In de voetnoten wordt, tenzij anders vermeld, steeds verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het hierbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Rb. Amsterdam, 08-09-2021, nr. 13/144174-20; 23/000765-18 (TUL)
ECLI:NL:RBAMS:2021:5001
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
08-09-2021
- Zaaknummer
13/144174-20; 23/000765-18 (TUL)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2021:5001, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 08‑09‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2021-0719
Uitspraak 08‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Een 30-jarige man is veroordeeld tot 7 jaar gevangenisstraf omdat hij op 31 mei 2020 in het Oostelijk Havengebied in Amsterdam een vrouw probeerde te vermoorden door haar in haar buik te schieten en een vrouw die bij haar was, bedreigde met een misdrijf tegen het leven door in haar nabijheid met een vuurwapen te schieten. Bovendien had hij op 1 juni 2020 een pistool en munitie in zijn bezit. Omdat niet is vast te stellen of hij leed aan een ziekelijke stoornis toen hij dat deed, legt de rechtbank de geëiste tbs niet op. Wel moet hij ruim 23.000 euro schadevergoeding betalen.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/144174-20; 23/000765-18 (TUL)
Datum uitspraak: 8 september 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] .
1. Onderzoek op de zitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2021. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.W.A. Dekens, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] door hun advocaat, mr. K.J. Zeegers, naar voren is gebracht.
2. Waar gaat deze zaak over?
Op 31 mei 2021 maken twee vrouwen, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , rond half zes in de ochtend een wandeling in de richting van de Sumatrakade om daar de zonsopgang te bekijken. Onderweg komen zij een man tegen bij een afvalcontainer op de Borneolaan. Deze man kijkt agressief en scheldt hen uit het niets uit. De vrouwen reageren niet en lopen verder. Wanneer zij even later op de Verbindingsdam lopen, staat opeens een man achter hen met een goudkleurig wapen in zijn hand. De onderkant van zijn gezicht, zijn neus en mond zijn bedekt en daarom niet te zien. Deze man schiet [benadeelde partij 1] vervolgens van dichtbij in haar buik, lost daarna nog één of twee schoten en rent kort daarna weg.
Op basis van de verklaring van [benadeelde partij 2] en (naar aanleiding daarvan) onderzoek op de Borneolaan wordt er buurtonderzoek gedaan waarna de politie uitkomt bij verdachte. Op het moment dat verdachte in zijn woning wordt aangehouden, wordt op zijn salontafel een vuurwapen met munitie aangetroffen. Ook worden kledingstukken aangetroffen die overeenkomen met de kleding die de dader volgens [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zou hebben gedragen.
De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verdachte de schutter is geweest op de Verbindingsdam en of hij een wapen en munitie voorhanden heeft gehad.
3. Beschuldigingen
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1.poging moord of zware mishandeling met voorbedachten rade door op 31 mei 2020 in de buik van [benadeelde partij 1] te schieten;
2.poging moord of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door op 31 mei 2020 in de richting of nabijheid van [benadeelde partij 2] te schieten;
3.het voorhanden hebben van een wapen een munitie op 1 juni 2020.
De precieze tekst van de verdenking, de tenlastelegging, is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging moord op zowel [benadeelde partij 1] als [benadeelde partij 2] door met een geladen wapen vanaf zeer korte afstand op hen te schieten. Nadat verdachte de vrouwen heeft uitgescholden, heeft hij besloten zich te vermommen, achter hen aan te rennen en hen te beschieten. Hij heeft daarom voldoende tijd gehad om zich te beraden op het door hem genomen besluit waardoor hij heeft gehandeld met voorbedachte raad. Er is geen enkele aanwijzing dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De manier waarop hij de vrouwen heeft aangevallen is bovendien naar de uiterlijke verschijningsvorm zo onmiskenbaar gericht op het om het leven willen brengen van de vrouwen dat sprake is van voorbedachte raad.
Ook kan worden bewezen dat verdachte een wapen en munitie (doorgeladen wapen) voorhanden heeft gehad.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet geheel worden vrijgesproken.
Er is onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van een van de beschuldigingen onder 1 en 2 te komen. Het bewijs deugt niet en is daarom onvoldoende betrouwbaar. De onschuldpresumptie is geschonden. Het onderzoek heeft te beperkt plaatsgevonden, enkel vanuit de gedachte dat verdachte het heeft gedaan. Het ontbreekt in het dossier aan forensisch bewijs. Het ontbreekt aan objectief ander bewijs waaruit het daderschap van verdachte kan worden afgeleid. Het dossier is uitsluitend in de richting van verdachte als schutter opgebouwd. Een alternatief scenario is niet onderzocht. Er moet daarom terughoudend worden omgegaan met de onscherpe en uitvergrootte camerabeelden/stills en de interpretatie die hieraan in het dossier wordt gegeven. Gelet op het ontbreken van objectief bewijs, technisch bewijs, herkenningen en telecomgegevens die verdachte op de Verbindingsdam als schutter plaatsen, is het beschikbare bewijs onvoldoende om zonder terughoudendheid, zonder spoor van twijfel en met volle overtuiging tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Wanneer de rechtbank daar anders over denkt, moet verdachte worden vrijgesproken van de poging moord op [benadeelde partij 1] , omdat geen sprake is geweest van voorbedachte raad. In dat geval kan alleen tot een bewezenverklaring van de poging doodslag worden gekomen.
Ook moet verdachte worden vrijgesproken van de poging moord dan wel de poging doodslag van [benadeelde partij 2] . Ten aanzien van [benadeelde partij 2] kan alleen tot een bewezenverklaring van bedreiging worden gekomen.
