Hof Amsterdam, 05-12-2011, nr. 23-005837-08
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU7292, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
05-12-2011
- Zaaknummer
23-005837-08
- LJN
BU7292
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU7292, Uitspraak, Hof Amsterdam, 05‑12‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2008:BG4853, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 05‑12‑2011
Inhoudsindicatie
In de omstandigheden van dit geval kan het hof, ook al voldoet het insturen van lijsten met alle transacties met betrekking tot categorie 3 stoffen aan de verkeerde FIOD-ECD vestiging niet aan de normen die daaraan met betrekking tot het melden van mogelijk verdachte transacties thans gesteld kunnen worden, mede gelet op de onduidelijkheid die kennelijk ook bij het Openbaar Ministerie leeft over de precieze informatie die op dit terrein ten tijde van het ten laste gelegde bij ondernemingen en ondernemers bekend mocht worden verondersteld, niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de door de verdachte in opdracht van haar bestuurders gestuurde lijsten in de periode waarop de tenlastelegging ziet, niet als meldingen van verdachte transacties in de zin van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën kunnen worden aangemerkt.
Partij(en)
parketnummer: 23-005837-08 (PROMIS)
datum uitspraak: 5 december 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2008 in de strafzaak onder parketnummer 13-847005-08 tegen
[bedrijf]
gevestigd te [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 17 oktober 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 21 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de vertegenwoordigers van de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meerdere tijdstippen in de periode 14 oktober 2005 tot en met 21 februari 2006 te Amsterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, als deelnemer aan het handelsverkeer en/of een persoon als bedoeld in artikel 1 tweede lid onder e van de verordening, de minister (van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft gesteld van een of meer voorval(len) die doen vermoeden dat (een) geregistreerde stof(fen), te weten zwavelzuur en/of zoutzuur, in de handel zal/zullen worden gebracht en/of die voor de invoer is/zijn bestemd, misbruikt zal/zullen worden of kan/kunnen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen;
en/of
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 22 februari 2006 tot en met 30 augustus 2006 te Amsterdam, althans in Nederland, als marktdeelnemer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, de bevoegde instantie (telkens) opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot (een) geregistreerde stof(fen) die/dat er op wijst/wijzen of kan/kunnen wijzen dat deze in de handel te brengen geregistreerde stof(fen) wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, namelijk heeft/hebben zij verdachte en/of haar mededader(s) meermalen, althans eenmaal, (een) hoeveelhe(i)d(en) zwavelzuur en/of zoutzuur voorhanden gehad en/of opgeslagen en/of verkocht en/of overgedragen aan (een) ander(en);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof – anders dan de rechtbank – tot vrijspraak komt.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 19.000,00.
Vrijspraak
Namens de verdachte is naar voren gebracht dat de beide bestuurders van de verdachte - [bestuurder 1 en bestuurder 2] - kort voorafgaande aan het ten laste gelegde met de officier van justitie [officier van justitie] hebben gesproken over de invulling van de verplichtingen voortvloeiende uit de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Het Openbaar Ministerie heeft bevestigd dat een dergelijk gesprek heeft plaatsgehad, maar meegedeeld dat de inhoud daarvan niet achterhaald kon worden omdat geen gespreksverslag was gemaakt of bewaard gebleven.
Namens de verdachte is voorts verklaard dat zij naar aanleiding van dit gesprek en na daartoe van een medewerker van die dienst een faxnummer te hebben gekregen van de FIOD-ECD te Haarlem als het adres waaraan een en ander gestuurd kon worden, ter voldoening aan de hiervoor bedoelde verplichtingen met enige regelmaat lijsten met alle transacties met betrekking tot categorie 3 stoffen naar de FIOD-ECD te Haarlem is gaan sturen.
Gesteld noch gebleken is dat deze lijsten ooit zijn teruggestuurd aan de verdachte, of dat er met haar contact is opgenomen om te verduidelijken dat dit niet de juiste wijze was om invulling te geven aan de in de tenlastelegging bedoelde meldingsplicht. Uit het dossier blijkt dat de FIOD-ECD vestiging te Haarlem bij herhaling deze lijsten naar de vestiging in Utrecht - die destijds fungeerde als meldpunt voor mogelijk verdachte transacties - heeft doorgestuurd, waaruit het hof opmaakt dat deze dienst het insturen van de lijsten door de verdachte dus kennelijk als meldingen als bedoeld in de tenlastelegging heeft opgevat.
Artikel 9 van Verordening 273/2004 inzake drugsprecursoren schrijft voorts voor dat de Europese Commissie richtsnoeren vaststelt over manieren om verdachte transacties te herkennen en te melden. Ten tijde van het ten laste gelegde was aan de verplichting uit dit artikel door de Europese Commissie nog geen gevolg gegeven. De regelgeving in deze sfeer en de wijze waarop meldingen plaats moesten vinden - c.q. aan de hand van welke criteria meldingen behoorden plaats te vinden - waren toen nog niet verduidelijkt.
In hoger beroep is door het Openbaar Ministerie ook geen inzicht verschaft in de datum van bekendmaking in Nederland van meer specifieke criteria met betrekking tot transacties die mogelijk als verdacht kunnen worden aangemerkt.
Als hoofdregel geldt dat ondernemingen en ondernemers die zich bezig houden met de handel in chemicaliën die vallen onder de werking van voornoemde Verordening een zelfstandige verantwoordelijkheid hebben om zich op de hoogte te stellen van geldende regels en eventuele wijzigingen daarin en om deze ook toe te passen. In de omstandigheden van dit geval echter kan het hof, ook al voldoet het insturen van lijsten met alle transacties met betrekking tot categorie 3 stoffen aan de verkeerde FIOD-ECD vestiging niet aan de normen die daaraan met betrekking tot mogelijk verdachte transacties thans gesteld kunnen worden, mede gelet op de onduidelijkheid die kennelijk ook bij het Openbaar Ministerie leeft over de precieze informatie die op dit terrein ten tijde van het ten laste gelegde bij ondernemingen en ondernemers bekend mocht worden verondersteld, niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de door de verdachte in opdracht van haar bestuurders gestuurde lijsten in de periode waarop de tenlastelegging ziet, niet als meldingen in de zin van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën kunnen worden aangemerkt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige economische strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P.C. Kortenhorst en mr. N.F. van Manen, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 december 2011.
Mr. N.F. van Manen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.