Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 229 [Overlijden van huurder of verhuurder]
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2003
- Redactionele toelichting
Herstel van de wijziging van 18-04-2002, Stb. 230. Deze wijziging treedt tegelijk in werking met de Wet van 22-05-2003, Stb. 218.
- Bronpublicatie:
21-11-2002, Stb. 2002, 587 jo Stb. 2003, 219 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken: 28721)
21-11-2002, Stb. 2002, 587 jo Stb. 2003, 219 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 26089)
21-11-2002, Stb. 2002, 587 jo Stb. 2002, 230 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 27245)
21-11-2002, Stb. 2002, 587 jo Stb. 2002, 230 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 26089)
- Inwerkingtreding
01-08-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-06-2003, Stb. 2003, 230 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
02-06-2003, Stb. 2003, 230 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Algemeen
1.
De dood van de huurder of de verhuurder doet de huur niet eindigen.
2.
Indien de erfgenamen van de huurder niet bevoegd zijn de zaak aan een ander in gebruik te geven, kunnen zij, onderscheidenlijk zijn echtgenoot of geregistreerde partner in het geval zijn nalatenschap overeenkomstig artikel 13 van Boek 4 wordt verdeeld, gedurende zes maanden na het overlijden van hun erflater de overeenkomst op een termijn van tenminste een maand opzeggen.
3.
Indien een huurder twee of meer erfgenamen nalaat, is de verhuurder verplicht zijn medewerking te verlenen aan de toedeling van de rechten en verplichtingen van de overleden huurder uit de huurovereenkomst door de gezamenlijke erfgenamen aan een of meer van hen, tenzij de verhuurder tegen een of meer van de aangewezenen redelijke bezwaren heeft. De eerste zin is niet van toepassing indien de nalatenschap ingevolge artikel 13 van Boek 4 is verdeeld.