Hof Amsterdam, 18-10-2012, nr. 23-001929-11
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY1329
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
18-10-2012
- Zaaknummer
23-001929-11
- LJN
BY1329
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY1329, Uitspraak, Hof Amsterdam, 18‑10‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:902, Niet ontvankelijk
- Wetingang
Uitspraak 18‑10‑2012
Inhoudsindicatie
Poging tot moord op ex-vrouw bewezen. De verdachte heeft welbewust en opzettelijk op de openbare weg in het bijzijn van vele mensen meerdere malen met een bijl op het hoofd van zijn ex vrouw geslagen. Zijn ex vrouw is als gevolg daarvan zeer ernstig aan het hoofd gewond geraakt. Hij heeft tijd gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat voor hem gelegenheid heeft bestaan over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen besluit na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Voorbedachte raad is dan ook bewezen. Poging tot zware mishandeling van de vriendin van de ex vrouw ook bewezen (voorwaardelijk opzet). Gelet op specifieke omstandigheden kan alleen volstaan worden met een gevangenisstraf van zeer lange duur (15 jaar).
Partij(en)
parketnummer: 23-00-11 (promis)
datum uitspraak: 18 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van …. 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-10 tegen
Naam verdachte,
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum)
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 oktober 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman en de verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij op of omstreeks 18 oktober 2010 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade (naam slachtoffer 1) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans anders dan in een opwelling, meermalen met een hakbijl op het hoofd en/of het lichaam van die (naam slachtoffer 1) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
primair:
hij op of omstreeks 18 oktober 2010 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (naam slachtoffer 2) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met een bijl op en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die (naam slachtoffer 2) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 oktober 2010 te Zandvoort (naam slachtoffer 2) opzettelijk heeft mishandeld door - die (naam slachtoffer 2) met een bijl op haar lichaam te slaan en/of - met een bijl meermalen in de richting van het lichaam van die (naam slachtoffer 2) te slaan, tengevolge waarvan zij met haar fiets op de grond is gevallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
3. Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof op onderdelen tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
4. Voetnoten
De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina’s in het dossier. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop het blijkens de inhoud in het bijzonder betrekking heeft en voor zover het een geschrift betreft als bedoeld in artikel 344 lid 1, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, slechts gebruikt in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
5. Waardering van het bewijs
5.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij is van mening dat er ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde sprake is van poging tot moord. De verdachte heeft genoeg tijd gehad om zich te beraden op het te nemen besluit en dus gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde is de advocaat-generaal van mening dat er sprake is van poging tot zware mishandeling. Door met een bijl in de richting van twee vrouwen te zwaaien en tegen (naam slachtoffer 2) te roepen: “Ga weg” waarbij (slachtoffer 2) (slachtoffer 1) in haar armen had om haar te beschermen, heeft de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat (slachtoffer 2) door de bijl geraakt zou worden en daarbij ernstig letsel zou kunnen oplopen.
- 5.2.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij met een bijl onder zijn jas naar de beide vrouwen is toegelopen om omstanders en de politie te laten zien dat hij, ondanks het feit dat hij zich met een bijl had “bewapend” (slachtoffer 1) niets zou doen. Hij heeft (slachtoffer 1) één keer met de bijl per ongeluk geraakt. Dit is gebeurd toen iemand hem die bijl probeerde af te pakken toen hij met de bijl in zijn linkerhand vóór (slachtoffer 1) stond, terwijl op hetzelfde moment iemand hem bij zijn rechterschouder naar achteren trok, waardoor de bijl in een voorwaartse beweging die hij niet kon controleren het hoofd van het slachtoffer trof. Hij ontkent dat hij (slachtoffer 1) heeft geslagen toen zij op de grond lag.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de poging tot moord op (slachtoffer 1), nu geen sprake is van voorbedachte raad, zodat de poging tot doodslag bewezen kan worden verklaard. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van (slachtoffer 2), nu het daarvoor vereiste opzet zou ontbreken.
De raadsman heeft voorts verklaard dat het handelen van de verdachte bezien moet worden tegen de achtergrond van het navolgende.
Verdachte is verwikkeld in een nu al jarenlange procedure over zijn recht omgang te hebben met de kinderen die uit zijn huwelijk met (slachtoffer 1) zijn geboren. (slachtoffer 1) heeft de verdachte tegenover allerlei instanties en personen ten onrechte beschuldigd van stelselmatige mishandeling van (slachtoffer 1), zelfs in het bijzijn van de kinderen. Sedert 20 april 2010 wist de verdachte waar zijn kinderen naar school gingen. Als er een vooropgezet plan was geweest had hij de bijl wel meteen meegenomen of (slachtoffer 1) eerder iets aangedaan. Toen mevrouw (slachtoffer 2) in een reflex haar arm ophief, is er iets in het hoofd van de verdachte gebeurd en hij weet zelf niet wat. Hij heeft de bijl gepakt om te laten zien dat hij er niets mee zou doen. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de verdachte zich had voorgenomen om (slachtoffer 1) met die bijl te vermoorden en kan niet gesproken worden van voorbedachte raad. Tegen mevrouw (slachtoffer 2) riep verdachte dat zij weg moest gaan. Dit is een indicatie dat hij (slachtoffer 2) niet wilde slaan. Dat blijkt ook uit de verklaring van (naam getuige), die verdachte heeft horen zeggen: “Wat heb ik gedaan, wat heb ik gedaan”. Dit wijst op een handeling die verdachte in paniek heeft verricht. Voorts dient de straf te worden gematigd, nu het delict in de relationele sfeer heeft plaatsgevonden , aldus steeds de raadsman.
- 5.3.
Het oordeel van het hof
- 5.3.1.
De feiten waarvan het hof uitgaat
Op 18 oktober 2010, omstreeks 8.29 uur, is bij de regionale meldkamer van de politie Kennemerland te Zandvoort de melding binnengekomen dat op de Haltestraat te Zandvoort ter hoogte van de spoorwegovergang een man met een bijl op een vrouw had ingeslagen. Ter plaatse hebben verbalisanten een zwaargewonde vrouw aangetroffen. De vrouw bleek later te zijn genaamd (slachtoffer 1). Zij had zware verwondingen aan het hoofd. Zij is in kritieke toestand overgebracht naar het VU ziekenhuis te Amsterdam . De neurochirurg (naam chirurg) heeft uitgebreid letsel van de huid en de schedel, een schedeldefect links, uitgebreid hersenletsel links, uitgebreid aangezichtsletsel en letsel aan het linker oog van (slachtoffer 1) geconstateerd. Er was sprake van ernstig uitwendig bloedverlies en een shock. Het slachtoffer heeft een langdurige ingreep ondergaan om het defect aan huid en schedel te sluiten en het aangezichtsletsel te reconstrueren. In de toekomst zullen meerdere operaties volgen, onder andere reconstructie van de schedel, aldus de neurochirurg. De operatie heeft in totaal zestien uur geduurd. Daarbij zijn door (naam chirurg) op 18 oktober 2010 losliggende schedeldelen links frontaal verwijderd, evenals afwijkend hersenweefsel .
Op 18 oktober 2010, omstreeks 08.37 uur, hebben verbalisanten in de Tollenstraat te Zandvoort een man genaamd (naam verdachte), geboren op (geboortedatum en geboorteplaats) (het hof begrijpt: de verdachte) aangehouden. Een omstander heeft verbalisanten de verdachte aangewezen als dader. Op het dak van een groenkleurige Mazda, welke van de verdachte blijkt te zijn, treffen verbalisanten een bijl aan.
Uit verschillende verklaringen van getuigen over de gebeurtenissen op 18 oktober 2010 te Zandvoort komt het volgende naar voren.
(naam getuige) was bezig met werkzaamheden. Een vrouw (het hof begrijpt: het latere slachtoffer (slachtoffer 1)) op de fiets is naast hem gestopt en zij zei: “Help me, help me, mijn ex-man heeft mij gevonden en zit achter mij aan”. Hij zag daarbij dat zij wees naar een man achter haar aan de overkant van de straat. Hij zag dat de man die (slachtoffer 1) aanwees rustig de Tollenstraat inliep. Over de Vondellaan kwam een andere vrouw aangefietst, waarna hij de eerste vrouw hoorde zeggen “oh daar is mijn vriendin” waar zij meteen naar toe liep. De vriendin (het hof begrijpt: het latere slachtoffer (slachtoffer 2)) nam haar in de armen. Dit was op een afstand van ongeveer 15 meter van de getuige. Twee tot drie minuten later zag (naam getuige) de man terugkomen uit de Tollenstraat. Hij zag dat de man een bijl in zijn hand had. Hij zag dat de vriendin probeerde de man af te houden toen de man een zwaai maakte met de bijl. Een van de armen van (slachtoffer 2) ging omhoog. Later bleek dat zij pijn had aan haar arm.
