NJ 1932, p. 545
Qualificatieve telastelegging-Alternatieve telastelegging. Art. 41 Inkwartieringswet. Het „eigendunkelijke" der handeling.
HR 30-11-1931, ECLI:NL:HR:1931:180, m.nt. Prof. Mr. B.M. Taverne
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 november 1931
- Magistraten
Mrs. Jhr. Feith, Taverne, Schepel, de Menthon Bake en Meckmann
- Zaaknummer
[30111931/NJ_1932,_p._545]
- Noot
Prof. Mr. B.M. Taverne
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS128687:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1931:180, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑11‑1931
- Wetingang
Essentie
Qualificatieve telastelegging-Alternatieve telastelegging. Art. 41 Inkwartieringswet. Het „eigendunkelijke" der handeling.
Samenvatting
De Hooge Raad, oordeelt, dat de Rechtbank, de primaire telastelegging, eindigende met een door het woord waardoor ingeleide qualificatie bewezen verklarend, enkel het feitelijk deel daarvan heeft bewezen verklaard en derhalve niet het alleen in het qualificatieve deel voorkomend eigendunkelijke van requirants handelwijze, dat de strafbaarheid hiervan bepaalt.
In de telastelegging is tusschen het primaire en het subsidiaire gedeelte blijkbaar niet een louter feitelijk verband gelegd, doch de steller daarvan, wien het te doen was om te dier zake een veroordeeling te verkrijgen, heeft kennelijk bedoeld, dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.