Einde inhoudsopgave
Verdrag houdende het Statuut van de Europese Scholen
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2002
- Bronpublicatie:
21-06-1994, Trb. 1994, 250 (uitgifte: 23-11-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-10-2002, Trb. 2002, 191 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Algemeen
De begrotingsmiddelen van de Scholen bestaan uit:
- 1.
de bijdragen van de Lid-Staten, dat wil zeggen de doorbetaling van de bezoldigingen van de gedetacheerde of aangestelde leerkrachten en, in voorkomend geval, een door de Raad van Bestuur met eenparigheid van stemmen vastgestelde financiële bijdrage;
- 2.
de bijdrage van de Europese Gemeenschappen die dient om het verschil tussen het totale bedrag van de uitgaven van de Scholen en het totaal van de overige ontvangsten te dekken;
- 3.
de bijdragen van de niet-communautaire organisaties waarmee de Raad van Bestuur een overeenkomst heeft gesloten;
- 4.
de eigen ontvangsten van de Scholen, met name de schoolgelden welke door de Raad van Bestuur ten laste worden gebracht van de ouders van leerlingen;
- 5.
diverse ontvangsten.
De wijze waarop de bijdrage van de Europese Gemeenschappen ter beschikking wordt gesteld, wordt vastgelegd in een speciale overeenkomst tussen de Raad van Bestuur en de Commissie.