Zie Kamerstukken II 1976/77 14 281, nr. 3, p. 19–20.
HR, 06-04-2010, nr. 08/03393
ECLI:NL:HR:2010:BL4108
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-04-2010
- Zaaknummer
08/03393
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BL4108
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BL4108, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑04‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL4108
ECLI:NL:PHR:2010:BL4108, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑02‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BL4108
- Vindplaatsen
VR 2011/36
Uitspraak 06‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. Gelet op de toepasselijke wetsartikelen en wetsgeschiedenis, is ’s Hofs overweging dat een aanrijding veroorzaakt door een bestuurder van een motorvoertuig rijdend zonder geldig rijbewijs “verstrekkende gevolgen” kan hebben voor evt. slachtoffers omdat zo een bestuurder niet verzekerd is, niet zonder meer begrijpelijk.
6 april 2010
Strafkamer
Nr. 08/03393
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 mei 2008, nummer 22/005608-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2. Het Hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zonder rijbewijs deelgenomen aan het verkeer. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van ernstige miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. Tevens kan een door hem veroorzaakte aanrijding verstrekkende gevolgen hebben voor eventuele slachtoffers, omdat een bestuurder van een motorrijtuig rijdend zonder daartoe bevoegd rijbewijs niet verzekerd is. Hiertegen dient dan ook te worden opgetreden.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 april 2008, is de verdachte reeds vele malen eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke hechtenis van na te melden hoogte een passende reactie vormt."
2.3. De volgende bepalingen van de Wet aansprakelijkheidsverzekeringen motorrijtuigen (hierna: WAM) zijn van belang:
- art. 5:
"Indien de overeenkomst een beding inhoudt dat de verzekerde persoonlijk voor een deel in de vergoeding van de schade zal bijdragen, blijft de verzekeraar niettemin jegens de benadeelde gehouden tot betaling van de schadeloosstelling die krachtens de overeenkomst ten laste van de verzekerde blijft."
- art. 6, eerste lid:
"De benadeelde heeft jegens de verzekeraar door wie aansprakelijkheid volgens deze wet is gedekt, een eigen recht op schadevergoeding. (...)"
- art. 11, eerste lid:
"Geen uit de wettelijke bepalingen omtrent de verzekeringsovereenkomst of uit deze overeenkomst zelf voortvloeiende nietigheid, verweer of verval kan door een verzekeraar aan een benadeelde worden tegengeworpen (...)"
2.4. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 30 november 1983, Stb. 614, tot wijziging van de WAM houdt in:
"Volgens de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen wordt de verzekeraar soms met de uitkering van schadevergoeding aan een benadeelde belast in gevallen waarvoor de verzekeringsovereenkomst geen dekking biedt. Dit kan geschieden in de gevallen waarin hij bij polis tegen de verzekerde bepaalde omstandigheden zoals rijden "onder invloed" of zonder rijbevoegdheid, heeft uitgesloten, of waarin de verzekeringsovereenkomst achteraf nietig blijkt te zijn.
(...)
In al deze gevallen biedt de polis geen dekking (meer) jegens enige verzekerde, maar is de verzekeraar niettemin gehouden aan de benadeelde schadevergoeding te betalen."
(Kamerstukken II, 1976-1977, 14 281, nr. 3, p. 19-20)
2.5. Gelet op de hiervoor weergegeven wetsartikelen en wetsgeschiedenis is 's Hofs overweging dat een aanrijding veroorzaakt door een bestuurder van een motorrijtuig rijdend zonder geldig rijbewijs "verstrekkende gevolgen" kan hebben voor eventuele slachtoffers omdat zo een bestuurder niet verzekerd is, niet zonder meer begrijpelijk.
De strafoplegging is derhalve ontoereikend gemotiveerd.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 6 april 2010.
