Rb. Breda, 07-05-2009, nr. 535404 mb 09-64 / 535406 mb 09-65
ECLI:NL:RBBRE:2009:BI5920
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
07-05-2009
- Zaaknummer
535404 mb 09-64 / 535406 mb 09-65
- LJN
BI5920
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2009:BI5920, Uitspraak, Rechtbank Breda, 07‑05‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 07‑05‑2009
Inhoudsindicatie
Een motorrijder heeft binnen 3 minuten een beschikking gehad voor het onvoldoende afstand houden met een snelheid van minder dan 80 km/uur en daarna een voor het rechts inhalen waar dat is verboden. E.e.a. speelde zich af tijdens druk verkeer op de snelweg tijdens wegwerkzaamheden. Betrokkene was van mening dat het zogenaamde motorconvenant van toepassing was waarbij het is toegestaan in files tussen twee rijstroken in te rijden, zodat de beschikking ten onrechte was opgelegd. Door betrokkene werd met name de door de verbalisant waargenomen snelheid betwist. De kantonrechter oordeelde dat zijn onderbouwing geen aanleiding gaf om aan de ambtsedige verklaring van de verbalisant te twijfelen. Op grond van de ambtsedige verklaring van de verbalisant werd vastgesteld dat betrokkene onvoldoende afstand van zijn voorligger had gehouden. Volgens die verklaring was ook geen sprake van file, maar slechts van druk verkeer waardoor het genoemde motorconvenant niet van toepassing was. Rechts inhalen was daarom ook voor motorrijders niet geoorloofd. Het feit echter dat de verbalisant in burger was en in een niet voor het publiek zichtbare dienstauto reed waardoor daarvan geen waarschuwend effect uitging, en betrokkene zich daarom niet bewust kon zijn van het risico dat hem meerdere beschikkingen zouden worden opgelegd, gaf echter aanleiding de sanctie voor de tweede overtreding, het rechts inhalen, te matigen met €100,00.
RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaaknummer : 535404 MB VERZ 09-64 en 535406 MB VERZ 09-65
CJIB-nummer:[nummer] en [nummer]
uitspraak: 7 mei 2009
Op de in het openbaar gehouden zitting van 7 mei 2009 is mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, bijgestaan door J.C.M. Franken als griffier, overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroep dat is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met bovengenoemd CJIB-nummer. Het beroepschrift is ingediend door:
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats],
nader ook te noemen “betrokkene”.
Betrokkene is ter zitting verschenen in persoon.
Namens de officier van justitie is verschenen mr. A.J. Rijks, werkzaam bij het CVOM.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden, welke aantekeningen worden geacht deel uit te maken van dit proces-verbaal.
Betrokkene heeft beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen in het beroepschrift - dat zich bij de stukken van het geding bevindt - is vermeld. Ter zitting heeft betrokkene meegedeeld de gronden van het beroep te handhaven en daar nog aan toegevoegd dat de verbalisant is voorbijgegaan aan het zogenaamde motorconvenant waarin het voor motorrijders zou zijn toegestaan in files tussen twee rijstroken in te rijden.
De officier van justitie heeft meegedeeld de beslissing waarvan beroep is ingesteld, alsmede de verwerping van de bezwaren van betrokkene, te handhaven.
1. De beoordeling
De kantonrechter heeft op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen, welke beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Het beroep is ontvankelijk omdat het tijdig is ingesteld en er zekerheid is gesteld voor de betaling van de sancties.
Op grond van de inhoud van het zaakoverzicht en het ambtsedig opgemaakte aanvullend proces-verbaal van de verbalisant, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat betrokkene, gelet op de op dat moment gereden snelheid van het overige verkeer, onvoldoende afstand heeft gehouden van de vóór hem rijdende weggebruikers.
De kantonrechter overweegt dat op grond van vaste jurisprudentie geldt dat de weergave van de ambtsedige verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging die betrokkene wordt verweten. Dat is pas dan anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de weergave van de ambtsedige verklaring van de verbalisant, dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Betrokkene heeft met name de door de verbalisant waargenomen snelheid betwist, maar de kantonrechter is van oordeel dat de onderbouwing van dat verweer onvoldoende aanleiding geeft om aan de juistheid van de constatering van de verbalisant te twijfelen.
Bij de op het desbetreffende tijdstip gereden snelheid kan slechts gesproken worden van druk verkeer, maar niet van file, hetgeen eveneens blijkt uit het feit dat betrokkene na het inhalen zijn weg op de rechter rijstrook kon vervolgen. Het door betrokkene genoemde motorconvenant was in deze situatie dan ook niet van toepassing.
Rechts inhalen was daarom, ook voor motorrijders, niet geoorloofd.
Geoordeeld wordt dan ook dat beide aan betrokkene verweten gedragingen voldoende zijn komen vast te staan, zodat het beroep van betrokkene ongegrond dient te worden verklaard. Wel geeft het feit dat de verbalisant in burger was aanleiding om de sanctie voor de tweede overtreding, het rechts inhalen, te matigen als hierna bepaald. Nu de verbalisant in burger was en ook niet in een voor het publiek zichtbare dienstauto reed, ging daarvan immers geen waarschuwend effect uit. Betrokkene kon zich hierdoor niet bewust zijn van het risico dat hem meerdere beschikkingen zouden worden opgelegd.
De gestelde zekerheid dient aan betrokkene te worden terugbetaald als hierna bepaald.
2. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart het beroep ongegrond voor zover het gericht is tegen de beschikking met betrekking tot het onvoldoende afstand houden;
verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond voor zover het gericht is tegen de beschikking met betrekking tot het rechts inhalen waar dat is verboden;
wijzigt de bestreden beslissing met betrekking tot het rechts inhalen, in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 50,00;
verklaart dit beroep voor het overige ongegrond;
draagt de officier van justitie op een bedrag van € 100,00 dat aan zekerheid is gesteld aan betrokkene terug te betalen.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier, de kantonrechter,
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom, Postbus 118, 4600 AC Bergen op Zoom, en dient door degene die bij de sector kanton beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum toezending beslissing: