HR, 18-09-2015, nr. 15/01816
ECLI:NL:HR:2015:2748
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-09-2015
- Zaaknummer
15/01816
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:2748, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑09‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1022, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:1022, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑06‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:2748, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Art. 80 a lid 1 RO. Opgewekt vertrouwen. Eisen waaraan cassatiemiddelen dienen te voldoen.
Partij(en)
18 september 2015
Eerste Kamer
15/01816
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1],gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiser 2],wonende te [woonplaats],
3. [eiseres 3],wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaten: mr. P.J.L.J. Duijsens en mr. D.Th.J. van der Klei,
t e g e n
1. [verweerder 1],
2. [verweerster 2],beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 218937/HA ZA 11-1162 van de rechtbank Arnhem van 2 november 2011 en 30 mei 2012;
b. de arresten in de zaak 200.114.363 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 februari 2014 en 13 januari 2015.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof van hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep met toepassing van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2 en 3).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 18 september 2015.
Conclusie 19‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Art. 80 a lid 1 RO. Opgewekt vertrouwen. Eisen waaraan cassatiemiddelen dienen te voldoen.
19 juni 2015
mr. J. Spier
15/01816
Conclusie Inzake
[eiser] c.s.
tegen
[verweerder 1] en [verweerster 2]
1. In deze zaak is tijdig cassatieberoep ingesteld. Het gaat – heel kort gezegd – om de vraag of [verweerders] het vertrouwen hebben gewekt dat zij, in de bewoordingen van de in de cassatiedagvaarding onder 18 en 19 weergegeven klachten, zich “de belangen van de crediteuren” zullen aantrekken.
2. Het Hof heeft aangenomen dat [eiser] c.s. niet stellen dat zij erop hebben vertrouwd dat [verweerders] de vorderingen van [eiser] c.s. volledig zouden voldoen. Dat oordeel wordt in cassatie niet op begrijpelijke wijze bestreden.
3. Voor zover de klachten zo moeten worden begrepen dat [eiser] c.s. aan de orde stellen dat [verweerders], het door hen opgewekte vertrouwen van het tegendeel ten spijt, helemaal niet thuis geven, voldoen zij niet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. Als vindplaatsen voor zodanig vertrouwen worden genoemd: de inleidende dagvaarding onder 10, de memorie van grieven onder 18, 19, 21, 22, 29 en het p.v. van de comparitie in prima p. 4 halverwege. Voor zover daar al iets staat over opgewekt vertrouwen (wat in de meeste gevallen niet zo is) is het betoog, zoal begrijpelijk, zo vaag dat het Hof er niet op in behoefde te gaan. Onduidelijk is ook wat deze stellingen toevoegen aan de problematiek van de toezegging waarop het Hof uitvoerig is ingegaan. Nu de stellingen tekort schieten, kon het Hof het bewijsaanbod waarop onderdeel 20 doelt passeren.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] c.s. op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal