HR, 27-03-2012, nr. S 09/04227 B
ECLI:NL:HR:2012:BT8757
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27-03-2012
- Zaaknummer
S 09/04227 B
- LJN
BT8757
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BT8757, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑03‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BT8757
- Wetingang
art. 552a Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2012/200
Uitspraak 27‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Beklag art. 552a Sv. Nu uit door de Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen blijkt dat de Rechtbank het door Avéro Achmea/Achmea Schadeverzekeringen N.V. ingediende klaagschrift strekkende tot teruggave van de bestelauto gegrond heeft verklaard en teruggave aan Avéro Achmea/Achmea Schadeverzekeringen N.V. heeft gelast, alsmede dat deze beschikking onherroepelijk is geworden,verklaart de HR klager bij gebrek aan belang niet-ontvankelijk nu het daartoe bevoegde Gerechtshof na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad de klager slechts niet-ontvankelijk kan verklaren in zijn beklag aangezien het beslag reeds is beëindigd. De HR merkt op dat nu het in het onderhavige geval om een zaak gaat waarin door verschillende partijen afzonderlijk klaagschriften zijn ingediend die betrekking hebben op hetzelfde inbeslaggenomen voorwerp het voor een evenwichtige en doelmatige afdoening van zulke zaken aanbeveling verdient dat de rechter - wanneer dat redelijkerwijs mogelijk is - bevordert dat dergelijke klaagschriften gevoegd worden behandeld en vervolgens in één beschikking worden beoordeeld, zodat een daartegen gericht beroep ook de beslissing kan betreffen ten aanzien van de andere klager.
27 maart 2012
Strafkamer
nr. S 09/04227 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Dordrecht van 2 september 2009, nummer RK 09/137, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. C. Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beklag
2.1. De Rechtbank heeft bij beschikking van 2 september 2009 het klaagschrift strekkende tot teruggave aan de klager van de inbeslaggenomen bestelauto met kenteken [AA-00-BB] ongegrond verklaard.
2.2. Uit door de Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen blijkt dat de Rechtbank bij beschikking van eveneens 2 september 2009 het door Avéro Achmea/Achmea Schadeverzekeringen N.V. ingediende klaagschrift strekkende tot teruggave van voormelde bestelauto gegrond heeft verklaard en teruggave aan Avéro Achmea/Achmea Schadeverzekeringen N.V. heeft gelast, alsmede dat deze beschikking onherroepelijk is geworden.
2.3. Dat brengt mee dat de klager bij gebrek aan belang in het cassatieberoep niet kan worden ontvangen, nu het daartoe bevoegde Gerechtshof na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad de klager slechts niet-ontvankelijk kan verklaren in zijn beklag aangezien het beslag, gelet op het hiervoor onder 2.2 weergegevene, reeds is beëindigd.
2.4. Opmerking verdient nog het volgende. Het gaat in het onderhavige geval om een zaak waarin door verschillende partijen afzonderlijk klaagschriften zijn ingediend die betrekking hebben op hetzelfde inbeslaggenomen voorwerp. Voor een evenwichtige en doelmatige afdoening van zulke zaken verdient het aanbeveling dat de rechter - wanneer dat redelijkerwijs mogelijk is - bevordert dat dergelijke klaagschriften gevoegd worden behandeld en vervolgens in één beschikking worden beoordeeld, zodat een daartegen gericht beroep ook de beslissing kan betreffen ten aanzien van de andere klager.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2012.