CBb, 19-04-2022, nr. 21/1241
ECLI:NL:CBB:2022:181
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
19-04-2022
- Zaaknummer
21/1241
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2022:181, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 19‑04‑2022; (Verzet)
- Vindplaatsen
AB 2022/266 met annotatie van R. Ortlep
Uitspraak 19‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Partij(en)
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 21/1241
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2022 op het verzet van
[naam] B.V., te [plaats] , appellante
(gemachtigde: C. Schenk)
Procesverloop
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 9 juli 2021.
Bij uitspraak van 8 maart 2021 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak van 8 maart 2022 verzet gedaan.
Overwegingen
1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Het staat vast dat de laatste dag van de beroepstermijn 20 augustus 2021 was. Het staat ook vast dat het beroepschrift op 22 oktober 2021 is ontvangen en dus te laat is ingediend.
3. Appellante heeft in verzet naar voren gebracht dat door de coronapandemie sprake was van onzekerheid, onwetendheid en stress. Zij verzoekt daarom om coulance. Ook heeft zij er opnieuw op gewezen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, door de grote drukte, in het verkeer met appellante zelf ook regelmatig termijnen overschrijdt. Zij verzoekt om niet met twee maten te meten. Het College ziet hierin geen verontschuldiging voor het overschrijden van de beroepstermijn met twee maanden. Van meten met twee maten is geen sprake. De wet (artikel 6:11 van de Awb) verplicht het College tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep als de termijn is overschreden en die overschrijding niet verschoonbaar is.
4. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van appellante niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat geen grond.
Beslissing
Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 19 april 2022.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer