HR, 20-05-2014, nr. 13/03569
ECLI:NL:HR:2014:1177
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-05-2014
- Zaaknummer
13/03569
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1177, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑05‑2014; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:415, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:415, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑04‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1177, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑05‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Partij(en)
20 mei 2014
Strafkamer
nr. 13/03569
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 27 juni 2013, nummer 22/004421-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.W. Zwiers, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2014.
Conclusie 15‑04‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Nr. 13/03569 Zitting: 15 april 2014 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Den Haag van 27 juni 2013. Namens verzoeker is tijdig een schriftuur houdende een middel van cassatie ingezonden.
2. Het middel klaagt over de verwerping van het verweer dat aannemelijk is dat een zekere ‘[betrokkene]’ (althans een ander dan verzoeker) de schutter was die het slachtoffer om het leven heeft gebracht. ’s Hofs verwerping van het in het middel bedoelde verweer is geenszins onbegrijpelijk en behoefde in het licht van het door de verdediging aangevoerde geen nadere motivering. Dat brengt mee dat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
3. Op grond van het voorgaande stel ik mij op het standpunt dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG