NJB 2024/320
Afwijzing getuigenverzoek post-Keskin, art. 6 EVRM: in casu is de bewezenverklaring aangenomen mede op grond van de door de verdachte betwiste verklaring van de verzochte getuige zonder dat de verdediging deze getuige heeft kunnen ondervragen, terwijl het hof niet ervan blijk heeft gegeven te hebben nagegaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. De afwijzing van het verzoek is niet zonder meer begrijpelijk. De enkele overweging door het hof dat de bewezenverklaring niet in overwegende mate steunt op de verklaring van de getuige kan de afwijzing van het getuigenverzoek niet dragen. ‘Redelijkerwijs heeft moeten vermoeden’ bij schuldheling, art. 417bis lid 1 sub a Sr: in casu heeft het hof voor zijn oordeel dat de verdachte niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht redengevend gevonden dat de verdachte de door hem bij de juwelier ingeleverde gouden tientjes had gekregen van een vriend die hem vroeg de tientjes in te leveren en dat hij toen in het geheel niet heeft doorgevraagd. Het hof verwijst hier naar gegevens die niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld, terwijl het hof in zijn overweging ook niet met voldoende mate van nauwkeurigheid het wettige bewijsmiddel heeft aangegeven waaraan het die feiten en omstandigheden heeft ontleend. Feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring: de rechter die zich beroept op gegevens die niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld, moet met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging a. die feiten of omstandigheden aanduiden, en b. het wettige bewijsmiddel aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend.
HR 23-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:46
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 januari 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, T.B. Trotman, F. Posthumus
- Zaaknummer
22/01345
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:46, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1071, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑11‑2023
- Wetingang
(art. 6 EVRM; art. 417bis Sr; art. 359 Sv)
Essentie
Afwijzing getuigenverzoek post-Keskin, art. 6 EVRM: in casu is de bewezenverklaring aangenomen mede op grond van de door de verdachte betwiste verklaring van de verzochte getuige zonder dat de verdediging deze getuige heeft kunnen ondervragen, terwijl het hof niet ervan blijk heeft gegeven te hebben nagegaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. De afwijzing van het verzoek is niet zonder meer begrijpelijk. De enkele overweging door het hof dat de bewezenverklaring niet in overwegende mate steunt op de verklaring van de getuige ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.