Daarnaast moet verdachte worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van het wapen en munitie. Er kan niet worden vastgesteld dat hij deze bewust voorhanden heeft gehad en hierover heeft kunnen beschikken. Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft geweten dat het wapen in zijn huis lag en er zijn op het wapen geen sporen van hem aangetroffen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging moord op [benadeelde partij 1] door in haar buik te schieten. De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan poging moord op [benadeelde partij 2] , maar wel dat hij door in haar nabijheid met een vuurwapen te schieten haar heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Daarnaast vindt de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en munitie.
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.1.
Beschuldigingen 1 en 2: schietincident op de Verbindinsdam
Verklaringen aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
Op 31 mei 2020 besluiten de twee vriendinnen, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , een ochtendwandeling te maken om de zonsopgang te kunnen bekijken.2.Wanneer zij op de Borneolaan lopen, zien zij een man uit de richting van een afvalcontainer aankomen lopen.3.[benadeelde partij 1] ziet dat de man een blauwe hoodie en een bril draagt.4.Ook [benadeelde partij 2] ziet dat de man een blauw shirt draagt.5.De man komt op hen aflopen. De man keek heel erg agressief en schreeuwde vervolgens een woord dat klonk als ‘koerwa’/‘kurwa’ (de rechtbank begrijpt ‘kurva’ een Pools woord voor hoer). De vriendinnen reageren hier niet op en lopen verder.6.Wanneer [benadeelde partij 2] nog een keer achterom kijkt, ziet zij dat de man hen nog aankijkt en bij een deur staat waarbij het lijkt alsof hij zijn sleutels in zijn handen heeft en naar binnen wil gaan.7.Op de Verbindingsdam kijkt zij nog eens achterom en ziet dan dat een man in versnelde pas op hen af komt lopen.8.De man staat opeens achter [benadeelde partij 1] . Zij ziet dat deze man ook een blauwe hoodie, een blauw sweatshirt met lange mouwen en een capuchon draagt en een zwartkleurig masker.9.Ook [benadeelde partij 2] ziet een blauwe trui of hoodie met capuchon.10.Het stoffen masker van de man bedekt zijn hals, mond en neus.11.Alleen zijn ogen waren te zien.12.ziet dat hij naast een masker ook handschoenen draagt.13.Hij heeft een goudkleurig wapen in zijn hand.14.ziet dat de man in de richting van [benadeelde partij 1] rent, dat hij even later voorover gebogen staat in de richting van [benadeelde partij 1] haar buik en haar van heel dichtbij naderde. [benadeelde partij 2] ziet dat de man de handen van [benadeelde partij 1] probeert weg te trekken om in haar buik te kunnen schieten.15.[benadeelde partij 1] ziet dat de man het vuurwapen op haar buik richt terwijl hij haar vasthoudt aan haar arm en vervolgens de trekker overhaalt.16.De man heeft op het moment dat hij schiet, het wapen heel dicht bij haar buik, op een afstand van ongeveer tien centimeter.17.ziet de man schieten en ziet haar vriendin vervolgens naar haar buik grijpen.18.ziet de man dan haar kant op komen en probeert weg te rennen.19.De man roept vervolgens: “Bitch!” en draait zich dan om en rent weg.20.De man gaat vervolgens terug in de richting waar hij vandaan kwam.21.Hij rent in de richting van de Baron G.A. Tindalstraat.22.
In het ziekenhuis is een röntgenfoto gemaakt waarop is gezien dat er een kogel in het lichaam van [benadeelde partij 1] zit. Tijdens een operatie is een deel van haar dunne darm verwijderd en een stuk van haar dikke darm gehecht. Om verder letsel te voorkomen, zijn de artsen niet verder gaan zoeken naar de kogel.23.Uit de letselverklaring blijkt dat door de wond aan de buik, zo’n drie centimeter onder de navel, bloedverlies (500cc) is ontstaan in de buik en letsel is ontstaan aan de dikke en de dunne darm. Uit de CT scan blijkt dat de kogel zich aan de linkerzijde van het bekken bevindt. De kogel zit waarschijnlijk in een spier en is bij de operatie niet teruggevonden.24.
Tijdlijn op basis van camerabeelden
Op basis van de beschikbare camerabeelden, die ook tijdens de zitting zijn bekeken, kan voor de ochtend op 31 mei 2020 de volgende tijdlijn worden opgemaakt.
- Om 05:29:25 uur loopt een man op de Borneolaan in de richting van de C. van Eesterenlaan.25.
- Om 05:29:56 uur lopen twee vrouwen langs op de Borneolaan in de richting van de C. van Eesterenlaan.26.
- Om 05:30:07 loopt een man vanuit de richting van de C. van Eesterenlaan richting de Panamalaan. Deze man heeft een baard en draagt donkere bovenkleding en een korte broek.27.
- Om 05:33:19 uur lopen twee personen over het trottoir van de C. van Eesterenlaan. Zij komen uit de richting van de Borneolaan en gaan in de richting van de J.F. van Hengelstraat.28.
- Om 05:33:41 uur rent iemand voorbij vanuit de richting van de Panamalaan in de richting van de C. van Eesterenlaan.29.
- Om 05:34:38 uur komt iemand vanuit een rennende beweging in beeld op de C. van Eesterenlaan en gaat over in een lopende beweging. De persoon komt uit de richting van de Borneolaan en loopt in de richting van de J.F. van Hengelstraat.30.Deze persoon, gekleed in een blauwe jas met capuchon met ter hoogte van de linkerborst en de rechterbovenarm lichtkleurige kleuraccenten, korte broek, zwarte schoenen en handschoenen die aan de bovenzijde lichtkleurig en aan de onderzijde donkerkleurig zijn, lijkt om 05:34:41 uur in de richting van de kruising C. van Eesterenlaan/J.F. van Hengelstraat te kijken.31.De persoon lijkt een bril en een donkerkleurige col over de mond en neus te dragen.32.De persoon heeft op het linker onderbeen, boven de enkel, aan de buitenzijde een verkleuring op de huid.33.Ook lijkt de persoon een goudkleurig voorwerp vast te houden.34.