Ondertussen was (naam getuige) op de vrouwen afgelopen. Hij bevond zich op een afstand van ongeveer drie meter. Hij zag dat de man zich over (slachtoffer 1) heen boog en haar met de bijl met korte slagen sloeg. Hij zag hierbij dat de man zich met de slagen richtte op het hoofd van (slachtoffer 1).
(naam getuige) heeft omstreeks 08.30 uur ter hoogte van de spoorwegovergang te Zandvoort twee vrouwen (hierna te noemen: (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2)) op de fiets gezien. Hij hoorde dat een van de vrouwen (het hof begrijpt: (slachtoffer 1)) zei: “Mijn ex heeft me gevonden”. Hij zag een man uit de richting van de Tollenstraat komen en rechtstreeks naar beide vrouwen toelopen. Hij zag dat de man met zijn rechterhand in zijn jas liep. Hij zag dat de man met zijn linkerhand zijn jas dichthield. Hij zag dat de man terwijl hij nog steeds in de richting van de beide vrouwen liep, met zijn linkerhand zijn jas opendeed. Hij zag dat hij vervolgens zijn rechterhand omhoog bewoog en dat hij in zijn rechterhand een bijl had. Hij zag dat de man met de bijl met kracht in de richting van (slachtoffer 1) sloeg, waarbij zij met de bijl recht op het hoofd werd geraakt. Hij zag dat de man (slachtoffer 1) meerdere keren met de bijl sloeg en haar bij elke slag raakte. Hij zag dat de man nog door bleef hakken met de bijl terwijl zij al op de grond lag. Hij zag dat de vrouw zwaar gewond was aan het hoofd.
De getuige (naam getuige) zag vanaf de Vondellaan een vrouw fietsen. Hij hoorde haar roepen: “Mijn ex man heeft mij gevonden”. Hij zag een man lopen. Deze man kwam terug vanuit de Tollenstraat. Hij zag dat de man vanuit zijn jas een bijl pakte. Op dat moment stond (naam getuige) er vijf a tien meter vandaan. (naam getuige) zag dat de man met de rechterhand de bijl uit zijn jas pakte en riep naar de vrouw: “wat heb ik gedaan dan, wat dan”. Hij zag dat de man met kracht op haar insloeg. Zij kwam op de grond terecht. (naam getuige) zag dat de man met de bijl door bleef slaan in de richting van haar hoofd. Hij zag het bloed uit haar hoofd golven. Hij zag dat de politie arriveerde en de man die met de hakbijl had lopen slaan arresteerde.
(naam getuige) hoorde op 18 oktober 2010, terwijl hij aan het werk was, een vrouw om hulp roepen. Hij zag dat een man, met een bijl in zijn opgeheven rechterhand, met versnelde pas naar (slachtoffer 1) toe liep en vervolgens met de bijl op het hoofd van die (slachtoffer 1) sloeg. Hij zag dat de man meerdere malen met de snijkant van de bijl op het hoofd van (slachtoffer 1) sloeg.
(naam getuige) zag een man met een voorwerp meerdere malen op een vrouw inhakken. Vervolgens liep deze man weg en ging bij een auto staan. Hij zag dat de man een bijl op een auto legde. De man zei dat (naam getuige) rustig verder kon gaan. (naam getuige) zag dat de man erg rustig was en geen aanstalten maakte om weg te gaan. De man stond te bellen.
(naam getuige) hoorde een vrouw schreeuwen en hij zag dat iemand een hakbijl enkele keren boven zijn hoofd hief en daarmee in de richting van een schreeuwende vrouw sloeg. Tegen (naam getuige) schreeuwde de man: “Ik doe jullie niks”. De man liep naar een auto en legde de hakbijl op het dak van die auto. Tegen (naam getuige) zei hij: “Rustig maar, ik wacht hier”. Daarna pakte hij zijn mobiele telefoon en begon te bellen.
