijpend, maar gezien de ligging in het binnengebied naar zijn mening wel acceptabel zijn. “Hoewel de commissie de renovatie van het blok graag in de context had gezien van een totale visie op complex, acht zij de beschutte achterafligging van de achtergevel dermate informeel dat een incidentele aanpak op deze schaal geen inbreuk hoeft te vormen op het complex als geheel.”
De commissie gaat er hierbij ten onrechte aan voorbij dat het bij de zuidgevel niet gaat om een “achtergevel in een beschutte achterafligging” maar – sinds de spiegeling van de oorspronkelijke plannen – om de entreegevel tot een complex met acht appartementen, gelegen aan een openbaar toegankelijk gebied dat tevens dient ter ontsluiting van een naastgelegen vergadercomplex met publieke tribune en dat een belangrijke rol vervult in het brengen van samenhang in dit monumentale complex als geheel. Ik ben daarom van mening dat de commissie u geheel ten onrechte heeft geadviseerd om de voorgestelde verbouwingen toe te staan.
(…)”
2.13.
De bestaande noordgevel aan de [adres] ziet er als volgt uit:
2.14.
De nieuwe noordgevel aan de schepenmakerdijk zal er na de verbouwing als volgt uitzien:
2.15.
De bestaande zuidgevel ziet er als volgt uit:
2.16.
De zuidgevel in de nieuwe situatie zal er als volgt uitzien:
3. Het geschil in conventie
3.1.
[eiser/verweerder] vordert
- 1.
Gedaagde na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te verbieden om inbreuk te maken op de auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten van eiser door uitvoering van de verbouwingsplannen als vastgelegd in productie .., of door uitvoering van daarmee zodanig overeenstemmende plannen dat nog steeds sprake is van de schending van de auteursrechten van [eiser/verweerder] ex artikel 25 lid 1 sub c en sub d Auteurswet;
- 2.
Te bepalen dat gedaagde een dwangsom verbeurt van € 100.000,- per keer, of naar keuze van eiser per dag dat gedaagde in strijd handelt met het sub 1 gevorderde verbod;
- 3.
Te bepalen dat de eis in de hoofdzaak op voet van artikel 260 Rv. binnen 6 (zes) maanden na de datum van het ten deze te wijzen vonnis moet worden ingesteld en dat anders de getroffen voorzieningen hun rechtskracht verliezen mits gedaagde een ter zake doende griffie verklaring heeft ingediend;
- 4.
Gedaagde te veroordelen tot vergoeding van de redelijke en evenredige proceskosten ex artikel 1019h zoals nader gespecificeerd in overgelegde bijlage.
3.2.
[eiser/verweerder] legt aan zijn vordering, samengevat en voor zover van belang, het volgende ten grondslag.
De voorgenomen veranderingen vormen een verminking of ten minste een ernstige onredelijke wijziging van het ontwerp van [eiser/verweerder] in de zin van artikel 25 lid 1 sub c en d Aw. Geen van voorgenomen wijzigingen is noodzakelijk en de functionaliteit daarvan mag zelfs worden betwijfeld; de grote raampartijen in de zuidgevel komen het klimaat in de binnenruimte niet ten goede en zijn voor de lichtinval bepaald onnodig. De voor het oorspronkelijke aanzien desastreuze balkons zijn niet meer dan 40 cm diep zodat men er nauwelijks kan staan, laat staan prettig zitten. De sloop van het terugspringende geveldeel levert 60 cm2 ruimtewinst op en de voordeur in het meest rechts gelegen deel kan achterwege blijven bij een eenvoudige aanpassing van de binnenruimte. Ten aanzien van de noordgevel zijn de voorgenomen wijzigingen niet noodzakelijk; een raampartij op de bovenste verdieping is nodig en nuttig maar niet zo hoog. De dubbele openslaande deuren zijn niet nuttig of noodzakelijk en zelfs in tegendeel, bepaald onpraktisch. [eiser/verweerder] heeft bovendien sinds juni 2015 eigener beweging voorstellen gedaan voor alternatieve oplossingen. Ook aan het vereiste dat de aantasting nadeel dreigt toe te brengen aan de eer of de naam van de maker wordt voldaan.
3.3.
De Vier Jaargetijden voert, samengevat en voor zover van belang, het volgende verweer.