- Om 05:36 uur lopen twee vrouwen vanuit de richting van de Borneolaan op de C. van Eesterenlaan en in de richting van de Verbindingsdam.35.
- Om 05:38 uur komt een persoon uit dezelfde richting als de twee vrouwen aanlopen. Deze persoon komt in versnelde pas aanlopen op de C. van Eesterenlaan en loopt parallel op de stoep ten aanzien van waar de twee vrouwen liepen. De persoon draagt een korte broek en loopt in dezelfde richting als de twee vrouwen.36.
- Om 05:40:49 uur loopt een man in een korte broek vanuit de richting van de C. van Eesterenlaan in de richting van de Panamalaan.37.
- Om 05:44 uur rijdt een politievoertuig langs met blauw zwaailicht in de richting van de C. van Eesterenlaan.38.
Tussenconclusie: man bij afvalcontainers is schutter op Verbindingsdam
De rechtbank vindt gelet op de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en de camerabeelden dat de persoon die de vrouwen op de Borneolaan heeft uitgescholden dezelfde man is geweest als de man die [benadeelde partij 1] in haar buik heeft geschoten op de Verbindingsdam.
Uit de beelden blijkt dat de man die de vrouwen heeft uitgescholden, hen vervolgens is gevolgd naar de Verbindingsdam. Ook al ontbreken beelden van het schietincident zelf, kan deze conclusie worden getrokken omdat deze direct aansluit op de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , de camerabeelden en de daarmee geschetste tijdlijn.
Daar komt bij dat uit de camerabeelden en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is gebleken dat naast de twee vrouwen en de dader, geen andere personen op dat tijdstip op de vroege zondagochtend op straat zijn gezien.39.Ook getuige [getuige 3] geeft aan dat het rustig op straat was vanwege coronatijd. Zij zag één man rennen en heeft verder, behalve de twee vrouwen, niemand zien lopen.40.
De rechtbank stelt op grond van de camerabeelden en de verklaringen van de hiervoor genoemde getuigen vast dat de persoon bij de afvalcontainer op de Borneolaan één en dezelfde persoon is als de schutter op de Verbindingsdam.
Aangetroffen kleding in woning verdachte en moedervlek op been verdachte
Op basis van de verklaring van [benadeelde partij 2] heeft de politie buurtonderzoek verricht. Op basis van haar beschrijving van waar zij op de Borneolaan een onbekende man bij een afvalcontainer heeft gezien en de door haar gegeven beschrijving van het uiterlijk van de man, is de politie na buurtonderzoek uitgekomen bij verdachte.41.Tijdens een doorzoeking van zijn woning op 1 juni 2020 zijn op een tafel in de woonkamer een paar grijs/zwarte handschoenen en een zwarte col aangetroffen.42.In de woonkamer is ook een blauwkleurig vest van het merk ‘Lacoste’ aangetroffen. Dit vest is blauw van kleur met zwarte accenten.43.De zwarte accenten bestaan uit zwarte vlakken op de rug en zij. Het ‘Lacoste’ logo zit op het linkerborstvlak en op de rechtermouw zit een witte belettering.44.Naast deze kledingstukken, zijn ook een bril met vierkant montuur en een paar zwarte Nike schoenen in beslag genomen.45.
De politie heeft naar aanleiding van de camerabeelden, opgenomen vanaf de C. van Eesterenlaan [huisnummer] , onderzoek gedaan naar het linker onderbeen van verdachte en vastgesteld dat zich aan de buitenzijde daarvan een donkerkleurige moedervlek ter grootte van een vingerafdruk bevindt.46.
Contra-indicaties
Verdachte ontkent iets met het schietincident te maken te hebben gehad. Hij heeft geen concreet alibi gegeven voor de ochtend van 31 mei 2020. Het wapen waarmee [benadeelde partij 1] in haar buik is geschoten is niet bij verdachte aangetroffen. Er zijn geen technische sporen of beelden van het moment van het schietincident beschikbaar. Ook is niet duidelijk wat het motief van de dader is geweest.
Oordeel rechtbank: verdachte is schutter op Verbindingsdam
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte zowel de schutter op de Verbindingsdam als de persoon bij de afvalcontainer op de Borneolaan is geweest. Dat er geen sporen van verdachte zijn aangetroffen, het wapen dat is gebruikt niet is aangetroffen en geen beelden van het incident zelf beschikbaar zijn, maakt dat niet anders. De geschetste tijdlijn op basis van de camerabeelden sluit aan op de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . In de woning van verdachte zijn kledingstukken aangetroffen zoals beschreven door aangevers en te zien op de camerabeelden. Het blauwe ‘Lacoste’ vest, de col en de handschoenen komen tot in de details overeen met de kledingstukken zoals waargenomen op de beelden. Ook is bij verdachte een vierkante bril aangetroffen en zwarte schoenen. Op zitting heeft verdachte ook verklaard brildragend te zijn.47.Daarnaast heeft verdachte een moedervlek boven zijn enkel op zijn linkerbeen die sterk overeenkomt met de verkleuring die op de beelden te zien is op het linker been van de dader. Op basis van de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , de camerabeelden en de getuigenverklaringen waaruit blijkt dat op dat vroege tijdstip op de ochtend van 31 mei 2020 geen andere mensen op straat liepen, kan niet anders geconcludeerd worden dan dat verdachte de schutter is geweest. De rechtbank vindt daarom dat verdachte de persoon is die op de beelden te zien is en daarmee de persoon die aangevers heeft uitgescholden op de Borneolaan en [benadeelde partij 1] in haar buik heeft geschoten op de Verbindingsdam.