(slachtoffer 2) was op de fiets op weg naar haar werk toen zij bij de spoorbomen haar collega (slachtoffer 1) zag staan. (slachtoffer 1) zei tegen haar: “Inge mijn ex heeft mij gevonden”. Zij wees in de richting van de Tollenstraat waar (slachtoffer 2) een man zag staan, die op hen af kwam lopen. Hij deed zijn jas open en schreeuwde naar (slachtoffer 2): “Ga weg”. Zij zag de bijl onder zijn jas vandaan komen en hij begon te hakken. (slachtoffer 2) probeerde (slachtoffer 1), die zij in haar armen hield, te beschermen. door haar arm omhoog te steken, waardoor zij door de bijl als eerste werd geraakt. De jas van (slachtoffer 2) was dan (het hof begrijpt: toen) kapot. (slachtoffer 2) en (slachtoffer 1) vielen op de grond. Vervolgens zag (slachtoffer 2) dat de man meerdere keren met de bijl in het voorhoofd van (slachtoffer 1) hakte. De arm van (slachtoffer 2) deed behoorlijk pijn Verbalisant (naam verbalisant) heeft op 18 oktober 2010 waargenomen dat de rechteronderarm van (slachtoffer 2) was opgezwollen en dat het zwart lederen jack van (slachtoffer 2) aan de onderkant van de rechtermouw is gescheurd .
De jas die (slachtoffer 1) aanhad ten tijde van het gebeuren is door de politie onderzocht. In de linkerhelft van de jas zaten vijf langwerpige perforaties in de kraag en revers. Deze perforaties zijn kenmerkend voor beschadigingen met een langwerpig scherp voorwerp. Het aangetroffen sporenbeeld is passend bij minimaal 4 slagen met een scherp voorwerp.
De verdachte is op 18 oktober 2010 per auto vanuit zijn woonplaats naar Zandvoort gegaan om zijn kinderen naar school te zien gaan. Hij heeft (slachtoffer 1) gezien en zij hem ook. Twee dagen eerder had hij een bijl gekocht, die in zijn auto lag. Hij is naar zijn auto gelopen, heeft de auto met de autosleutels opengemaakt, heeft de bijl uit de auto gepakt, en is toen met de bijl naar (slachtoffer 1) en haar vriendin toegelopen. Hij is een keer daarvoor in Zandvoort bij de school van de kinderen geweest, bij welke gelegenheid hij (slachtoffer 1) is gevolgd op haar terugweg, nadat zij hun dochters op de fiets naar school had gebracht.
Verklaringen van de getuigen
Het hof acht de verklaringen van de hiervoor in de voetnoten 5 tot en met 11 genoemde getuigen betrouwbaar. Die verklaringen ondersteunen elkaar en geven een eenduidig beeld van hetgeen op 18 oktober 2010 is voorgevallen. Uit die verklaringen blijkt dat de verdachte met een bijl in zijn rechterhand naar (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) is gelopen en met de scherpe kant van die bijl met kracht enige malen op (slachtoffer 1) heeft ingeslagen.
Opzet op het slaan (feit 1)
Uit de verklaringen van de getuigen, zoals daarvan blijkt uit de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, blijkt dat de verdachte de bijl in zijn rechterhand heeft gehad en dat hij (slachtoffer 1) meerdere keren met een bijl in de richting van haar hoofd en op het hoofd heeft geslagen, ook toen zij op de grond lag. Dit strookt met de bevindingen van het sporenonderzoek aan de jas van (slachtoffer 1) en het geconstateerde letsel. Gelet hierop en de overige hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte bewust en opzettelijk meerdere malen met de bijl op het hoofd van (slachtoffer 1) heeft geslagen. Voor zover de verdediging heeft bedoeld het verweer te voeren dat de verdachte niet met opzet heeft geslagen, wordt dat verweer verworpen.
