HR, 28-02-2012, nr. S 11/01696 B
ECLI:NL:HR:2012:BU8768
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28-02-2012
- Zaaknummer
S 11/01696 B
- LJN
BU8768
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BU8768, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑02‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BU8768
- Wetingang
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0112
NbSr 2012/155
Uitspraak 28‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Beklag ex art. 552a Sv. OM-cassatie. 1. Mondeling verzoek om teruggave. 2. Maatstaf. Ad 1. De wet kent niet de mogelijkheid dat een verzoek om teruggave mondeling wordt gedaan. De Rechtbank had daarom niet mogen toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beklag voor zover dit betrekking had op de ketting en had klager in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beklag behoren te verklaren. Ad 2. Ten tijde van de beoordeling door de Rechtbank berustte het beslag t.a.v. de personenauto’s op art. 94a Sv. Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een dergelijk beslag dient de rechter te onderzoeken a. of ten tijde van zijn beslissing sprake is van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de 5e categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. De Rechtbank heeft, bezien haar overwegingen, het voorgaande miskend.
28 februari 2012
Strafkamer
nr. S 11/01696 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 12 januari 2010, nummer RK 09/1528, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Rijnmond, Stadsgevangenis Rotterdam" te Hoogvliet.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Namens deze hebben mr. L. Plas en mr. H.H.J. Knol, beiden plaatsvervangend Officier van Justitie bij het arrondissementsparket Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot de verdere afhandeling als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt met diverse klachten op tegen de gegrondverklaring van het beklag.
2.2. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Onder de klager is op de voet van art. 94 Sv een aantal goederen, waaronder twee personenauto's en een gouden ketting met kruis in beslag genomen. Ten aanzien van de beide personenauto's is het beslag door middel van een door de Officier van Justitie gevorderde en door de Rechter-Commissaris gegeven machtiging in de zin van art. 103 Sv als een beslag op de voet van art. 94a Sv ten aanzien van de klager gehandhaafd. Het namens de klager ingediende klaagschrift op de voet van art. 552a Sv strekt tot opheffing van het beslag en teruggave aan de klager van de twee inbeslaggenomen personenauto's. Blijkens het proces-verbaal van de behandeling in Raadkamer is aldaar mondeling medegedeeld dat het klaagschrift naast voornoemde twee personenauto's onder andere betrekking heeft op de inbeslaggenomen gouden ketting met kruis.
2.3. De Rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen:
"Beoordeling van de klacht
Op grond van de stukken in het raadkamerdossier en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat het Openbaar Ministerie onvoldoende heeft aangetoond dan wel aannemelijk heeft gemaakt dat de klager als verdachte voordeel heeft verkregen door criminele handelingen.
De rechtbank is van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslaggenomen personenauto's en de gouden ketting aan de klager.
De rechtbank zal daarom het klaagschrift gegrond verklaren en de teruggave van de in beslaggenomen personenauto's (merken Range Rover en BMW) en de gouden ketting met kruis aan de klager gelasten."
2.4. De wet kent niet de mogelijkheid dat een verzoek om teruggave mondeling wordt gedaan. De Rechtbank had daarom niet mogen toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beklag voor zover dit betrekking had op de gouden ketting met kruis en had de klager in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beklag behoren te verklaren. Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
2.5. Ten tijde van de beoordeling door de Rechtbank berustte het beslag ten aanzien van de beide personenauto's op art. 94a Sv.
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een dergelijk beslag dient de rechter te onderzoeken a. of ten tijde van zijn beslissing sprake is van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
2.6. Blijkens de onder 2.3 weergegeven overwegingen heeft de Rechtbank het voorgaande miskend. Voor zover het middel daarover klaagt is het eveneens terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2012.