Uit het dossier kan geen alternatief scenario worden afgeleid. Ook door of namens verdachte is geen concreet alternatief scenario aangedragen. Het ontbreken van onderzoek naar een dergelijk scenario kan dan ook niet afdoen aan de conclusie van de rechtbank.
Poging moord op [benadeelde partij 1] bewezen
De rechtbank vindt de poging tot moord op [benadeelde partij 1] bewezen en overweegt het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van poging moord te komen, moet sprake zijn geweest van opzet op de dood van [benadeelde partij 1] en voorbedachte raad. Nu verdachte heeft ontkend [benadeelde partij 1] te hebben beschoten en hij dus geen inzicht heeft gegeven in hetgeen in hem omging ten tijde van zijn handelen, zal de rechtbank het antwoord op de vraag of verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld moeten afleiden uit de uiterlijke verschijningsvorm van het gedrag van verdachte zoals dat blijkt uit de concrete feiten en omstandigheden in het dossier.
Opzet op de dood
De rechtbank vindt dat het gelet op het bij [benadeelde partij 1] ontstane letsel dat door verdachte is veroorzaakt door op een afstand van zo’n tien centimeter in haar buik te schieten, naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders kan dan dat het de bedoeling is geweest van verdachte om [benadeelde partij 1] te doden. Een schotwond in de buik kan letsel veroorzaken die ernstige schade en de dood tot gevolg kan hebben, zo blijkt ook uit de letselrapportage.48.De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte opzet op de dood van [benadeelde partij 1] heeft gehad.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte moet de gelegenheid hebben gehad over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te hebben gegeven.
De rechtbank stelt op basis van de beelden, de daarbij geschetste tijdlijn en de verklaringen van aangevers vast dat tussen het moment dat de vrouwen werden uitgescholden bij de afvalcontainer op de Borneolaan en het moment dat [benadeelde partij 1] in haar buik werd geschoten op de Verbindingsdam een tijdspanne van zo’n tien minuten zit. In deze tien minuten is verdachte, na de vrouwen te hebben uitgescholden voor ‘kurva,’ in de richting van zijn huis gelopen. Drie minuten later rent hij in de richting van waarin de vrouwen liepen, nu met handschoenen aan en zijn mond en neus bedekt met een col en een goudkleurig voorwerp in zijn hand. Verdachte rent door de straten en kijkt in de richting van waar aangevers heen zijn gelopen. Enkele minuten komt hij met versnelde pas aangelopen op de C. van Eesterenlaan en loopt dan parallel aan de kant waar aangevers lopen. [benadeelde partij 2] ziet de man vervolgens op de Verbindingsdam met versnelde pas op hen afkomen lopen, waarna verdachte [benadeelde partij 1] bij haar arm pakt, op haar buik richt en in haar buik schiet van een afstand van zo’n tien centimeter. Voor hij vlucht, scheldt hij hen nog uit voor ‘bitch.’
De rechtbank vindt dat uit het handelen van verdachte blijkt dat hij, na aangevers te hebben uitgescholden, bewust is terug gegaan in de richting van zijn woning waarna hij nadat hij zichzelf heeft voorzien van vermomming, handschoenen en met een wapen weer in de richting van de vrouwen is gerend. Verdachte is hen bewust door verschillende straten achterna gerend, heeft daarbij naar hen uitgekeken en zijn pas vertraagd op het moment dat hij hen in zicht heeft gekregen waarna hij parallel aan hen aan de overzijde van de straat is gaan lopen.49.Vervolgens is hij met versnelde pas op hen afgelopen op de Verbindingsdam. Daarna heeft hij zonder verdere woordenwisseling, [benadeelde partij 1] van dichtbij vastgepakt, op haar buik gericht en in haar buik geschoten. Vanaf het moment dat verdachte na het schelden heeft besloten zichzelf te vermommen en handschoenen aan te doen, heeft hij voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op het besluit om gebruik te maken van het vuurwapen op het moment dat hij de vrouwen was genaderd. De rechtbank vindt dan ook dat verdachte vanaf zijn besluit zich te vermommen, handschoenen aan te trekken en met een wapen de vrouwen opnieuw te benaderen, het vooropgezette plan heeft gehad om [benadeelde partij 1] van het leven te beroven. De rechtbank vindt dat het handelen van verdachte, zeker gelet op het feit dat hij gebruik heeft gemaakt van een vermomming – bedoeld om niet te worden herkend, en handschoenen – bedoeld om geen sporen achter te laten, en met een wapen in zijn hand, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven van de consequenties daarvan. Dat verdachte vervolgens is weggerend en zich – kennelijk – heeft ontdaan van het wapen, bevestigt nog eens dat hij zijn sporen heeft willen uitwissen. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld, is niet gebleken. Verdachte gaat juist bedachtzaam te werk door eerst te rennen en wanneer hij de vrouwen is genaderd zijn pas weer te vertragen. Ook van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan, is niet gebleken.
De rechtbank vindt daarom dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en vindt de poging tot moord op [benadeelde partij 1] daarmee bewezen.
Vrijspraak van poging moord op [benadeelde partij 2] – bedreiging van [benadeelde partij 2] met enig misdrijf tegen het leven gericht bewezen.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging moord, dan wel poging doodslag op [benadeelde partij 2] en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven van [benadeelde partij 2] gericht en overweegt het volgende.
