RvdW 2020/503
Voorhanden hebben van wapens en munitie door het zien en aanraken van de wapens en in de directe nabijheid daarvan te verblijven, waardoor verdachte zich bewust was van de aanwezigheid daarvan en daarover kon beschikken.
HR 31-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:504
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 maart 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
18/02307 J
- Conclusie
P-G mr. J. Silvis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS198902:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:504, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1109, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑11‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑12‑2018
- Wetingang
Art. 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Essentie
Voorhanden hebben van wapens en munitie door het zien en aanraken van de wapens en het verblijven in de directe nabijheid daarvan, waardoor verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en de bijbehorende munitie en daarover kon beschikken.
Samenvatting
Voor veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat verdachte het wapen bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad gebruikte aanduiding van ‘een meer of mindere mate’ van bewustheid geeft aan dat verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.