Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering BES
Artikel 43
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
27-09-2010, Stb. 2010, 529 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Algemeen
1.
In alle gevallen, waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, kan een verzoek om zodanige voorziening worden gedaan door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft.
2.
Op gelijke wijze komt het openbaar ministerie de bevoegdheid toe een zodanige voorziening te vorderen.
3.
Op het verzoek of de vordering, op straffe van niet-ontvankelijkheid met redenen te omkleden, wordt tijdens het voorbereidend onderzoek beslist door de rechter-commissaris en, na de aanvang of de beëindiging van het onderzoek ter terechtzitting, door de rechter die over de zaak oordeelt of het laatst heeft geoordeeld. Is de zaak bij het Hof aanhangig of aanhangig geweest, dan is het college of een door dit college aangewezen lid bevoegd.
4.
Is de rechter aanstonds van oordeel, dat degene die het verzoek of de vordering heeft gedaan, niet-ontvankelijk is of dat elke redelijke grond aan het verzoek of de vordering ontbreekt, dan wijst hij zonder nader onderzoek en met eenvoudige redengeving de gevraagde voorziening af.
5.
De voorziening kan zowel een gebod als een verbod bevatten, ook met betrekking tot gedragingen in de toekomst.
6.
De beschikking wordt zo spoedig mogelijk gegeven als door het belang van de zaak wordt gevorderd.
7.
Voor zover de beschikking een veroordeling inhoudt, kan worden bepaald dat, indien, zo lang of zo dikwijls de veroordeelde aan die veroordeling niet voldoet, door hem zal zijn verbeurd een bij de beschikking vast te stellen geldsom, dwangsom genaamd. De dwangsom, eenmaal verbeurd, komt ten volle toe aan degene die de veroordeling heeft verkregen. Deze kan de dwangsom tenuitvoerleggen krachtens de titel waarbij zij is vastgesteld. Wordt de dwangsom niet voldaan, dan kan de rechter op de vordering van het openbaar ministerie de gijzeling van de veroordeelde bevelen gedurende een door hem te bepalen termijn.
8.
De rechter is bevoegd om tenuitvoerlegging van zijn beschikking te bevelen bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep.
9.
Tegen de beschikking van de rechter in eerste aanleg staat binnen drie dagen hoger beroep open bij het Hof van Justitie, indien daartoe, gelet op het belang van de gevraagde voorziening, door het Hof of een door dit college aangewezen lid verlof is verleend.
10.
De artikelen 38 tot en met 42 vinden zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing. Ten aanzien van de rechtstreeks belanghebbende vindt artikel 44 overeenkomstig toepassing.
11.
Tijdens de behandeling van het verzoek of de vordering kunnen aan de hierboven bedoelde procedure niet meer rechten worden ontleend dan de stand van de strafvorderlijke procedure toelaat.