Uit wat hiervoor besproken is, kan worden vastgesteld dat verdachte één schot heeft gelost en daarmee [benadeelde partij 1] in haar buik heeft geraakt. Zowel [benadeelde partij 1] als [benadeelde partij 2] verklaren over een mogelijk tweede of derde schot, maar weten dit niet meer zeker. Zij verklaren over het tweede schot dat dit misschien gericht is geweest op [benadeelde partij 2] , maar dit ook niet zeker te weten. Ook getuigen verklaren niet eenduidig over hoeveel schoten zijn gelost. Dit maakt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte meer dan één keer heeft geschoten en daarmee dus ook niet kan vaststellen dat op of in de richting van [benadeelde partij 2] is geschoten.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de poging moord op [benadeelde partij 2] .
Doordat verdachte wel op [benadeelde partij 1] heeft geschoten en daarmee in de nabijheid van [benadeelde partij 2] heeft geschoten, vindt de rechtbank wel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging van [benadeelde partij 2] met enig misdrijf tegen het leven gericht. Gelet op de omstandigheden, het feit dat verdachte met versnelde pas is aan komen lopen en vervolgens [benadeelde partij 1] in haar buik heeft geschoten, heeft bij [benadeelde partij 2] in redelijkheid de vrees kunnen ontstaan dat zij ‘de volgende’ zou zijn en dus zelf het risico zou lopen om slachtoffer te worden van enig misdrijf tegen het leven gericht, te meer nu verdachte na het schieten op [benadeelde partij 1] , op [benadeelde partij 2] is af komen lopen.50.
Beschuldiging 3: voorhanden hebben wapen en munitie
In de woning van verdachte is op de salontafel een vuurwapen met munitie aangetroffen.51.Het vuurwapen lag naast het rijbewijs, een ING-bankpas en telefoon van verdachte.52.Dit doorgeladen pistool (Ceska Zbrojovka (CZ), model 27, kaliber 7.65 Browning) met één patroon in de kamer en zeven patronen in het magazijn (kaliber 7.65 mm) was gereed voor onmiddellijk gebruik.53.Op het wapen zijn geen vingerafdrukken of DNA-materiaal van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat het wapen niet van hem is en dat het zou kunnen dat zijn vriend [naam 1] het bij hem heeft achtergelaten nadat verdachte op de bank in slaap was gevallen. De rechtbank vindt dit alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. Dat alternatieve scenario is niet geconcretiseerd en verdere verklaringen over deze vriend ‘ [naam 1] ’ of gegevens die kunnen leiden tot vaststelling van zijn identiteit, heeft verdachte niet gegeven. De rechtbank vindt dat het nu het pistool is aangetroffen in de woning van verdachte – waar geen anderen staan ingeschreven – op de salontafel – die voor de bank staat – naast het rijbewijs, een ING-betaalpas en telefoon van verdachte, niet anders kan dan dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen. Als enige bewoner en enige aanwezige persoon in de woning heeft verdachte, in de directe nabijheid van het pistool op de salontafel, over dit pistool en bijbehorende munitie kunnen beschikken en daarmee heeft hij deze voorhanden gehad. Dat zijn DNA of vingerafdrukken niet zijn aangetroffen, maakt dit niet anders.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in rubriek 4.3. bewezen dat verdachte:
1.op 31 mei 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad met een vuurwapen een kogel, in de buik van voornoemde [benadeelde partij 1] heeft geschoten;
2.op 31 mei 2020 te Amsterdam, [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen in de nabijheid van die [benadeelde partij 2] geschoten;
3.op 1 juni 2020 te Amsterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk Ceska Zbrojovka (CZ), model 27, kaliber 7.65 Browning en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten acht (8) patronen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. Strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1.
Eis van de officier van justitie
Verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft opgemerkt dat hij bij zijn eis rekening heeft gehouden met het feit dat tussen het moment waarop het feit gepleegd is en het moment waarop de rechtbank vonnis wijst de Wet straffen en beschermen in werking is getreden. De officier van justitie heeft daar rekening mee gehouden en zou onder het oude recht een gevangenisstraf van langere duur hebben geëist. Daarnaast moet aan verdachte de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging worden opgelegd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Op basis van het beperkte onderzoek in het PBC kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat er ten tijde van het plegen van de feiten sprake is geweest van een doorwerking van een stoornis. Er kan daarom geen TBS-maatregel worden opgelegd. Er kan zonodig worden volstaan met een langdurige gevangenisstraf. In dat laatste geval verzoekt de verdediging er rekening mee te houden dat de regeling betreffende voorwaardelijke invrijheidsstelling is aangepast.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De oplegging van de straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de vrijheidsbenemende straf in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op 31 mei 2020 geprobeerd om [benadeelde partij 1] te vermoorden door in haar buik te schieten en door dat schieten heeft [benadeelde partij 2] voor haar leven mogen vrezen. Daarnaast heeft verdachte zich op 1 juni 2020 schuldig gemaakt aan het bezit van een wapen en munitie.
Het zwaartepunt in deze zaak ligt bij de poging moord en de bedreiging. Verdachte heeft in één klap het leven veranderd van twee onschuldige vrouwen die een ochtendwandeling wilden maken om de zonsopgang te bekijken. Gemaskerd, met handschoenen en een pistool is hij achter de vrouwen aangerend, tot hij hen aantrof op de Verbindingsdam. Vervolgens heeft hij [benadeelde partij 1] vastgepakt bij haar arm en haar in haar buik geschoten. De kogel heeft daarbij letsel veroorzaakt aan haar dikke en dunne darm. [benadeelde partij 1] is gewond naar het ziekenhuis afgevoerd, waar zij is geopereerd. De kogel is bij die operatie niet verwijderd en zwerft nog steeds rond in haar lichaam.