Er is geen sprake van schending van het persoonlijkheidsrecht van [eiser/verweerder]. Ten aanzien van de noordgevel beroept De Vier Jaargetijden zich op rechtsverwerking. Ten aanzien van de zuidgevel is volgens De Vier Jaargetijden in feite sprake van volledige sloop van de bestaande gevel, welke totale vernietiging niet kan worden gezien als een wijziging waartegen de maker zich kan verzetten. Hoe dan ook vormen de voorgestelde wijzigingen in de voor- en achtergevel, subsidiair, noch een onredelijke wijziging, noch verminking van het ontwerp van [eiser/verweerder]. In dit kader wijst De Vier Jaargetijden er op dat een gebouw een gebruiksfunctie heeft en dat van een eigenaar of gebruiker van een gebouw niet kan worden verwacht dat hij tot in lengte der dagen een pand in stand houdt dat niet geschikt is voor het gebruik dat hij ervan wenst te maken. De toets, die geldt om te bepalen of de plannen van De Vier Jaargetijden een onredelijke wijziging (of zelfs verminking) van het pand vormen, is dus streng.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1.
De Vier Jaargetijden vordert
a) het onder 1 van het dictum van de beschikking van 7 oktober 2016 uitgesproken bevel, strekkende tot een verbod voor De 4 Jaargetijden om de sloopwerkzaamheden aan de gevels van het litigieuze kantoorpand aan te vangen of uit te voeren, op te heffen;
b) [eiser/verweerder] op voet van artikel 1019h Rv te veroordelen in de kosten van de procedure in reconventie.
4.2.
Onder verwijzing naar haar verweer in conventie concludeert De Vier Jaargetijden dat geen sprake is van een inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van [eiser/verweerder], zodat er geen grond bestaat voor het verbod en opheffing daarvan in de rede ligt. De Vier Jaargetijden geeft aan dat zij daarbij een spoedeisend belang heeft, gezien de aanzienlijke schade die zij lijdt in de verbouwing van het kantoorpand nog verdere vertraging oploopt.
4.3.
[eiser/verweerder] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en in reconventie
5.1.
Gelet op de nauwe verwevenheid van de over en weer in conventie en reconventie ingestelde vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen, zullen deze vorderingen in het hierna volgende zoveel mogelijk gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
De aard van het kort geding brengt mee dat als naar het voorlopig oordeel van de rechter de gedaagde verplicht is bepaalde gedragingen na te laten, toewijzing van een verbod afhankelijk is van een belangenafweging, waarbij onder meer in aanmerking moet worden genomen enerzijds het voorlopig karakter van het rechterlijk oordeel in kort geding en de ingrijpendheid van de gevolgen van een eventueel verbod voor de gedaagde en anderzijds de omvang van de schade die voor eiser dreigt, indien een verbod zou uitblijven (zie o.m. HR 15 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1919).
5.3.
Het bepaalde in de Auteurswet met betrekking tot de bescherming van werken als de onderhavige maakt onderscheid tussen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, waartegen de rechthebbende op bescherming zich kan verzetten indien dit nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid, en daarnaast de wijziging van het gebouwde waartegen de maker van het werk zich slechts binnen de grenzen van de redelijkheid kan verzetten.
5.4.
Toetsend aan bovengenoemde maatstaf en relevante bepalingen in de Auteurswet moet het gevorderde verbod in deze zaak worden afgewezen. Een en ander zal in het hierna volgende worden toegelicht.
Kwalificatie veranderingen in het kantoorpand door het bouwplan
5.5.
Allereerst wordt daartoe beoordeeld hoe de voorgenomen veranderingen in de noordgevel en de zuidgevel moeten worden gekwalificeerd. Met betrekking tot de beantwoording van deze vraag is mede van belang of en zo ja, in hoeverre op beslissende wijze afbreuk zal worden gedaan aan het eigen, persoonlijk karakter van het kantoorpand als gevolg van de voorgenomen verbouwing.
Noordgevel
5.6.
