Einde inhoudsopgave
Mediawet 2008
Artikel 2.170a [Melding]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 2.170a (oud) vernummerd tot art. 2.170b.
- Bronpublicatie:
14-06-2014, Stb. 2014, 214 (uitgifte: 20-06-2014, kamerstukken: 33923)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-06-2014, Stb. 2014, 215 (uitgifte: 20-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Media
Informatierecht / Reclame
1.
Als een regionale publieke media-instelling voornemens is na afloop van de periode waarvoor een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.61 is verleend, een commerciële omroepdienst te verzorgen of een belang te verwerven in een commerciële media- instelling, meldt zij dit aan het Commissariaat.
2.
Na de melding kan de regionale publieke media-instelling in het laatste jaar van de periode waarvoor een aanwijzing is verleend, activiteiten verrichten die noodzakelijk zijn om te zorgen dat zij of de rechtspersoon waarin zij een belang verwerft, na afloop van de periode waarvoor die aanwijzing is verleend, een commerciële omroepdienst kan verzorgen.
3.
Als een regionale publieke media-instelling uitvoering geeft aan het voornemen, bedoeld in het eerste lid, draagt zij binnen vier maanden na afloop van de periode waarvoor een aanwijzing is verleend, zorg voor de vaststelling van een eindafrekening. Artikel 2.138a, eerste lid, tweede, derde en vierde volzin, is van overeenkomstige toepassing.
4.
Mede op basis van de eindafrekening, bedoeld in het derde lid, stelt het Commissariaat het terug te betalen bedrag vast. Artikel 2.138a, tweede lid, tweede volzin, is van toepassing.
5.
In het geval, bedoeld in het derde lid:
- a.
betaalt de regionale publieke media-instelling de op het moment, bedoeld in het eerste lid, aanwezige gelden die bestemd zijn voor de verzorging van media-aanbod voor de regionale publieke mediadienst, terug aan het Commissariaat;
- b.
stelt de regionale publieke media-instelling het programmamateriaal dat verspreid is op de programmakanalen van de regionale publieke media-instelling dan wel daarvoor is geproduceerd of aangekocht en de daaraan verbonden programmaformats, namen en merken, voor zover het auteurs- en gebruiksrecht bij de regionale publieke media-instelling berust, ter beschikking aan de door Onze Minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van een media-archief voor gebruik door andere publieke media-instellingen; en
- c.
onthoudt de regionale publieke media-instelling zich gedurende drie jaar na afloop van de periode waarvoor de aanwijzing is verleend, van gebruik of exploitatie van het programmamateriaal, bedoeld in onderdeel b, en de daaraan verbonden programmaformats, namen en merken, voor zover het auteurs- en gebruiksrecht bij de regionale publieke media-instelling berust.
6.
Voor de toepassing van het derde, vierde en vijfde lid wordt onder regionale publieke media-instelling tevens begrepen haar rechtsopvolger of rechtsverkrijgende.
7.
Als een regionale publieke media-instelling na afloop van de periode waarvoor een aanwijzing is verleend, niet opnieuw wordt aangewezen, draagt zij binnen vier maanden na afloop van de periode waarvoor die aanwijzing is verleend, zorg voor de vaststelling van een eindafrekening wat betreft de financiën die betrekking hebben op de verzorging van media-aanbod voor de regionale publieke mediadienst. Artikel 2.138a, eerste lid, tweede, derde en vierde volzin, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 2.138a, tweede lid, is van toepassing.
8.
In het geval, bedoeld in het zevende lid, zijn het vijfde en zesde lid van overeenkomstige toepassing.
9.
Het zevende lid is eveneens van toepassing, als een aanwijzing overeenkomstig artikel 2.67 of artikel 2.68 wordt ingetrokken. Artikel 2.138a, eerste lid, tweede, derde en vierde volzin, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 2.138a, tweede lid, is van toepassing.
10.
In het geval, bedoeld in het negende lid, zijn het vijfde en zesde lid van overeenkomstige toepassing.