Conclusie 09‑02‑2010
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verzoeker is door het gerechtshof te 's‑Gravenhage bij arrest van 6 mei 2008 wegens rijden zonder rijbewijs veroordeeld tot drie weken hechtenis. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van de eerder bij vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 31 mei 2005 opgelegde voorwaardelijke hechtenis van een week.
2.
Namens verzoeker heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel komt op tegen 's hofs motivering van de opgelegde straf.
4.
Het arrest bevat de volgende strafmotivering:
‘Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zonder rijbewijs deelgenomen aan het verkeer. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van ernstige miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. Tevens kan een door hem veroorzaakte aanrijding verstrekkende gevolgen hebben voor eventuele slachtoffers, omdat een bestuurder van een motorrijtuig rijdend zonder daartoe bevoegd rijbewijs niet verzekerd is. Hiertegen dient dan ook te worden opgetreden. Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 april 2008, is de verdachte reeds vele malen eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke hechtenis van na te melden hoogte een passende reactie vormt.’
5.
Volgens de toelichting op het middel is 's hofs overweging dat een door verzoeker veroorzaakte aanrijding verstrekkende gevolgen kan hebben voor eventuele slachtoffers omdat een bestuurder van een motorrijtuig rijdend zonder (geldig) rijbewijs niet verzekerd is onbegrijpelijk, nu uit art. 25 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) volgt dat slachtoffers van aanrijdingen de door hen geleden schade kunnen verhalen op het Waarborgfonds Motorverkeer, indien de bestuurder van het motorrijtuig die de aanrijding heeft veroorzaakt zonder rijbewijs heeft gereden.
6.
Het middel klaagt terecht over de begrijpelijkheid van 's hofs overweging. Los van hetgeen in de toelichting wordt gesteld omtrent schadeloosstelling van eventuele slachtoffers door het Waarborgfonds Motorverkeer, wil ik het volgende opmerken. De wettelijke aansprakelijkheidsverzekering — welke verplicht is voor alle motorvoertuigen — dekt de schade die het verzekerde motorvoertuig aan een derde heeft toegebracht. Inderdaad hanteren verzekeringsmaatschappijen het rijden zonder rijbewijs als uitsluitingsclausule in hun algemene voorwaarden, maar dit beding geldt alleen tegenover de verzekeringnemer en niet tegenover de derde aan wie schade is toegebracht. Dit betekent dat óók ingeval de feitelijke bestuurder van het verzekerde motorvoertuig zonder geldig rijbewijs heeft gereden, de aan het slachtoffer toegebrachte schade vergoed dient te worden door de verzekeringsmaatschappij. Wel brengt de uitsluitingsclausule met zich mee dat de verzekeringsmaatschappij gerechtigd is om de aan het slachtoffer uitbetaalde schadevergoeding terug te vorderen van de verzekerde (art. 15 WAM).1. Het slachtoffer dat schade heeft geleden als gevolg van een aanrijding veroorzaakt door een verzekerd motorvoertuig waarvan de bestuurder zonder rijbewijs reed, wordt dus niet gekort in zijn verhaalsrecht op en schadeloosstelling door de verzekeringsmaatschappij. Gelet hierop is 's hofs overweging dat een aanrijding veroorzaakt door een bestuurder van een motorrijtuig rijdend zonder geldig rijbewijs verstrekkende gevolgen kan hebben voor eventuele slachtoffers omdat deze bestuurder niet verzekerd is, niet zonder meer begrijpelijk. Hetgeen het middel aanvoert omtrent schadeloosstelling van eventuele slachtoffers door het Waarborgfonds Motorverkeer behoeft mijns inziens verder geen bespreking.
7.
Het middel is terecht voorgesteld. Tot cassatie behoeft dit echter niet te leiden, nu de overige door het hof in aanmerking genomen feiten en omstandigheden (zie onder 4) — die het middel voorts niet aanvalt — de door het hof opgelegde hechtenis van drie weken zelfstandig kunnen dragen.
8.
Andere gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
9.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑02‑2010