HR, 26-03-2013, nr. 12/04817 B
ECLI:NL:HR:2013:BZ5414
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-03-2013
- Zaaknummer
12/04817 B
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BZ5414
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ5414, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑03‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5414
ECLI:NL:PHR:2013:BZ5414, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ5414
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑03‑2013
Inhoudsindicatie
Beschikking. De HR verklaart het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk.
26 maart 2013
Strafkamer
nr. S 12/04817 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 juni 2012, nummer 20/001256-11, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2013.
Conclusie 29‑01‑2013
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 12/04817 B
Mr. Vellinga
Zitting: 29 januari 2013
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
Het beroep in cassatie heeft betrekking op een beschikking van het gerechtshof te 's Hertogenbosch d.d. 11 juni 2012.
2.
Bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank te Middelburg Is klager veroordeeld wegens medeplegen van handelen in strijd met een in art. 3 onder B en C gegeven verbod. Het hoger beroep is door het Hof bij arrest van 20 januari 2012 niet-ontvankelijk verklaard.
3.
In het licht van deze feiten moet het oordeel van het Hof dat het inbeslaggenomene kan dienen tot verhaal van het in de ontnemingszaak eventueel toe te wijzen bedrag aldus worden verstaan dat zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
4.
De aangevoerde klachten rechtvaardigen derhalve geen behandeling in cassatie, omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
5.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG