Rb. Amsterdam, 28-01-2009, nr. 402716
ECLI:NL:RBAMS:2009:BH5770
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
28-01-2009
- Zaaknummer
402716
- LJN
BH5770
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2009:BH5770, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 28‑01‑2009; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 28‑01‑2009
Inhoudsindicatie
Incident. Voorlopige voorziening artikel 223 Rv. Verstrekken afschrift stukken. Artikel 223 Rv. bepaalt dat tijdens een aanhangig geding iedere partij kan vorderen dat een voorlopige voorziening wordt getroffen voor de duur van het geding. Het tweede lid bepaalt dat deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering. In beginsel kan een partij iedere voorziening vorderen, mits deze samenhangt met de hoofdvordering en zich leent om als voorlopige voorziening gegeven te worden. Aan deze vereisten is hier niet voldaan. Allereerst geldt dat de gevorderde voorziening een voorlopig karakter ontbeert. Toewijzing leidt er immers toe dat G4S de beschikking krijgt over stukken van Wincor. Het verstrekken van afschrift van stukken heeft geen voorlopig maar een definitief karakter. G4S zou daarmee immers kennis van informatie verkrijgen, welke kennis bij het einde van de hoofdzaak niet weer ongedaan kan worden gemaakt. Verder geldt dat de gevraagde voorziening niet samenhangt met de hoofdvordering, maar veeleer, zoals G4S zelf ook stelt, ertoe strekt om van de wederpartij informatie te verkrijgen teneinde de toewijsbaarheid van die hoofdvordering te betwisten.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 402716 / HA ZA 08-1959
Vonnis in incident van 28 januari 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WINCOR NIXDORF B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.C. Lagemaat,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROUP 4 SECURICOR CASH SERVICES B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. S.A. van der Sluijs.
Partijen zullen hierna Wincor en G4S genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 4 juli 2008;
- -
de akte overlegging producties zijdens eiseres van 16 juli 2008;
- -
het herstelexploot van 22 juli 2008;
- -
de akte overlegging producties zijdens eiseres van 30 juli 2008;
- -
de conclusie van antwoord tevens houdende eis tot het treffen van een voorlopige voorziening, tevens houdende eis in voorwaardelijke reconventie, met producties;
- -
de conclusie van antwoord in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening, tevens houdende eis in voorwaardelijke reconventie in het incident;
- -
conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De hoofdzaak
2.1.
Wincor is, voor zover hier van belang, leverancier van geldautomaten. Een van de afnemers van de geldautomaten is ABN AMRO Bank N.V. (ABN AMRO). Sinds 2005 heeft ABN AMRO bovendien de aansturing en uitvoering van haar bedrijfsprocessen op het gebied van waardetransport, muntgeldverwerking en de servicing van self service equipment, waaronder de geldautomaten, uitbesteed aan Wincor. Ten behoeve van deze dienstverlening aan ABN AMRO heeft Wincor G4S als onderaannemer ingeschakeld. Daartoe is tussen Wincor en G4S op 27 juli 2005 een overeenkomst gesloten, de zogeheten ‘Mantelovereenkomst inzake uitbesteding van waardetransport, servicing self service apparatuur en muntgeldverwerking’ (de mantelovereenkomst).
2.2.
Op 28 januari 2008 hebben medewerkers van G4S geconstateerd dat geld werd vermist uit een aantal geldautomaten van ABN AMRO in de regio Zuid-West (door partijen ‘de vermissingen’ genoemd).
2.3.
Wincor heeft G4S bij brieven van 1 februari 2008 en 13 februari 2008 aansprakelijk gesteld voor de vermissingen ten bedrage van € 97.405,= respectievelijk
€ 111.330,=. Tevens heeft zij G4S gesommeerd om volledig inzage te geven in de stand van het onderzoek naar de oorzaak van de vermissingen.
2.4.
Bij brieven van 4 maart 2008 heeft G4S aansprakelijkheid voor de schade afgewezen.
