CBb, 29-12-2015, nr. 15/140
ECLI:NL:CBB:2015:445
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
29-12-2015
- Zaaknummer
15/140
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2015:445, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 29‑12‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig, Proceskostenveroordeling)
- Vindplaatsen
NTE 2016/26, UDH:NTE/13244 met annotatie van mr. I. Brinkman en mr. L. Baljon
Uitspraak 29‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Artikel 15, eerste lid, onder c, Elektriciteitswet 1998 Intrekking ontheffing voor een gesloten distributiesysteem (GDS) wegens het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens bij de aanvraag. ACM is niet bevoegd om het ontheffingsbesluit in te trekken, omdat niet is vastgesteld dat de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. Artikel 8:26 Awb en artikel 1:2, Awb. TenneT wordt niet als derde-partij toegelaten, omdat zij geen rechtstreeks belang heeft, maar een afgeleid belang, omdat de gevolgen van het bestreden besluit uitsluitend tot stand komen via de contractuele verhouding tussen TenneT en NXP.
Partij(en)
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 15/140
18050
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 december 2015 in de zaak tussen
NXP Semiconductors Netherlands B.V. (NXP), te Nijmegen, appellante
(gemachtigde: mr. M.R. het Lam),
en
Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster
(gemachtigden: mr. R.B.J. de Haan en mr. V.C.A. Lindijer).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Liander N.V. (Liander)
(gemachtigden: mr. drs. J.E. Janssen en mr. M.E. Brinkman).
Procesverloop
Bij besluit van 7 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft ACM de bij besluit van 19 februari 2014 aan NXP verleende ontheffing als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 (E-wet) ingetrokken.
NXP heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
ACM heeft een verweerschrift ingediend.
Liander en TenneT hebben verzocht aan het geding deel te mogen nemen als derde-belanghebbende. Het College heeft Liander toegelaten en TenneT voorlopig toegelaten tot het geding
Ten aanzien van een aantal stukken die ACM verplicht is over te leggen heeft zij meegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissing van 28 september 2015 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. De andere partijen hebben het College toestemming verleend om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2015. NXP heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door C. Smit. ACM en Liander hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. TenneT heeft zich laten vertegenwoordigen door Y. Gremmen.
Overwegingen
1. Op het bedrijfsterrein van NXP aan de Gerstweg 2 in Nijmegen bevindt zich een stelsel van verbindingen en daarmee verbonden hulpmiddelen voor transport van elektriciteit. Het bedrijfsterrein bestaat uit verschillende kadastrale percelen waarvan NXP eigenaar is of waarop ten gunste van NXP een recht van opstal is gevestigd. Op een van de percelen is in gebouw DD een elektrische installatie (een elektriciteitsinkoopstation) aanwezig, waarop een recht van opstal is gevestigd ten gunste van N.V. Nuon Infra Oost, een van de handelsnamen van Liander Infra Oost N.V., een dochtervennootschap van Liander N.V. NXP huurt het inkoopstation terug van Liander. De elektrische installatie van Liander bestaat uit transformatoren, 10kV- en 150kV-schakelinstallaties, aansluitingen, smoorspoelen, overspanningsafleiders, een brandblusinstallatie, condensatoren en de bijbehorende beveiligings- bedienings- en regelapparatuur, ondersteuningen, bevestigingsmiddelen, voorzieningen en hulpmiddelen. Het stelsel van verbindingen van NXP is via de elektrische installatie van Liander aangesloten op het hoogspanningsnet van TenneT.
2. Bij besluit van 19 februari 2014 heeft ACM aan NXP op grond van artikel 15, eerste lid, onder b, van de E-wet een ontheffing verleend voor een gesloten distributiesysteem (GDS) op het bedrijfsterrein van NXP (ontheffingsbesluit). Liander heeft hiertegen aanvankelijk beroep ingesteld, maar dit beroep ingetrokken.
