Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Uganda tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Protocol
Geldend
Geldend vanaf 10-09-2006
- Redactionele toelichting
Dit protocol is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2006, 197).
- Bronpublicatie:
31-08-2004, Trb. 2005, 5 (uitgifte: 13-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-09-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-09-2006, Trb. 2006, 197 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Bij de ondertekening van het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen heden gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Uganda, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van het Verdrag vormen.
I. Ad artikel 3, eerste lid, onderdeel e
Ingeval een eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld als zodanig in een Verdragsluitende Staat aan belasting is onderworpen, maar het inkomen van dat lichaam in de andere Verdragsluitende Staat als inkomen van de participanten van die eenheid wordt belast, nemen de bevoegde autoriteiten dusdanige maatregelen dat er enerzijds geen dubbele belasting blijft bestaan, maar anderzijds wordt voorkomen dat louter als gevolg van de toepassing van het Verdrag inkomen (gedeeltelijk) niet aan belastingheffing wordt onderworpen. Om te bepalen of dit het geval is, wordt de belasting geheven over het inkomen van die eenheid geacht belasting te zijn, geheven over het inkomen van de participanten van die eenheid, naar rato van hun gerechtigdheid in het vermogen van die eenheid. Voor zover nodig kan bovendien worden bepaald dat iedere participant, naar rato van zijn gerechtigdheid in die eenheid, de belasting geheven op het niveau van de eenheid mag verrekenen (inclusief eventuele daarop drukkende bronbelasting van derde Staten), met de belasting die hij verschuldigd is over hetzelfde inkomen. Voorts mag de Staat van vestiging van de eenheid afzien van eventuele belastingheffing over uitdeling van winst van die eenheid aan de participanten.
II. Ad artikel 4
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats in een van de Verdragsluitende Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarin het schip zijn thuishaven heeft.
III. Ad artikel 4
Het is wel te verstaan dat inwoners die gedurende korte tijd wonen in een Verdragsluitende Staat en wier wereldwijd vergaarde inkomen {term uit VS-uitwisseling van fiscale informatie, 2004:135} in die Staat niet aan belastingheffing wordt onderworpen, voor de toepassing van dit Verdrag niet worden beschouwd als inwoner.
IV. Ad artikelen 5 en 7
Het is wel te verstaan dat geen voordelen worden toegerekend aan een vaste inrichting op grond van het gebruik maken van inrichtingen louter voor de aflevering van goederen of koopwaar die aan de onderneming toebehoort.
V. Ad artikelen 5, 6, 7, 13 en 23
Het is wel te verstaan dat rechten tot exploitatie en exploratie van natuurlijke rijkdommen worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in de Verdragsluitende Staat op wiens zeebodem en ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben, alsmede dat deze rechten geacht worden te behoren tot de activa van een vaste inrichting in die Staat. Voorts is het wel te verstaan dat de hiervoor genoemde rechten ook omvatten rechten op belangen bij, of de voordelen uit vermogensbestanddelen die voortvloeien uit die exploratie of exploitatie.
VI. Ad artikel 7
Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde inrichting, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van dat deel van de inkomsten van de onderneming dat aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen. Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst, doch slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Verdragsluitende Staat waar de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op het deel van de overeenkomst, dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan de onderneming inwoner is.
VII. Ad artikel 7
Vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen studies of onderzoeken van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor diensten van adviserende of toezichthoudende aard, worden aangemerkt als vergoedingen waarop de bepalingen van artikel 7 van toepassing zijn.
VIII. Ad artikel 9
Het is wel te verstaan dat de omstandigheid dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals ‘costsharing’-overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkomsten, voor of gebaseerd op de toerekening van kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is als bedoeld in artikel 9, eerste lid. Dit belet een Verdragsluitende Staat evenwel niet voornoemde overeenkomsten te controleren op voorwaarden als bedoeld in artikel 9, eerste lid.
IX. Ad artikel 10
De bepalingen van artikel 10, derde lid, onderdeel a, zijn van toepassing zolang ingevolge de bepalingen van de Nederlandse Wet op de vennootschapsbelasting, van een lichaam dat inwoner is van Nederland geen Nederlandse vennootschapsbelasting wordt geheven ter zake van dividenden die dat lichaam ontvangt van een lichaam dat inwoner is van Uganda.
Wanneer voor en na de inwerkingtreding van dit Verdrag investeringen zijn gedaan in een Verdragsluitende Staat is het wel te verstaan dat dividenden voor de toepassing van artikel 10, derde lid, onderdeel a, worden aangemerkt als verkregen uit die investeringen naar rato van de verhouding tussen die onderscheiden investeringen.
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 10, tweede lid, heft de Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam inwoner is geen belasting over door dat lichaam betaalde dividenden, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een pensioenfonds is als bedoeld[lees: bedoeld in]artikel 4, tweede lid.