2.5.
Wincor vordert in de hoofdzaak veroordeling van G4S om aan Wincor op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) afschrift van bepaalde stukken te verstrekken, waaronder de schriftelijke resultaten van het door G4S uitgevoerde onderzoek naar de toedracht van de vermissingen en rapportages van de servicing van de betrokken geldautomaten. Wincor stelt een rechtmatig belang bij het verkrijgen van afschrift van de onderzoeksresultaten te hebben aangezien zij door ABN AMRO aansprakelijk is gesteld voor de vermissingen en voor de vaststelling van de aansprakelijkheid van Wincor noodzakelijk is dat kan worden geverifieerd welke gebeurtenissen tot deze vermissingen hebben geleid.
2.6.
G4S verzet zich tegen verstrekking van de door Wincor gevorderde stukken.
3. De incidentele vordering
3.1.
G4S vordert bij wijze van een voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Wincor te veroordelen om binnen 10 dagen na het in deze te wijzen provisionele vonnis aan G4S afschrift te verstrekken van
- (i)
haar contract(en) met ABN AMRO, voor zover dat/die betrekking heeft/hebben op de door Wincor aan G4S uitbestede opdracht van waardetransport, de servicing self service apparatuur en muntgeldverwerking;
- (ii)
de volledige correspondentie tussen Wincor en ABN AMRO en verslagen van gesprekken tussen Wincor en ABN AMRO, voor zover die betrekking hebben op de vermissing van de geldswaarden in kwestie,
een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Wincor in de kosten van de procedure.
3.2.
G4S legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De uiteindelijke vordering van Wincor is gebaseerd op de stelling dat Wincor door ABN AMRO voor de vermissingen aansprakelijk is gesteld. G4S heeft de gevorderde stukken nodig om vast te kunnen stellen of Wincor daadwerkelijk jegens ABN AMRO aansprakelijk is. Kennisneming van de stukken is noodzakelijk voor G4S om haar eventuele aansprakelijkheid jegens Wincor te verifiëren, nu de eventuele aansprakelijkheid van G4S rechtstreeks is afgeleid van de aansprakelijkheid van Wincor jegens ABN AMRO. Immers, aldus G4S, indien Wincor niet aansprakelijk is jegens ABN AMRO, is G4S in ieder geval niet aansprakelijk jegens Wincor. In dat geval heeft Wincor geen rechtmatig belang bij haar vordering in de hoofdzaak. G4S heeft bovendien een spoedeisend belang; zij moet de stukken reeds gedurende de procedure in de hoofdzaak tot haar beschikking hebben, omdat deze voor haar verweer in de hoofdzaak van belang zijn.
3.3.
Wincor voert gemotiveerd verweer. Op hetgeen zij tot haar verweer aanvoert, wordt hierna voor zover nodig ingegaan.
4. De beoordeling in het incident
4.1.
G4S vordert dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen, kennelijk op grond van artikel 223 Rv.
4.2.
Artikel 223 Rv. bepaalt dat tijdens een aanhangig geding iedere partij kan vorderen dat een voorlopige voorziening wordt getroffen voor de duur van het geding. Het tweede lid bepaalt dat deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering. In beginsel kan een partij iedere voorziening vorderen, mits deze samenhangt met de hoofdvordering en zich leent om als voorlopige voorziening gegeven te worden. Aan deze vereisten is hier niet voldaan.
4.3.
Allereerst geldt dat de gevorderde voorziening een voorlopig karakter ontbeert. Toewijzing leidt er immers toe dat G4S de beschikking krijgt over stukken van Wincor. Het verstrekken van afschrift van stukken heeft geen voorlopig maar een definitief karakter. G4S zou daarmee immers kennis van informatie verkrijgen, welke kennis bij het einde van de hoofdzaak niet weer ongedaan kan worden gemaakt.
4.4.
