ABRvS, 08-08-2012, nr. 201113066/1/A2
ECLI:NL:RVS:2012:BX3915
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
08-08-2012
- Zaaknummer
201113066/1/A2
- LJN
BX3915
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BX3915, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 08‑08‑2012; (Hoger beroep)
Uitspraak 08‑08‑2012
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 11 juni 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag voor [appellant] over het jaar 2007 herzien, deze op nihil vastgesteld en een bedrag van € 433,00 teruggevorderd.
Partij(en)
201113066/1/A2.
Datum uitspraak: 8 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2011 in zaak nr. 11/4251 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag voor [appellant] over het jaar 2007 herzien, deze op nihil vastgesteld en een bedrag van € 433,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 15 september 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard voor zover dat was gericht tegen het besluit van de inspecteur van de Belastingdienst tot vaststelling van het verzamelinkomen over 2007. Voor zover het bezwaar zag op het gebruiken van het door de inspecteur vastgestelde verzamelinkomen als toetsingsinkomen, heeft de Belastingdienst/Toeslagen dit ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 november 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellant] ingestelde beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 15 september 2011 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. B.J.G.L. Jaeger, advocaat te Amsterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. drs. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij de Belastingdienst/Toeslagen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet op de zorgtoeslag, zoals deze wet luidde ten tijde van belang, is de hoogte van de zorgtoeslag afhankelijk van de draagkracht.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), zoals deze wet luidde ten tijde van belang, wordt ter bepaling van de draagkracht het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, van de belanghebbende en zijn partner in aanmerking genomen.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, onder a, is het toetsingsinkomen, indien over het berekeningsjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, zoals dat in die aanslag is of wordt opgenomen of zoals dat bij beschikking is of wordt vastgesteld.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, herziet de Belastingdienst/Toeslagen, indien na de toekenning van de tegemoetkoming uit een wijziging van een verzamelinkomen, belastbaar loon of niet in Nederland belastbaar inkomen blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend, de tegemoetkoming met inachtneming van die wijziging of vaststelling.
Ingevolge het tweede lid, voor zover hier van belang, geschiedt de herziening binnen acht weken na het tijdstip waarop de beschikking of de uitspraak strekkende tot de wijziging van het verzamelinkomen onherroepelijk is geworden.
2.2.
Het hoger beroep beperkt zich tot het oordeel van de rechtbank over het besluit van 15 september 2011, voor zover dat ziet op de vaststelling van de zorgtoeslag over het jaar 2007. De rechtbank heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht bij de bepaling van de draagkracht van [appellant] de aanslag inkomstenbelasting heeft gevolgd, zoals vastgesteld door de inspecteur van de inkomstenbelasting, en dat de Belastingdienst/Toeslagen geen onderzoek hoeft te verrichten naar de juistheid van dit bedrag.
2.3.
[appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de toetsing van het verzamelinkomen in een procedure over de zorgtoeslag aan de orde zou moeten kunnen komen, nu het recht op zorgtoeslag afhankelijk is van de hoogte van het verzamelinkomen. Door te overwegen dat dit niet kan, heeft de rechtbank volgens [appellant] tevens miskend dat in strijd wordt gehandeld met artikel 1, Eerste Protocol, bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), waarin het recht op het ongestoord genot van eigendom ('possessions') is neergelegd. Dat de wet voorziet in een ambtshalve herziening van de zorgtoeslag wanneer de hoogte van het verzamelinkomen door de inspecteur van de Belastingdienst wordt aangepast, miskent dat de Belastingdienst/Toeslagen de reeds uitgekeerde zorgtoeslag wel al invordert, zolang dit verzamelinkomen niet is aangepast, hetgeen een inbreuk op het eigendomsrecht vormt, aldus [appellant]. Bovendien betekent het systeem van ambtshalve vermindering per definitie dat bij eventuele onjuistheden, of het uitblijven van een dergelijke vermindering, de rechtsgang naar de bestuursrechter niet meer begaanbaar is, nu de beschikking zelf onherroepelijk is geworden, zo voert [appellant] aan.
2.3.1.
Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 7 juli 2010 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=2fALIxOHdeY%3D">200909278/1/H2a>) dient ter bepaling van de draagkracht, waarvan het recht op en de hoogte van de zorgtoeslag afhankelijk is, ingevolge artikel 7, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 8, eerste lid, van de Awir, het verzamelinkomen, zoals in de aanslag inkomstenbelasting is opgenomen, in aanmerking te worden genomen. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht en op goede gronden overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de bepaling van de draagkracht was gehouden de door de belastinginspecteur vastgestelde aanslag te volgen, hetgeen de Belastingdienst/Toeslagen hier ook heeft gedaan. In hetgeen [appellant] hierover heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen reden van deze vaste rechtspraak af te wijken.
De herziening van de zorgtoeslag na eerdere vaststelling heeft geleid tot een terugbetalingsverplichting. Daarmee vindt inmenging in het eigendomsrecht plaats, bedoeld in artikel 1, Eerste Protocol, bij het EVRM. Een dergelijke inmenging kan in het algemeen belang gerechtvaardigd zijn, mits zij tevens bij de wet is voorzien en evenredig is aan het gestelde doel. In dit geval is het algemeen belang gelegen in een juiste besteding van gemeenschapsgelden. De inmenging is voorts bij wet voorzien. Zij gaat niet verder dan het doel vereist, nu het gelet op de draagkracht teveel betaalde bedrag aan toeslag moet worden terugbetaald.
Voorts treden de door [appellant] gevreesde gevolgen dat het verzamelinkomen niet meer in een procedure aan bod kan komen niet in. Tegen de vaststelling van het verzamelinkomen door de inspecteur staan rechtsmiddelen open, waarvan [appellant] ook gebruik heeft gemaakt, en ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Awir herziet de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming ook ambtshalve in voor de belanghebbende positieve zin indien een wijziging van het verzamelinkomen tot een hogere tegemoetkoming leidt. Ook tegen een dergelijke herziening, evenals tegen het uitblijven daarvan of een weigering daartoe over te gaan, staan rechtsmiddelen open. Dat geldt evenzeer voor de invordering. Daarnaast heeft de Belastingdienst/Toeslagen ter zitting verklaard dat in het algemeen niet actief wordt ingevorderd indien er bezwaar of (hoger) beroep loopt tegen de vastgestelde hoogte van het verzamelinkomen.
Het betoog faalt.
2.4.
Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2012
18-752.