Voorbedachte raad (feit 1)
Voor het aannemen van voorbedachte raad is voldoende dat verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid voor hem heeft bestaan over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen besluit na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte niet op de hoogte kon zijn van de route van (slachtoffer 1) en heeft daartoe verwezen naar de verklaring van (slachtoffer 2). Weliswaar heeft (slachtoffer 2) verklaard dat de route die (slachtoffer 1) die dag heeft genomen in haar ogen geen logische route was, maar zij heeft voorts verklaard dat zij over de route die (slachtoffer 1) gewoonlijk nam nooit met elkaar hebben gesproken en (slachtoffer 1) heeft haar ook nooit verteld welke route zij nam . Uit de verklaring van mevrouw (naam getuige) blijkt bovendien dat (slachtoffer 1) de laatste tijd via de Van Lennepweg, Tollenstraat over het spoor en dan de Haltestraat naar haar werk ging. Voorts heeft de verdachte (slachtoffer 1) een keer gevolgd op haar terugweg, nadat zij hun dochters op de fiets naar school had gebracht. Uit de gegevens van het navigatiesysteem dat in de auto van de verdachte is aangetroffen is gebleken dat meerdere malen het adres Doctor Jacobus P. Thijsseweg 24 te Zandvoort was ingevoerd, van welk adres verbalisant wist dat dit het adres was van de school van de kinderen van (slachtoffer 1). Uit onderzoek is voorts gebleken dat dit adres uit het navigatiesysteem is gewist.
Uit de gegevens van het navigatiesysteem is voorts gebleken dat het navigatiesysteem in de auto van de verdachte zich op 18 oktober 2010 om 05.14 uur (woonplaats verdachte) bevond, zich te 07:50:02 uur op de Haltestraat te Zandvoort bevond en om 07:52:17 uur op de Vondellaan te Zandvoort. Om 07:56 uur is de auto van verdachte in de Tollenstraat tot stilstand gekomen en deze is daarna niet meer in beweging gekomen.
Uit dit alles volgt, naar het oordeel van het hof, dat de verdachte op de hoogte was van de route van (slachtoffer 1) en dat de verdachte doelbewust op (slachtoffer 1) heeft staan wachten, met een bijl in de auto die hij twee dagen tevoren had aangeschaft.
Zelfs al zou de verdachte niet op de hoogte zijn geweest van de route van (slachtoffer 1) en zou er slechts sprake zijn geweest van een toevallige ontmoeting, dan nog heeft de verdachte, na het zien van (slachtoffer 1), voldoende tijd en gelegenheid gehad om na te denken over het te nemen of reeds genomen besluit en de gevolgen daarvan. Immers, de verdachte is, na het zien van (slachtoffer 1), naar zijn auto gelopen, hij heeft deze handmatig met een sleutel geopend en er een bijl uitgepakt. Deze bijl had hij twee dagen eerder gekocht. De verdachte is vervolgens, terwijl hij de bijl verstopt hield onder zijn jas, op de beide vrouwen afgelopen. Daar aangekomen heeft hij tegen (slachtoffer 2) gezegd “Ga weg” en is hij meteen in de richting van het hoofd van (slachtoffer 1) gaan slaan.
Hieruit blijkt dat de verdachte in elk geval voorafgaand aan het slaan met de bijl op het hoofd van (slachtoffer 1) tijd en gelegenheid heeft gehad om de reikwijdte van zijn handelen te overzien en dat hij op zijn voornemen terug had kunnen komen. Het betoog van de raadsman dat de verdachte aan omstanders en politie heeft willen laten zien dat hij zelfs met een bijl in de hand (slachtoffer 1) niets zou doen, is zodanig in strijd met de waarnemingen van getuigen dat het hof dit niet aannemelijk acht. Uit de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen volgt immers dat de verdachte de bijl eerst verstopt heeft onder zijn jas, vervolgens met een bijl in zijn opgeheven rechterhand op de beide vrouwen is afgelopen en vervolgens met die bijl herhaalde malen met kracht op het hoofd van (slachtoffer 1) heeft geslagen. Uit geen van de getuigenverklaringen blijkt dat iemand heeft getracht de bijl van hem af te pakken, en evenmin dat iemand hem bij zijn rechterschouder naar achteren zou hebben getrokken. Hetgeen de verdachte en de raadsman omtrent de feitelijke gang van zaken op dit punt hebben aangevoerd vindt dan ook geen steun in het dossier. De raadsman heeft betoogd dat er sprake was van een opwelling gelet op de verklaring van (naam getuige) die de verdachte hoorde zeggen: “Wat heb ik gedaan, wat heb ik gedaan”. Het hof gaat hier aan voorbij. Allereerst blijkt uit de verklaring van (naam getuige) dat de verdachte dit voorafgaand aan het slaan met de bijl heeft geroepen. Daarbij komt dat uit de gedragingen van de verdachte na het gebeuren op geen enkele wijze van enige emotie blijkt. De verdachte is rustig naar zijn auto gewandeld, heeft de bijl op zijn auto gelegd en heeft vervolgens enige telefoontjes gepleegd, waaronder één naar zijn broer in Venray, die niet opnam maar de verdachte heeft teruggebeld op 18 oktober 2010 te 8:31:06 voor een gesprek van 9 seconden. (naam getuige) heeft verklaard dat hij van de zuster van de verdachte heeft gehoord dat de verdachte die dag zijn broer in Venray heeft gebeld, dat zijn broer de verdachte meteen heeft teruggebeld en dat de verdachte heeft gezegd: “ja, het is gebeurd”, waarop zijn broer heeft geantwoord: “ja ja is oke”. Vervolgens heeft de verdachte deze oproepen uit zijn telefoon gewist. Het hof acht voorbedachte raad dan ook bewezen.