Verder geldt dat de gevraagde voorziening niet samenhangt met de hoofdvordering, maar veeleer, zoals G4S zelf ook stelt, ertoe strekt om van de wederpartij informatie te verkrijgen teneinde de toewijsbaarheid van die hoofdvordering te betwisten. De hoofdvordering betreft immers uitsluitend de vordering van Wincor tot het verstrekken van afschrift van bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a Rv. G4S vordert – bij wijze van voorlopige voorziening – op haar beurt Wincor te veroordelen tot het verstrekken van afschrift van bepaalde stukken. G4S stelt de gevorderde stukken nodig te hebben om vast te kunnen stellen of Wincor jegens ABN AMRO aansprakelijk is. Niet valt in te zien welke samenhang er tussen de hoofdvordering van Wincor en de door G4S gevorderde voorziening bestaat nu de (mogelijke) aansprakelijkheid van Wincor jegens ABN AMRO in het aanhangige geding geen onderwerp van de vordering in de hoofdzaak is. Aldus wordt geen voorziening gevraagd die verband houdt met de inhoud van de hoofdvordering, maar wordt een verzoek gedaan om ten behoeve van het in dit geding te voeren debat de ene partij toegang te verschaffen tot gegevens waarover haar wederpartij beschikt.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering zal worden afgewezen. De overige stellingen van partijen behoeven geen bespreking meer.
4.6.
G4S zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
5. De beoordeling in de hoofdzaak
5.1.
Nu in de hoofdzaak is geconcludeerd voor antwoord, zal de rechtbank een verschijning van partijen ter terechtzitting bevelen tot het verkrijgen van inlichtingen en het beproeven van een schikking.
5.2.
Ter comparitie kan de mogelijkheid van verwijzing naar mediation worden besproken.
5.3.
Deze comparitie zal tevens worden benut ter verdere instructie van de zaak.
5.4.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld hun stellingen nader toe te lichten en dienen ter terechtzitting bescheiden waarvan zij zich wensen te bedienen, voorhanden te hebben.
Deze stukken dienen uiterlijk twee weken vóór de terechtzitting de rechtbank te hebben bereikt, met toezending van een afschrift aan de wederpartij. In die stukken dienen waar nodig van belang zijnde passages van een markering te zijn voorzien.
De verwerende partij in voorwaardelijke reconventie dient uiterlijk twee weken vóór de terechtzitting schriftelijk te reageren op de eis in voorwaardelijke reconventie.
5.5.
Een eventuele wijziging van eis dient de rechtbank uiterlijk twee weken vóór de terechtzitting te hebben bereikt, met afschrift aan de wederpartij.
5.6.
Ter comparitie kan een datum voor schriftelijk vonnis worden bepaald. Partijen zullen slechts gelegenheid krijgen voor repliek en dupliek, indien dit met het oog op hoor en wederhoor of met het oog op een goede instructie van de zaak noodzakelijk is.
5.7.
Indien één van de partijen verhinderd is om op na te noemen datum voor de rechtbank te verschijnen, dient deze partij binnen twee weken na het uitspreken van dit vonnis schriftelijk de rechtbank hiervan in kennis te stellen, onder opgave van zowel de eigen verhinderdata als die van de wederpartij.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt G4S in de kosten van het incident, aan de zijde van Wincor tot op heden begroot op EUR 452,=,
in de hoofdzaak
6.3.
gelast partijen in persoon, rechtspersonen vertegenwoordigd door een bevoegde bestuurder of een door het bestuur schriftelijk gemachtigde, en desgewenst vergezeld van de raadslieden, te verschijnen tot het in de rechtsoverwegingen aangegeven doel,
6.4.
bepaalt dat deze comparitie zal plaatsvinden op 27 maart 2009 van 13.30 uur tot 15.30 uur in het gebouw van deze rechtbank, Parnassusweg 220-228 te Amsterdam,
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel en in het openbaar uitgesproken op
- 28.
januari 2009.?