Ten aanzien van de noordgevel heeft [eiser/verweerder] aangevoerd dat in zijn ontwerp de visuele en constructieve samenhang tussen de muurvlakken boven en naast de latei, die bereikt wordt met het metselwerk tussen de betonnen latei en de dakrand, in het oog springen. Volgens [eiser/verweerder] wordt deze bepaald niet ondergeschikte trek van het ontwerp geruïneerd door de onnodig hoge nieuwe raampartij die nauwelijks ruimte laat tussen de latei en de dakrand. Door de voorgenomen ingreep wordt het aanzien van de top van de gevel plots fragiel en wezensvreemd aan het ontwerp. De door De Vier Jaargetijden voorgenomen vervanging van het middelste raam door dubbel openslaande glasdeuren breekt voorts volgens [eiser/verweerder] het ritme en het gelid waarin de raampartij op de begane grond is georganiseerd. De compositie van de robuuste ramen, met een gemetselde borstwering die bijdraagt aan het stoere, stenige, licht ongenaakbare karakter van de gevel worden vervangen door glasdeuren die het gevoel oproepen alsof men een winkel binnenstapt. Ten slotte verstoort De Vier Jaargetijden door haar plan om de smalle raampartijen te vervangen door de voorgestelde ramen met hardstenen dorpels als “Fremdkörper” de balans en het ingetogen beeld van de gevels. Daarbij is het van belang dat de indeling, detaillering en materiaaltoepassing essentiële uitdrukkingsmogelijkheden zijn van de architect bij de compositie van de gevel, aldus nog steeds [eiser/verweerder].
5.7.
De Vier Jaargetijden heeft hiertegen ingebracht dat er slecht sprake is van wijzigingen van de gevels op een beperkt aantal punten, waarbij het basisidee van [eiser/verweerder] - een geparcelleerd gebouw met een afgeknotte topgevel die aansluit bij de oorspronkelijke bouwdelen van het complex - aan de voorkant in tact blijft. De aanpassingen komen bovendien stuk voor stuk voort uit de wijziging van de functie - van kantoorpand naar startersappartementen - en dienen ertoe het wooncomfort en de woonkwaliteit te verbeteren. Ten aanzien van de voorgevel beroept De Vier Jaargetijden zich daarnaast op rechtsverwerking, nu [eiser/verweerder] zich in de gevoerde bestuursrechtelijke procedures geheel niet heeft verzet tegen de voorgenomen aanpassingen in de voorgevel en in dat kader zelfs expliciet heeft bevestigd dat het nieuwe ontwerp aan de straatzijde zijn oorspronkelijke ontwerp respecteert.
5.8.
De voorzieningenrechter is met De Vier Jaargetijden van oordeel dat de wijzigingen in de noordgevel zodanig beperkt zijn dat daarmee het basisidee van [eiser/verweerder] ten aanzien van het geparcelleerde gebouw in tact blijft. De voorzieningenrechter constateert verder dat de wijzigingen zijn ingegeven door de gewijzigde functie van het gebouw en in die context niet onredelijk zijn te oordelen. De redenen voor de wijzigingen in de noordgevel zijn stuk voor stuk te vinden in de gewijzigde gebruikseisen in verband met de nieuwe woonbestemming van het pand. Door de openslaande deuren ontstaat meer contact met de straat en wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter duidelijk dat het om drie verschillende woongebouwen gaat, hetgeen het idee van parcellering van [eiser/verweerder] overigens juist ten goede komt. Het nut en de noodzaak van het nieuwe raam in de nok van de gevel wordt ook door [eiser/verweerder] ingezien, zij het dat dit raam in zijn visie minder hoog zou moeten worden uitgevoerd. De voorzieningenrechter oordeelt dat er wel degelijk belang bestaat bij een raam in de nok met een hoogte zoals thans in het ontwerp van De Vier Jaargetijden voorzien. Bewoners zullen immers op ooghoogte naar buiten willen kunnen kijken en daarnaast is een groter raam ook van belang voor de lichtinval op de bovenste verdieping, waaraan in geval van woningbouw zeer begrijpelijk behoefte bestaat. De voorzieningenrechter weegt in dit kader mee dat eerder in de bestuursrechtelijke procedure namens [eiser/verweerder] is bevestigd, dat met het bouwplan aan de noordgevel is voldaan aan de eis van de ‘Welstand- en monumentencommissie [gemeente]’ om de bestaande architectuur te respecteren. Ook om die reden acht de voorzieningenrechter het niet redelijk daarover nu nog te klagen en moet voorshands worden geoordeeld dat [eiser/verweerder] zijn rechten in dat opzicht dan ook heeft verwerkt.
5.9.
De conclusie ten aanzien van de noordgevel is dat sprake is van een wijziging in de zin van artikel 25 lid 1 aanhef en onder c Aw, waarvoor geldt dat het verzet van [eiser/verweerder] daartegen voorshands in strijd moet worden geoordeeld met de redelijkheid.
Zuidgevel
5.10.
