NJB 2018/1886:Verzekering. Verzwijging. Relevantievereiste. Bij het aangaan van een arbeidsongeschiktheidsverzekering vult de verzekeringnemer de gezondheidsverklaring onjuist in. De verzekeraar ontdekt dat, zegt de verzekering op en verlangt de reeds gedane uitkeringen terug. Met een beroep op het eigen acceptatiebeleid voert de verzekeraar aan dat hij de verzekering niet zou hebben gesloten indien hij de ware stand van zaken had gekend. Hoge Raad: Een beroep van de verzekeraar op verzwijging zal in beginsel alleen kunnen slagen indien de verzekeraar aantoont dat een redelijk handelend verzekeraar bij bekendheid met de ware stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten. De verzekeraar die een acceptatiebeleid voert dat afwijkt van dat van een redelijk handelend verzekeraar, kan zich daarop alleen ten nadele van de verzekeringnemer beroepen als hij aantoont dat de verzekeringnemer bij het aangaan van de verzekering wist of behoorde te begrijpen welk acceptatiebeleid de verzekeraar hanteerde. Bij het beantwoorden van de vraag wat een redelijk handelend verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken zou hebben gedaan, kan groot gewicht toekomen aan het acceptatiebeleid van andere verzekeraars. Het zal van het verweer van de verzekeringnemer afhangen of het acceptatiebeleid van andere verzekeraars in de beoordeling moet worden betrokken