Voorwaardelijk opzet (feit 2 primair)
Door met een bijl meerdere malen in de richting van het slachtoffer (slachtoffer 1) te slaan, terwijl het slachtoffer (slachtoffer 2) haar armen om (slachtoffer 1) had geslagen, heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij (slachtoffer 2) zou raken, waardoor hij haar ernstig had kunnen verwonden. Die kans heeft hij, mede gelet op zijn opmerking tegen (slachtoffer 2): “Ga weg”, ook welbewust aanvaard. Het hof acht bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan (slachtoffer 2).
6. Het bewijs en het bewezenverklaarde
Het hof baseert het bewijs voor het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde op de processen-verbaal genoemd in de voetnoten 1 tot en met 14 en 17 tot en met 21 en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (impliciet primair) en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1:
hij op 18 oktober 2010 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoffer 1) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een hakbijl op het hoofd van die (slachtoffer 1) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
primair:
hij op 18 oktober 2010 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (slachtoffer 2), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een bijl op het lichaam van die (slachtoffer 2) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot moord.
het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Uit het psychologisch pro justitia rapport over de verdachte van 20 december 2010 blijkt dat door de terughoudendheid van de verdachte geen uitspraken kunnen worden gedaan over de mate van (on)toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Uit het uitgebrachte psychiatrisch pro justitia rapport over de verdachte van 21 december 2010 blijkt dat de verdachte heeft geweigerd mee te werken aan psychiatrisch onderzoek. Het gevolg daarvan is dat het hof geen inzicht heeft kunnen krijgen in de geestesgesteldheid van de verdachte. Nu aanknopingspunten die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden ontbreken, gaat het hof er van uit dat de bewezen verklaarde feiten geheel aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Ook voor het overige is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
9. Oplegging van straf en maatregelen
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar, met toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) tot bedragen van onderscheidenlijk € 50.000,- bij wijze van voorschot en € 2.017,43, steeds met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van respectievelijk 285 en 30 dagen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaren, met aftrek van voorarrest en met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 1) wegens immateriële schade tot in ieder geval € 50.000,- en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 2) van € 2.017,43. Voorts heeft de advocaat-generaal de schadevergoedingsmaatregel gevorderd ex artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht voor beide bedragen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft getracht om op zeer gewelddadige wijze en na kalm beraad en rustig overleg zijn ex-vrouw (slachtoffer 1) van het leven te beroven. De uitvoering van deze poging tot moord was weerzinwekkend. De verdachte is met een bijl in zijn hand naar (slachtoffer 1) en haar vriendin (slachtoffer 2), die bij haar stond, toegelopen en heeft vervolgens op hen ingehakt. Bij het afweren door (slachtoffer 2) heeft de verdachte eerst het slachtoffer (slachtoffer 2) op haar arm geraakt en vervolgens meerdere keren het hoofd van (slachtoffer 1), ook toen zij op de grond lag. De slachtoffers moeten in doodsangst hebben verkeerd. Dit alles heeft zich afgespeeld op de vroege ochtend op de openbare weg voor de ogen van vele getuigen, die het geschreeuw van de slachtoffers en de afschuwelijke beelden van het hevig bloedende slachtoffer (slachtoffer 1) niet snel uit hun hoofd zullen kunnen zetten, zoals ook blijkt uit de verklaringen van diverse getuigen.
