Einde inhoudsopgave
Gedragsregels advocatuur 2018
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 14-02-2018
- Bronpublicatie:
14-02-2018, Internet 2018, www.advocatenorde.nl (uitgifte: 14-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-02-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-2018, Internet 2018, www.advocatenorde.nl (uitgifte: 14-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
Zie tevens de toelichting bij regel 6. Met betrekking tot de wederpartij geldt de vaste maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt, maar dat deze vrijheid onder meer kan worden ingeperkt indien de advocaat feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn. Met betrekking tot deze beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
Van schending van deze regel is slechts sprake indien een advocaat feitelijke gegevens verstrekt waarvan hij weet althans behoort te weten dat die onjuist zijn. Dat is niet het geval indien blijkt dat de advocaat is uitgegaan van de juistheid van de stellingen van zijn cliënt en dat hij ook geen reden heeft gehad om daaraan te twijfelen. De wijze waarop de stellingen vervolgens worden gepresenteerd is aan de advocaat, zij het dat dit dient te gebeuren binnen de grenzen van de gedragsregels (RvD Den Haag 12 mei 2014, ECLI:NL:TADRSGR:2014:146).
De tuchtrechter heeft wel geoordeeld dat het openbaar belang bij een goede rechtspleging zich ertegen verzet dat een advocaat een rechter willens en wetens verstoken laat van informatie waarvan de advocaat weet of moet weten dat deze wezenlijk is voor de oordeelsvorming van de rechter (HvD 5 juni 2009, Advocatenblad 20 augustus 2010).
Een en ander houdt verband met de in het burgerlijk procesrecht sinds 2002 geldende waarheidsplicht als bedoeld in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en de substantiëringsplicht en bewijsaandraagplicht als bedoeld in artikel 111, derde lid Rv. Op grond van artikel 21 Rv zijn partijen immers verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
Door onjuiste informatie te verschaffen aan de civiele rechter (ook door opzettelijk een feit dat van belang is voor de gevraagde beslissing te verzwijgen), wordt bewerkstelligd dat een partij de voor haar op de voet van artikel 21 Rv bestaande verplichting om een feit dat van belang is voor de gevraagde beslissing volledig en naar waarheid aan te voeren, schendt, waarmee de advocaat dan voorts handelt in strijd met regel 6(regel 30 oud).
In het strafproces ligt deze verplichting, gelet op het nemo-teneturbeginsel, genuanceerder. Het zwijgrecht van de verdachte, de geheimhoudingsplicht en het daarmee samenhangende verschoningsrecht van de advocaat, kunnen er in een strafrechtelijke procedure toe leiden dat een advocaat zich zal onthouden van het verstrekken van gegevens die belastend kunnen zijn voor zijn cliënt. Het uitgangspunt blijft evenwel dat een advocaat geen onwaarheden mag debiteren. De advocaat mag in het belang van zijn cliënt uiteraard wel naar voren brengen dat zijn cliënt een bepaald standpunt inneemt (zoals met betrekking tot diens schuld of onschuld), of naar voren brengen dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen is.
Onder het begrip ‘rechter’ wordt zowel de individuele functionaris als de instantie begrepen. Met deze terminologie wordt niet bedoeld de toepasselijkheid van deze regel (en andere gedragsregels waar de rechter wordt genoemd) te beperken tot alleen de overheidsrechter. De regel is ook toepasselijk op een procedure voor de tuchtrechter of een arbitraal college.