Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko
Artikel 22 Opsporing van opbrengsten van strafbare feiten en toepassing van voorlopige maatregelen met het oog op confiscatie
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2012
- Bronpublicatie:
20-09-2010, Trb. 2010, 285 (uitgifte: 26-11-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-2012, Trb. 2012, 221 (uitgifte: 04-12-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Op verzoek van de verzoekende partij spant de aangezochte partij zich in om vast te stellen of de opbrengsten van een strafbaar feit zich in haar rechtsgebied bevinden en stelt de verzoekende partij in kennis van de resultaten van haar onderzoek. De verzoekende partij geeft in haar verzoek aan op welke gronden zij veronderstelt dat dergelijke opbrengsten zich in het rechtsgebied van de aangezochte partij bevinden en geeft tevens, indien bekend, de locatie aan waar deze opbrengsten zich bevinden.
2.
Indien, overeenkomstig het eerste lid, de vermeende opbrengsten van strafbare feiten worden aangetroffen, neemt de aangezochte partij de voorlopige maatregelen met het oog op de in artikel 23 voorziene confiscatie die nodig zijn om te voorkomen dat deze opbrengsten het voorwerp van transacties worden, worden overgemaakt of vervreemd. De aangezochte partij heft de voorlopige maatregelen pas op na overleg met de verzoekende partij.
3.
De verzoekende partij dient de aangezochte partij om de zes maanden mede te delen of het noodzakelijk is de voorlopige maatregelen te verlengen. Wanneer de genomen voorlopige maatregelen niet meer nodig blijken, stelt de verzoekende partij de aangezochte partij hiervan onverwijld in kennis.