3. Naar aanleiding van een verzoek van Liander om het ontheffingsbesluit van NXP te herzien - Liander meent dat in het ontheffingsbesluit haar elektrische installatie ten onrechte wordt gekwalificeerd als een zelfstandig openbaar net, gelegen tussen het stelsel van verbindingen van NXP en het hoogspanningsnet van TenneT - heeft ACM de situatie opnieuw onderzocht en het ontheffingsbesluit ingetrokken op grond van artikel 15, derde lid, aanhef en onder c, van de E-wet, omdat NXP bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de ontheffing niet zou zijn verleend als wel de juiste en volledige gegevens zouden zijn verstrekt. Op basis van een nadere analyse van de stukken en de door Liander verstrekte informatie is ACM tot de conclusie gekomen dat het net van NXP niet is aangesloten op een net van Liander, omdat het elektrische systeem van Liander in gebouw DD niet als net kwalificeert. Volgens ACM is het elektrische systeem van Liander, gelet op de plaats waar het zich bevindt in het stelsel van verbindingen van NXP, veeleer een daarmee verbonden hulpmiddel en is het net van NXP operationeel aangesloten op het hoogspanningsnet van TenneT. Omdat het gehele GDS, inclusief de elektrische installatie in gebouw DD, niet volledig in eigendom is van NXP, kan volgens ACM geen ontheffing worden verleend.
4. In beroep voert NXP aan dat het herzieningsverzoek van Liander een verkapt bezwaarschrift is tegen het ontheffingsbesluit, dat ACM niet in behandeling mocht nemen, omdat het ontheffingsbesluit is vastgesteld op grond van de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geregelde openbare voorbereidingsprocedure, zodat artikel 7:1, aanhef en onderdeel d, van de Awb hieraan in de weg staat. NXP bestrijdt onjuiste of onvolledige gegevens te hebben verstrekt en stelt dat de juridische eigendomsverhouding niet in de weg staat aan het verlenen van ontheffing.
5.1
Over het verzoek van TenneT tot toelating tot het geding overweegt het College het volgende. Op grond van artikel 8:26 van de Awb is het College bevoegd om tot de sluiting van het onderzoek ter zitting belanghebbenden in de gelegenheid te stellen als partij aan het geding deel te nemen. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om van een rechtstreeks belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen spreken moet er een voldoende direct geraakt belang zijn. In de eis van direct geraakt belang komt tot uitdrukking dat er een voldoende causaal verband moet zijn tussen de gevolgen van het besluit en de belangen van de partij.
5.2
TenneT stelt dat zij belanghebbende is, omdat zij een aansluit- en transportovereenkomst heeft met NXP voor de aansluiting van NXP op het net van TenneT en omdat de uitslag van de procedure gevolgen voor de juridische duiding van de aansluitsituatie en, als uitvloeisel daarvan, financiële consequenties voor TenneT kan hebben. Immers, als het bestreden besluit niet in stand blijft, wordt teruggevallen op het ontheffingsbesluit, waaruit voortvloeit dat NXP niet is aangesloten op het net van TenneT. TenneT onthoudt zich van een mening over het al dan niet verlenen van een ontheffing aan NXP.
5.3
Het College overweegt dat de mogelijke financiële gevolgen voor TenneT van (een vernietiging van) het bestreden besluit uitsluitend via de contractuele verhouding tussen TenneT en NXP tot stand komen. Aldus heeft TenneT een afgeleid belang en is haar belang niet rechtstreeks betrokken bij dit besluit, zodat TenneT ten aanzien van het bestreden besluit niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. TenneT wordt daarom niet (langer) toegelaten als derde-partij.
6.1
Ten aanzien van de door NXP aangevoerde gronden merkt het College op dat ACM zelfstandig bevoegd is om het ontheffingsbesluit in te trekken, zonder dat daaraan een aanvraag ten grondslag behoeft te liggen. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 15, derde lid, van de E-wet, waarin limitatief een aantal intrekkingsgronden is aangegeven. De onder c genoemde grond geeft ACM de bevoegdheid om een ontheffing in te trekken als degene aan wie de ontheffing is verleend bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid. Van een verkapt bezwaar is daarom geen sprake.
