Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3A:46 Regels van overeenkomstige toepassing
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2021
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2021, 632 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken: 35908)
- Inwerkingtreding
21-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, Stb. 2021, 633 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
De artikelen 3A:23 tot en met 3A:26 zijn van overeenkomstige toepassing op het instrument van bail-in, met dien verstande dat:
- a.
in plaats van artikel 3A:24, eerste lid, onderdeel b, geldt dat voor de houder van bail-inbare passiva geen vordering resteert in verband met het gedeelte van de hoofdsom of het uitstaande verschuldigde bedrag dat is afgeschreven, met uitzondering van eventuele verplichtingen of vorderingen die daaruit voortvloeien en die waren opgebouwd op het moment waarop de bevoegdheid werd uitgeoefend en vorderingen die, in voorkomend geval, ontstaan uit een beroep ingesteld ter betwisting van de rechtmatigheid van de uitoefening van de bevoegdheid tot afschrijving; en
- b.
in artikel 3A:25, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel b, voor ‘de hoofdsom’ wordt gelezen ‘de hoofdsom en het uitstaande verschuldigde bedrag’.