Einde inhoudsopgave
Algemeen douanebesluit
Artikel 1:5
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2008
- Bronpublicatie:
05-07-2008, Stb. 2008, 288 (uitgifte: 22-07-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-07-2008, Stb. 2008, 286 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Dit besluit treedt tegelijk in werking met de Algemene douanewet (03-04-2008, Stb. 111).
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Douane (V)
1.
De ambtenaar, bedoeld in artikel 1:28, zesde lid, van de Algemene douanewet, vermeldt in een schriftelijk verslag de redenen voor het geven van de toestemming over te gaan tot gehele ontkleding dan wel het onderzoek van het onderlichaam.
2.
Na afloop van de lijfsvisitatie waarbij overgegaan is tot gehele ontkleding dan wel onderzoek van het onderlichaam vult degene die de lijfsvisitatie uitvoert, binnen 48 uur het schriftelijke verslag aan met vermelding van de wijze waarop de lijfsvisitatie is verricht en de resultaten van de lijfsvisitatie. Hij doet dit verslag toekomen aan de inspecteur, en in het geval dat een verpleegkundige het onderzoek van het onderlichaam verricht, doet hij een afschrift toekomen aan de arts die daartoe opdracht heeft gegeven.
3.
Op de besloten plaats waar de lijfsvisitatie plaatsvindt waarbij wordt overgegaan tot gehele ontkleding dan wel het onderzoek van het onderlichaam, wordt degene die de lijfsvisitatie uitvoert slechts vergezeld door de ambtenaar, bedoeld in artikel 1:28, zesde lid, van de Algemene douanewet. Hiervan kan worden afgeweken indien deze ambtenaar een redelijk vermoeden heeft dat de persoon die aan lijfsvisitatie wordt onderworpen een gevaar oplevert voor de veiligheid van zichzelf of van anderen.
4.
Apparatuur waarmee door kleding van personen wordt gekeken, mag op een niet besloten plaats worden gebruikt, mits de beelden op een besloten plaats worden geanalyseerd. De persoon die de beelden analyseert, hoeft niet van hetzelfde geslacht te zijn als dat van de persoon die aan lijfsvisitatie wordt onderworpen.
5.
Bij regeling van Onze minister van Financiën kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de apparatuur waarmee door kleding van personen wordt gekeken en het gebruik daarvan.