Einde inhoudsopgave
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds
Artikel 222 Wederzijdse erkenning
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
27-06-2014, Trb. 2014, 207 (uitgifte: 26-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2016, Trb. 2016, 89 (uitgifte: 28-06-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
EU-recht / Marktintegratie
Internationaal publiekrecht / Algemeen
1.
Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk belet een partij te eisen dat natuurlijke personen de kwalificaties en/of de beroepservaring hebben die op het grondgebied waar de dienst wordt verleend, voor de betrokken sector van activiteit zijn voorgeschreven.
2.
Elke partij moedigt de desbetreffende beroepsorganisaties aan aanbevelingen over wederzijdse erkenning aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, voor te leggen, opdat ondernemers en dienstverleners volledig of gedeeltelijk voldoen aan de door elke partij toegepaste criteria voor het verlenen van vergunningen aan en voor de werkzaamheden en de certificering van ondernemers en dienstverleners, in het bijzonder beoefenaars van een vrij beroep.
3.
Wanneer het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken een aanbeveling als bedoeld in lid 2 ontvangt, onderzoekt het deze binnen een redelijke termijn om vast te stellen of zij met deze overeenkomst in overeenstemming is, en op basis van de in de aanbeveling vervatte informatie beoordeelt het in het bijzonder:
- a)
de mate waarin de normen en de criteria die elke partij hanteert voor het verlenen van vergunningen aan en voor de werkzaamheden en de certificering van ondernemers en dienstverleners, met elkaar verenigbaar zijn, en
- b)
de potentiële economische waarde van een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning.
4.
Indien aan deze vereisten is voldaan, neemt het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken de nodige maatregelen om tot onderhandelingen te komen. Vervolgens onderhandelen de door hun bevoegde autoriteiten vertegenwoordigde partijen over een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning.
5.
Een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning als bedoeld in lid 4 van dit artikel dient in overeenstemming te zijn met de desbetreffende bepalingen van de WTO-overeenkomst, in het bijzonder met artikel VII van de GATS.