Ten aanzien van de zuidgevel heeft [eiser/verweerder] aangevoerd dat in de bouwplannen van De Vier Jaargetijden sprake is van zes drastische ingrepen die de essentie van de compositie en continuïteit van de geparcelleerde gevelarchitectuur aantasten en die geweld aandoen aan de dierbare intimiteit en ritmiek van de binnenhovenstructuur. Zo
- 1.
veroorzaken de balkons een fatale breedtewerking op de hemelwaarts gerichte gevels,
- 2.
verwoest de sloop van de terugspringende gevel de intieme sfeer van de binnenhof,
- 3.
elimineert de vervanging van smalle ramen aan weerzijden van het middendeel, door sterk afwijkende grote glaspartijen, de compositorische opbouw met de brede middenpartij en de smalle zijramen zoals deze als samenbindende karakteristiek in alle gevels van het bestuurscomplex is doorgevoerd;
- 4.
daarnaast wordt de gezichtsbepalende karaktervolle latei met hijsblok vervangen, en
- 5.
verdwijnt het ritme en de robuustheid van de oorspronkelijke raampartijen op de begane grond door vervanging daarvan door een tot de vloer doorlopende raampartijen;
- 6.
de organisatie van de begane grond met raampartijen en voordeuren laat bovendien niets heel van het oorspronkelijke aanzien, de compositie en de kwaliteit van het gevelontwerp van [eiser/verweerder].
5.11.
De Vier Jaargetijden heeft zich ten aanzien van de zuidgevel primair op het standpunt gesteld dat in feite sprake is van volledige sloop van de bestaande gevel. De gehele aanblik van deze gevel zal zodanig worden gewijzigd dat daarin de auteursrechtelijk beschermbaar te achten elementen uit het ontwerp van [eiser/verweerder] niet meer zijn terug te vinden en ook de binnenzijde van het pand zal onherkenbaar veranderen. Deze totale vernietiging kan niet worden gezien als een wijziging waartegen de maker zich kan verzetten, aldus De Vier Jaargetijden.
5.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat als gevolg van de door De Vier Jaargetijden voorgenomen sloop en verbouwing van de zuidgevel in vergaande mate afbreuk wordt gedaan aan het eigen, persoonlijk karakter van die gevel. Van een totale vernietiging, die volgens heersende jurisprudentie niet kan worden aangemerkt als een aantasting in het werk in de zin van artikel 25 lid 1 aanhef en onder d Aw, is geen sprake, nu ook na sloop van de zuidgevel kenmerkende elementen in het ontwerp van het kantoorpand door [eiser/verweerder] gehandhaafd en zichtbaar zullen blijven in het nieuwe ontwerp.
5.13.
Het voorgaande brengt met zich dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake is van een aantasting van de zuidgevel in de zin van artikel 25 lid 1 aanhef en onder d Aw. Of ook sprake is van een misvorming of verminking is afhankelijk van subjectieve smaak, maar hoe dan ook is sprake van “andere aantasting” in de zin van artikel 25 lid 1 aanhef en onder d Aw, waartegen de Auteurswet bescherming beoogt te bieden indien deze aantasting nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in die hoedanigheid. Het criterium ‘nadeel aan de eer, naam of waarde van de maker’ is evenwel ook niet absoluut en impliceert een afweging van belangen. Die belangenafweging moet in dit geval worden toegepast.
5.14.
[eiser/verweerder] heeft in dit kader aangevoerd dat door de publiciteit en door het vele jarenlange succesvolle gebruik als raadszaal van de gemeente, het publiek en zeker het ingevoerde publiek de uitbreiding van het bestuurscomplex zal vereenzelvigen met [eiser/verweerder]. [eiser/verweerder] heeft als gevierd architect met een duidelijke signatuur, die ondanks zijn gevorderde leeftijd nog actief is, een naam hoog te houden.
5.15.
De Vier Jaargetijden voert aan dat enige schade aan de eer of naam van [eiser/verweerder] als gevolg van de wijzigingen van het pand niet te verwachten is. Dit volgt uit de omstandigheid dat de voorgestelde wijzigingen functioneel zijn ingegeven en door weinigen gezien zullen worden.
5.16.
De rechtbank is van oordeel dat - op grond van na te melden omstandigheden - voorshands moet worden geoordeeld dat geen sprake is van een aantasting, die nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van [eiser/verweerder] of aan zijn waarde in zijn hoedanigheid van architect van het kantoorpand.
- -
De maker van een bouwwerk moet er rekening mee houden dat er in de loop der tijd in verband met functionele wijzigingen van de bestemming veranderingen nodig zijn die zelfs tot (gedeeltelijke) aantasting van het werk kunnen leiden.