Beide vrouwen hebben nog steeds last van de lichamelijke en geestelijke impact die het handelen van verdachte op hen heeft gehad. [benadeelde partij 1] heeft twee grote littekens die haar dagelijks zullen blijven herinneren aan de nog in haar buik rondzwervende kogel. Zij zal elk half jaar op controle moeten blijven komen om de situatie van de kogel te evalueren. Beide vrouwen zijn gediagnosticeerd met PTSS en staan hiervoor onder behandeling. De twee jonge vrouwen, hard op weg om carrière te maken, hebben allebei maanden niet kunnen werken en weten niet wat de impact op de rest van hun leven zal zijn. Hun leven is door het handelen van verdachte in één klap veranderd.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan zeer ernstig strafbare feiten, waarmee hij grote inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij 1] . Hij heeft haar neergeschoten op de vroege ochtend op de openbare weg in Amsterdam. Dit soort strafbare feiten, waarvan op het oog willekeurige voorbijgangers het slachtoffer zijn geworden, maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken bovendien gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Geen TBS
De maatregel van TBS kan door de rechter worden opgelegd wanneer is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte op het moment van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast moet het feit zien op een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Ook moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen zodanig in gevaar zijn dat het opleggen van de maatregel is vereist. In het geval dat het hiervoor bedoelde gevaarscriterium van ernstige aard is, kan ook worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr). Voor oplegging van de maatregel is verder vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37a lid 2 Sr). Indien een verdachte, zoals in dit geval, zijn medewerking aan een onderzoek door gedragsdeskundigen heeft geweigerd, vervalt voor het opleggen van de maatregel van TBS de eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek (artikel 37a lid 4 Sr). Het blijft echter vereist dat door de rechter vastgesteld moet worden dat sprake is van een psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte ten tijde van het plegen van het feit. Zonder deze vaststelling kan de rechtbank geen TBS opleggen.
Verdachte is onderzocht in het PBC. De deskundigen, M.L. Sikkens, GZ-psycholoog en
H.C. Went, psychiater concluderen in hun rapportage het volgende. Op grond van de observaties op de afdeling, aangevuld met informatie over de levensloop van verdachte, kan worden gesteld dat er bij hem sprake is van een gevoeligheid voor psychose. Tijdens zijn verblijf in het PBC zijn bij verdachte gedurende enkele dagen psychotische symptomen geobserveerd. Niet duidelijk is geworden of sprake was van een momentane psychotische decompensatie met herstel, dan wel dat tijdelijk de afweer afnam, waardoor een meer permanent onderliggend psychotisch proces tijdelijk zichtbaar werd. Verdachte vertelde in ieder geval inhoudelijk paranoïde verhalen, waarbij hij geladen en dreigend overkwam. Buiten deze fase gedroeg hij zich redelijk aangepast, maar ook in wisselende mate onafgestemd.
Vanaf 2017 worden bij verdachte psychotische symptomen waargenomen met aanwijzingen voor paranoïdie, verwardheid en onberekenbaar gedrag. Omdat er geen zicht is op de aard en het precieze beloop van de symptomen in de tijd, kan niet worden gezegd in welk kader de psychotische symptomen zich voordoen. De in het PBC geobserveerde ontregeling duurde te lang om te kaderen (als zeer vluchtige psychotische grensoverschrijdingen) binnen een eventueel zwak gestructureerde persoonlijkheid, terwijl ook de verdere onderzoeksinformatie niet aansluit bij dit hypothetische verklaringsmodel. Of er nu sprake is van een stoornis in het schizofreniespectrum, een andere psychotische stoornis of dat de psychotische symptomen (alleen maar) gerelateerd zijn aan gebruik van middelen, is niet te zeggen.
De verdere ontwikkeling van verdachte wordt gekenmerkt door een opportunistische, antisociale en criminele levenswijze, met een patroon van dreiging, agressie en een gebrekkige impulscontrole. Hoewel dit kan passen bij antisociale persoonlijkheidsproblematiek, is volgens de deskundigen niet te zeggen of en in hoeverre er bij verdachte mogelijk (al) sprake was van
een (zich ontwikkelend) psychotisch proces, zoals schizofrenie. Voor het stellen van een diagnose op het gebied van de persoonlijkheid is het nodig om zicht te hebben op de motieven en drijfveren van bepaald gedrag, de beleving daarbij alsook de reflectie erop, aangevuld door informatie van referenten. Binnen de persoonlijkheidsdimensie worden daarom geen diagnostische uitspraken gedaan.
Vanuit het milieuonderzoek zijn er meerdere aanwijzingen voor problematisch gebruik van meerdere middelen. Een stoornis in het gebruik van cannabis kan voldoende worden onderbouwd. Ook zijn er aanwijzingen dat hij cocaïne heeft gebruikt, maar de informatie daarover is onvoldoende om een stoornis in het gebruik daarvan vast te kunnen stellen. Wat opvalt is dat er vanaf 2017 meldingen zijn van cocaïne gebruik bij verdachte en dat vanaf dat moment ook een omslag in zijn functioneren wordt beschreven: paranoïdie, onberekenbaarheid en verwardheid zouden steeds sterker op de voorgrond staan. De ernst van de agressie die vanaf zijn puberteit aanwezig is in de vorm van verbaal en fysiek agressieve incidenten neemt vanaf die tijd toe. Voor de deskundigen is onduidelijk wat hiervan de oorzaak is. Gedacht kan worden aan een zogenaamde ‘knik’ in het functioneren binnen de levensloop die ook wel wordt waargenomen bij schizofrenie, maar ook valt te denken aan (een toename van) middelen gerelateerde problematiek. Wanneer verdachte zou hebben meegewerkt aan het PBC-onderzoek, dan was uitgebreid onderzoek gedaan naar de psychotische symptomen en de persoonlijkheid van verdachte.