6.2
ACM stelt de ontheffing te hebben verleend overeenkomstig de door NXP bij de aanvraag verstrekte feitelijke informatie over de afbakening van het GDS. De in het ontheffingsbesluit genoemde feiten en omstandigheden heeft ACM ontleend aan de aanvraag en de bij NXP opgevraagde aanvullende informatie. Op basis hiervan en de tijdens de zienswijze naar voren gekomen informatie heeft ACM in het ontheffingsbesluit gebouw DD expliciet uitgezonderd van de geografische afbakening van het GDS. Volgens ACM heeft NXP haar net zodanig afgebakend dat de elektrische installatie van Liander buiten het GDS valt en de zaken zo voorgesteld dat haar net is aangesloten op een net van Liander. In haar zienswijze heeft NXP benadrukt dat zich tussen haar GDS en het net van TenneT nog een net van Liander bevindt. ACM wijst op de volgende in de aanvraag gegeven antwoorden. Bij vraag 2.6: “[Het GDS van NXP is] aangesloten op het net van Liander (…)” en bij vraag 4.1.4: “Het net van NXP is aangesloten op een hoogspanningsinstallatie in (juridisch) eigendom van Liander (…) Dit aan Liander (…) toebehorende net (…) is op zijn beurt aangesloten op het 150kV-net van TenneT (…)” Verder wijst ACM op de door NXP bij de aanvraag gevoegde single line diagram met de hoofdstructuur van het GDS van NXP. Ter zitting heeft ACM hieraan nog toegevoegd dat de aansluit- en transportovereenkomst met TenneT en de leaseovereenkomst met Liander niet zijn overgelegd.
6.3
Anders dan ACM stelt, blijkt naar het oordeel van het College uit de door NXP ingediende aanvraag en de overige tijdens de aanvraagprocedure en de daaropvolgende zienswijzeprocedure verstrekte informatie en stukken niet dat NXP feitelijk onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt aan ACM. In de aanvraag heeft NXP het wel over het net van Liander en dat het GDS daarop is aangesloten, maar NXP laat in de aanvraag en het daarbij gevoegde single line diagram geen misverstand bestaan over de plaats en de aard van het elektrische systeem van Liander en de wijze waarop het juridische eigendom ervan is geregeld. Zeker na de in de zienswijze gegeven verduidelijking van de eigendomssituatie moet ACM de feitelijke en juridische situatie duidelijk zijn geweest. Daarom kan ACM NXP niet verwijten onjuiste of onvolledige gegevens bij de aanvraag te hebben verstrekt. Dat volgens ACM de juridische kwalificatie die NXP in de aanvraag aan het elektrische systeem van Liander heeft gegeven onjuist is en ACM naar aanleiding van het herzieningsverzoek van Liander de aan de aanvraag- en de zienswijzeprocedure ontleende feiten en omstandigheden anders waardeert maakt dat niet anders, nu het kwalificeren van de feiten en omstandigheden tot het domein van ACM behoort en ACM bij het nemen van het ontheffingsbesluit over voldoende informatie beschikte om de kwalificatie door NXP zo nodig te verbeteren. Nu niet is vast komen te staan dat NXP onjuiste en onvolledige informatie heeft verstrekt, is ACM niet bevoegd om het ontheffingsbesluit in te trekken op grond van artikel 15, derde lid, aanhef en onder c, van de E-wet.
7 Het beroep is gegrond en het College vernietigt het bestreden besluit. Het College ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het ontheffingsbesluit herleeft. Na de intrekking van het door Liander daartegen gerichte beroep is het ontheffingsbesluit rechtens vast komen te staan, zodat de rechtsbetrekking tussen partijen weer is zoals die was voor het beroep van Liander.
8 Het College veroordeelt ACM in de door NXP gemaakte proceskosten en stelt deze op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
Het College:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt het bestreden besluit;
- -
draagt ACM op het betaalde griffierecht van € 331,- aan NXP te vergoeden;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van NXP tot een bedrag van €980,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. M. van Duuren en mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 december 2015.
w.g R.C. Stam w.g. M.B. van Zantvoort