- -
De aantasting is in casu niet lichtvaardig tot stand gekomen en het is bovendien niet de bedoeling [eiser/verweerder] daarmee te benadelen. In dit kader is aannemelijk geworden dat de aanpassingen in het werk uitsluitend plaatsvinden om het werk behoorlijk aan zijn nieuwe woonfunctie te kunnen laten beantwoorden en niet omdat het werk van [eiser/verweerder] of zijn waarde als bouwmeester zouden worden geminacht. De functiewijziging wordt gerealiseerd op verzoek van de gemeente, nu de invulling als kantoor niet mogelijk is gebleken (het kantoorpand staat al zeven jaar leeg) en de gemeente – gezien de daaraan bestaande behoefte – de wens heeft uitgesproken om ter plekke starterswoningen te realiseren. Van belang hierbij is dat de door [eiser/verweerder] aangedragen alternatieven voor de zuidgevel niet optimaal voldoen aan de aan woonruimte te stellen kwaliteitseisen en de wensen van de kopers van de appartementen, waarbij de voorzieningenrechter - anders dan [eiser/verweerder] - meent, dat hiertoe grote ramen en een buitenruimte, hoewel van beperkte omvang, in zeer grote mate bijdragen. Bewoners zullen immers op deze wijze optimaal kunnen genieten van dag- en zonlichttoetreding. Aan woningen worden in dit kader andere eisen gesteld dan aan een kantoorpand. De Vier Jaargetijden was om die reden dan ook niet gehouden de door [eiser/verweerder] voorgestelde alternatieven voor de zuidgevel te volgen.
- -
De meest vergaande wijzigingen vinden plaats aan de zuidgevel gelegen aan de binnenhof van het complex. Deze binnenhof zal - naar de voorzieningenrechter heeft begrepen - in beginsel alleen toegankelijk zijn voor bewoners en nog slechts gedurende een jaar zijn opengesteld voor een beperkt publiek, te weten het publiek dat de raadsvergaderingen van de Gemeenteraad van [gemeente] wenst bij te wonen. Ook die omstandigheid draagt ertoe bij dat aan de naam of eer van [eiser/verweerder] of aan zijn waarde in zijn hoedanigheid van architect geen nadeel zal worden toegebracht, althans niet in een zodanige mate dat dit nadeel als relevant nadeel dient te leiden tot het gevraagde verbod.
- -
Het werk van [eiser/verweerder] goed is gedocumenteerd.
- -
De lange periode tussen realisatie van het kantoorpand en de (functie)wijziging.
5.17.
De conclusie ten aanzien van de zuidgevel is dat voorshands moet worden geoordeeld dat er weliswaar sprake is van een aantasting in de zin van artikel 25 lid 1 aanhef en onder d Aw, maar dat die geen nadeel zal kunnen toebrengen aan de eer of de naam van [eiser/verweerder] als maker van het kantoorpand of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.
5.18.
De vordering in conventie zal in verband met het voorgaande worden afgewezen.
5.19.
Het vorenstaande brengt ook met zich dat de voorzieningenrechter de vordering van De Vier Jaargetijden in reconventie tot opheffing van het ex parte bevel zal toewijzen.
5.20.
Als in conventie en in reconventie in het ongelijk gestelde partij zal [eiser/verweerder] worden veroordeeld in de proceskosten van De Vier Jaargetijden op voet van artikel 1019h Rv. De Vier Jaargetijden heeft een kostenstaat in het geding gebracht die sluit op een totaalbedrag van € 15.333,00 maar heeft ter zitting aangegeven haar vordering ter zake te beperken tot een bedrag van € 15.000,00. Nu dit bedrag aansluit bij de indicatietarieven in IE-zaken, waarin voor niet eenvoudige korte gedingen (als de onderhavige) een
maximumbedrag is genoemd van € 15.000,-, leidt dit ertoe dat in totaal een bedrag van € 15.000,00, te vermeerderen met € 619,- aan griffierecht, toewijsbaar is in het kader van de proceskostenveroordeling.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst het gevorderde af,
in reconventie
6.2.
herziet de bij beschikking van 7 oktober 2016 gegeven voorziening in die zin dat het bij die beschikking gegeven bevel per direct wordt opgeheven,
in conventie en in reconventie
6.3.
veroordeelt [eiser/verweerder] in de proceskosten aan de wijze van De Vier Jaargetijden tot op heden begroot op € 15.619,00;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.A.H. Stam op 30 november 2016.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑11‑2016