De door deskundigen beschreven problematiek bestond ook ten tijde van het plegen van de feiten. Het gaat bij deze problematiek om chronische problematiek met voor zover bekend een toename in disfunctioneren vanaf 2017. Er is echter, volgens de deskundigen, onvoldoende bekend over de mate van de (eventuele) psychotische ontregeling. Ook is er onvoldoende bekend over zijn middelengebruik in aanloop naar de dagen dat de feiten zijn gepleegd en van waaruit dit gedreven is geweest. Er kan niet worden gezegd of eventueel gebruik zijn achterdocht heeft aangejaagd, zijn agressie heeft gestuwd en of dit heeft geleid tot ontremming en/of verzwakking van controle op zijn agressieve impulsen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat door de deskundigen onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis die ook ten tijde van het plegen van de strafbare feiten bestond. Er is sprake van een gevoeligheid voor psychose. Verdachte heeft aan de ene kant, ook op zitting verklaard dat het nu eenmaal zijn mening is dat hij wordt lastig gevallen door undercover agenten. Aan de andere kant is door de deskundigen op zitting toegelicht dat psychotische ontregelingen niet per definitie aangeven dat verdachte ook psychotisch is. Belangrijk is in dit geval ook de coping van verdachte. Verdachte heeft volgens de deskundigen eventueel een zwakke persoonlijkheidsstructuur waardoor hij minder veerkrachtig is en daardoor minder goed kan omgaan met factoren als stress. Daarnaast zijn bij verdachte ook geen rechtstreekse waarnemingen van een psychotische ontregeling gedaan, maar konden uit het dossier wel meerdere momenten worden vastgesteld waarbij het gedrag als ontregeld kan worden aangemerkt.
De rechtbank vindt daarom met de deskundigen wel dat er aanwijzingen zijn voor psychotische ontregelingen, maar dat dit onvoldoende is om een ziekelijke stoornis vast te stellen die bestond ten tijde van het plegen van de strafbare feiten. De rechtbank concludeert dan ook dat niet aan de voorwaarden voor het opleggen van TBS met dwangverpleging is voldaan. Daarom is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf een passende reactie is op het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Wel een gevangenisstraf
De rechtbank zal aan verdachte wel een gevangenisstraf opleggen. De rechtbank vindt dat het handelen van verdachte gelet op alles wat hiervoor is besproken een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank houdt daarbij rekening met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 14 mei 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Ook is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing, omdat verdachte na het plegen van deze feiten is veroordeeld voor een ander feit.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van de eis van de officier van justitie omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt en vindt dat niet is voldaan aan de vereisten om tot oplegging van de TBS-maatregel te komen.
De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.
9. Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
DV Patroon (Omschrijving: g5924409)
1 STK Munitie (Omschrijving: G5909399)
1 STK Pistool (Omschrijving: g5924408, CZ)
Onttrekking aan het verkeer
Omdat de bewezen verklaarde feiten met deze voorwerpen zijn begaan en deze voorwerpen bovendien van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Daarnaast zijn in beslag genomen:
- een blauw vest van het merk Lacoste
- een bril met een vierkant montuur
- een paar zwart/grijze handschoenen
- een zwart colletje
Bewaren voor de rechthebbende
De rechtbank beslist dat deze voorwerpen zullen worden bewaard voor de rechthebbende.
10. Vorderingen van de benadeelde partijen
10.1.
Vordering van [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , vordert in totaal € 21.115,11 bestaande uit € 6.115,11 aan materiële schadevergoeding en € 15.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij in totaal € 15.000,- aan toekomstige schade bestaande uit € 5.000,- aan materiële toekomstige schade en € 10.000,- aan immateriële toekomstige schade.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering voor wat betreft de bestaande schade geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële en immateriële toekomstige schade.
De raadsvrouw heeft verzocht om ten aanzien van de materieel gevorderde schade, de post die ziet op de kosten van het gemiste examen af te wijzen omdat deze schade niet door [benadeelde partij 1] zelf, maar door haar werkgever, ING, is geleden. De schade is geleden door werkgever ING en ING heeft niet aangegeven dit geld terug te willen. De posten die zien op toekomstige schade moeten gelet op de hoogte en de ingewikkeldheid eerder worden afgewezen dan dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering ten aanzien van deze posten. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de overige gevorderde schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt het volgende. Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade
Met de raadsvrouw vindt de rechtbank dat de post die ziet op de kosten van het examen moet worden afgewezen omdat het in dit geval niet gaat om door [benadeelde partij 1] geleden schade. De schade is door haar werkgever geleden en komt daardoor niet voor vergoeding in aanmerking.
De vordering is wat betreft de overige kosten niet betwist. De vordering is ten aanzien van deze kosten (€ 159,91 + € 1.065,73 + € 600,- + € 1.896,90) voldoende onderbouwd, zodat die kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank vindt daarom dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 3.722,54 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft door het handelen van verdachte lichamelijk letsel opgelopen, te weten een buikwond, drie centimeter onder de navel, waarbij letsel is veroorzaakt aan de dikke en dunne darm en bloedverlies (500cc) is ontstaan in de buik. Als gevolg heeft zij een operatie ondergaan waarbij een deel van haar dunne darm is verwijderd en een stuk van haar dikke darm is gehecht. De kogel is bij de operatie niet gevonden en bevindt zich nog steeds in haar bekken.
De door de benadeelde partij opgelopen littekens (een litteken van de schotwond en een litteken van twintig centimeter van de operatie) zullen blijvend zichtbaar zijn en herinneren haar dagelijks aan de kogel die nog in haar lichaam zwerft. De kogel kan vooralsnog niet worden verwijderd omdat deze zich op een plek bevindt waarbij verwijdering te grote risico’s zal opleveren. De specialist heeft geadviseerd dat de benadeelde partij ieder half jaar een controle ondergaat om de situatie te evalueren.