De gruwelijkheid van de genoemde details en het kille en berekenende handelen dat hiervoor nodig moet zijn geweest, hebben de samenleving ernstig beroerd.
(slachtoffer 1) is tengevolge hiervan zeer ernstig gewond geraakt. Dat zij in leven is gebleven, is niet te danken aan het handelen van de verdachte. Zij is met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar zij een zestien uur durende operatie heeft ondergaan. Het slachtoffer zal, getuige de foto’s die van haar ter terechtzitting in hoger beroep zijn getoond, met blijvend letsel in het gezicht door het leven gaan, en zal nog meerdere operaties moeten ondergaan. Zij en haar kinderen zullen, mede daardoor, dagelijks aan het incident worden herinnerd. Door te handelen als bewezen is verklaard heeft verdachte blijk gegeven van een volstrekt gebrek aan respect voor het leven. Daarnaast heeft de verdachte slachtoffer (slachtoffer 2) met de bijl geraakt. Het is niet aan de verdachte te danken dat zij daardoor geen ernstiger letsel heeft bekomen.
Voor een bewuste poging om iemand van het leven te beroven - gelet op het belang van de be¬scherming van het leven en gelet op de persoon van verdachte – en daarnaast de poging tot zware mishandeling komt slechts een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in aanmerking.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 september 2012 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, hetgeen in zijn voordeel weegt.
Het hof heeft de door de advocaat-generaal en de raadsman genoemde jurisprudentie met betrekking tot de strafmaat in ogenschouw genomen. Anders dan in de raadsman heeft bepleit is het hof van oordeel dat in de specifieke omstandigheden van deze zaak niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van (zeer) lange duur. Dat het hier een relationeel delict betreft, zoals de raadsman heeft betoogd, maakt dat in de onderhavige omstandigheden, de persoon van de verdachte daarbij mede in aanmerking genomen, niet anders.
Nu het hof door de gebrekkige medewerking van de verdachte aan het psychologisch en psychiatrisch onderzoek geen inzicht heeft kunnen krijgen in de geestesgesteldheid van de verdachte, worden de bewezen verklaarde feiten geheel aan de verdachte toegerekend.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 15 jaren passend en geboden.
10. Vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 1)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt bij wijze van voorschot € 50.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte heeft zich bij monde van de raadsman gerefereerd aan het oordeel van het hof, met dien verstande dat is aangevoerd dat de verdachte niet bij machte is een dergelijk omvangrijk bedrag te betalen.
Gelet op de inhoud van de vordering en op hetgeen de gemachtigde van de benadeelde partij ter zitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht – te weten dat nog geen medische eindtoestand is bereikt en dat de totale schade nog niet kan worden begroot- verstaat het hof de vordering aldus dat het gevorderde bedrag strekt tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partij heeft geleden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de aard en ernst van het door het onder 1. bewezenverklaarde feit veroorzaakte letsel en de blijvende gevolgen daarvan, is het hof van oordeel dat voor vergoeding van immateriële schade ten minste een bedrag van 50.000 voor toewijzing gereed ligt.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot in ieder geval € 50.000,- zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
11. Vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 2)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 517,43 aan materiële en € 1.500,00 aan immateriële schade, in totaal
€ 2.017,43. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte heeft zich bij monde van de raadsman gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 289 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
13. BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 1)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij (slachtoffer 1) terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd (slachtoffer 1), een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 285 (tweehonderdvijfentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 2)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij (slachtoffer 2) terzake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.017,43 (tweeduizend zeventien euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 517,43 (vijfhonderdzeventien euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd (slachtoffer 2), een bedrag te betalen van € 2.017,43 (tweeduizend zeventien euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 517,43 (vijfhonderdzeventien euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. I.M.A.M. Berben en mr. J.G.W. Willems-Morsink, in tegenwoordigheid van R.A.M. Truijens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 oktober 2012.
Mr. I.M.A.M. Berben en mr. J.G.W. Willems-Morsink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 23-11
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 18 oktober 2012.
Tegenwoordig zijn:
mr. C.N. Dalebout, voorzitter,
mr. D. Ket, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A. Kleene-Krom, advocaat-generaal.
De voorzitter doet de zaak tegen de verdachte (naam verdachte) uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Verdachte heeft afstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.