X. Ad artikelen 10 en 11
Niettegenstaande artikel 10, zesde lid, is het wel te verstaan dat de uitdrukking ‘dividenden’ mede omvat inkomsten uit schuldvorderingen, mits de wetgeving van een Verdragsluitende Staat deze inkomsten uit schuldvorderingen op dezelfde wijze aan belastingheffing onderwerpt als inkomsten uit aandelen aan de hand van een combinatie van de volgende criteria:
- —
de datum van aflossing van de lening;
- —
de hoogte van de vergoeding of de verschuldigdheid van de vergoeding hangt af van de winst of de uitdelingen van de winst; en
- —
de rangorde van een lening
XI. Ad artikelen 5 en 7, 10, 11 en 12
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van de artikelen 5 en 7, 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven. De teruggave geschiedt binnen een termijn van zes maanden na [de datum] waarop het verzoek bij de bevoegde autoriteit werd ingediend. De termijn van zes maanden kan worden verlengd indien beide Verdragsluitende Staten overeenkomen dat de benodigde documentatie niet is overgelegd aan de bevoegde autoriteit van eerstgenoemde Staat.
XII. Ad artikelen 10 en 13
Het is wel te verstaan dat inkomsten die worden ontvangen in verband met de (gedeeltelijke) liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen door een lichaam worden behandeld als inkomsten uit aandelen en niet als vermogenswinsten.
XIII. Ad artikelen 10 en 13
Het is wel te verstaan dat in het geval van Nederland, artikel 13, vijfde lid, alleen van toepassing is in het geval van een natuurlijke persoon die, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot of een van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn, onmiddellijk of middellijk ten minste vijf percent bezit van het geplaatste kapitaal van een bepaalde soort aandelen van een lichaam.
Het is voorts wel te verstaan dat indien een dergelijke natuurlijke persoon een schuldvordering heeft op dat lichaam, de bepalingen van artikel 13, vijfde lid, eveneens van toepassing zijn met betrekking tot door die natuurlijke persoon verkregen vermogenswinsten uit de ‘vervreemding’ van een dergelijke schuldvordering.
XIV. Ad artikel 11
Het is wel te verstaan dat indien een persoon als bedoeld in artikel 11, derde lid, onderdeel a, een lening verstrekt via een andere persoon, de lening wordt geacht te zijn verstrekt door de eerstbedoelde persoon. Als persoon bedoeld in artikel 11, derde lid, onderdeel a, worden tevens aangemerkt de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden NV (FMO) en de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden VN (NIO).
XV. Ad artikel 15
Het is wel te verstaan dat een ‘bestuurder’ of ‘commissaris’ van een Nederlands lichaam wordt aangemerkt als een lid van de raad van beheer als bedoeld in artikel 15. Het is voorts wel te verstaan dat ‘bestuurder’ of ‘commissaris’ van een Nederlands lichaam betrekking heeft op personen die als zodanig zijn benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders of door enig ander bevoegd orgaan van dat lichaam, en die zijn belast met de algemene leiding van het lichaam, onderscheidenlijk met het toezicht daarop. In het geval van Uganda wordt een ‘managing director’ of een ‘executive director’ van een Oegandees lichaam aangemerkt als een lid van de raad van beheer als bedoeld in artikel 15.
XVI. Ad artikel 24
1
Het is wel te verstaan dat Nederland en Uganda op het tijdstip van ondertekening van dit Verdrag, onverminderd de bepalingen van artikel 24, zesde lid, inwoners van beide Verdragsluitende Staten ten aanzien van belastingen van elke soort en benaming in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel behandelen. Indien een Verdragsluitende Partij met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming inwoners op enig tijdstip na de ondertekening van dit Verdrag evenwel behandelt op een wijze die niet in overeenstemming is met de in artikel 24 vervatte beginselen, regelen de bevoegde autoriteiten in onderlinge overeenstemming de wijze waarop deze behandeling ongedaan gemaakt kan worden.
2
Indien en zo lang een verdrag tot het vermijden van dubbele belasting tussen Uganda en een lid van de OESO van kracht is, dat niet voorziet in een additionele belasting als bedoeld in de tweede zin van artikel 24, tweede lid, van dit Verdrag, wordt de daarin genoemde additionele belasting niet geheven van ondernemingen van Nederland.
XVII. Ad artikel 25
De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen, zonodig in strijd met hun respectieve nationale wetgeving, ter zake van een overeengekomen regeling in het kader van een procedure voor onderling overleg als bedoeld in artikel 25, tevens overeenkomen dat de Staat waar ingevolge eerdergenoemde regeling sprake is van een additionele belastingheffing, met betrekking tot deze additionele belastingheffing afziet van belastingverhogingen, boetes, interest en kosten, indien de andere Staat, waarin ingevolge de regeling sprake is van een overeenkomstige vermindering van belasting, afziet van de betaling van interest verschuldigd met betrekking tot een dergelijke vermindering van belasting.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Den Haag op 31 augustus 2004 in de Engelse taal.