Naast de fysieke impact, heeft het feit mentaal ook veel impact op haar gehad. De benadeelde partij beschrijft in haar slachtofferverklaring dat zij nooit eerder zo’n overweldigende angst heeft gekend, waarbij zij in de ogen heeft gekeken van iemand met een vuurwapen in zijn handen in een volledig hulpeloze situatie waarin zij niet wist wat zij kon doen. Nadat zij dacht het incident grotendeels te hebben verwerkt, openbaarden zich begin dit jaar opnieuw hevige symptomen van PTSS. De benadeelde partij is gediagnostiseerd met PTSS en wordt daar inmiddels voor behandeld door middel van EMDR-therapie.
De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen. De rechtbank wijst de vordering daarom toe voor een bedrag van € 15.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Toekomstige materiële en immateriële schade
De rechtbank vindt dat de benadeelde partij voor wat betreft de toekomstige materiële en immateriële schade niet in de vordering kan worden ontvangen. Het is onvoldoende onderbouwd dat deze schade daadwerkelijk zal ontstaan. Het alsnog nader laten onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd
10.2.
Vordering van [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij, [benadeelde partij 2] , vordert in totaal € 9.432,90 bestaande uit € 1.932,90 aan materiële schadevergoeding en € 7.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij in totaal € 10.000,- aan toekomstige schade bestaande uit € 5.000,- aan materiële toekomstige schade en € 5.000,- aan immateriële toekomstige schade.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de schadepost die ziet op de medische kosten (€ 575,-) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vordering kan voor het overige deel ten aanzien van de bestaande materiële schade worden toegewezen en worden vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering ten aanzien van de gevorderde toekomstige materiële en immateriële schade.
De raadsvrouw heeft verzocht om de post ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade te matigen. De posten die zien op toekomstige schade moeten gelet op de hoogte en de ingewikkeldheid eerder worden afgewezen dan dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering ten aanzien van deze posten. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de overige gevorderde schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt het volgende. Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade
De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen. De rechtbank wijst de vordering daarom toe voor een bedrag van € 1.932,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Immateriële schade
De benadeelde partij is getuige geweest van hoe haar vriendin in de buik werd geschoten. De gebeurtenis heeft veel impact op haar gehad en ook bij haar is PTSS gediagnosticeerd. De benadeelde partij is begin dit jaar gestart met EMDR-therapie. In haar slachtofferverklaring beschrijft zij nachten vol nachtmerries te hebben. Dat zij zich ontzettend schuldig voelt naar haar vriendin toe en lijdt aan herbelevingen. Als gevolg van de stress hebben fysieke klachten daarnaast een opleving gekregen waarvoor zij nu ook intensief wordt behandeld.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering voor wat betreft de immateriële schade, zij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Toekomstige materiële en immateriële schade
De rechtbank vindt dat de benadeelde partij voor wat betreft de toekomstige materiële en immateriële schade niet in de vordering kan worden ontvangen. Het is onvoldoende onderbouwd dat deze schade daadwerkelijk zal ontstaan. Het alsnog nader laten onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd
11. Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 20 augustus 2021 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 23/000765-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 13 februari 2019 van het gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken. Beslist is dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders beslist omdat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ook bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank beslist daarom dat deze straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 57, 63, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
13. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
poging moord;
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 (zeven) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag:
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
4. 1 1 DV Patroon (Omschrijving: g5924409)
4. 1 1 STK Munitie (Omschrijving: G5909399)
4. 1 1 STK Pistool (Omschrijving: g5924408, CZ)
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- een blauw vest van het merk Lacoste
- een bril met een vierkant montuur
- een paar zwart/grijze handschoenen
- een zwart colletje
Vorderingen van benadeelde partijen:
Vordering van [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 18.722,54 (achttienduizendzevenhonderdtweeëntwintig euro en vierenvijftig cent), bestaande uit € 3.722,54 (drieduizendzevenhonderdtweeëntwintig euro en vierenvijftig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 15.000,- (vijftienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 mei 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die al door de benadeelde partij zijn gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen worden gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering ten aanzien van de gevorderde kosten van het examen af (€ 2.392,57).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is. Dit gedeelte van de vordering kan eventueel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] , aan de Staat€ 18.722,54 (achttienduizendzevenhonderdtweeëntwintig euro en vierenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 mei 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, te betalen. Wanneer er niet kan worden betaald, kan gijzeling worden toegepast voor 128 dagen. Toepassing van die gijzeling maakt niet dat de betalingsverplichting komt te vervallen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van [benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 4.432,90 (vierduizendvierhonderdtweeëndertig euro en negentig cent), bestaande uit € 1.932,90 (negentienhonderdtweeëndertig euro en negentig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,-, (tweeduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 mei 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die al door de benadeelde partij zijn gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen worden gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is. Dit gedeelte van de vordering kan eventueel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] , aan de Staat€ 4.432,90 (vierduizendvierhonderdtweeëndertig euro en negentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 mei 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, te betalen. Wanneer er niet kan worden betaald, kan gijzeling worden toegepast voor 54 dagen. Toepassing van die gijzeling maakt niet dat de betalingsverplichting komt te vervallen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 13 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf van 4 (vier) weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. B.G.L. van der Aa en R. Klein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 september 2021.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑09‑2021
Aangifte [benadeelde partij 1] van 1 juni 2020, p. 23.
Aangifte [benadeelde partij 1] van 1 juni 2020, p. 23; verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 31 mei 2020, p. 29.
Verhoor [benadeelde partij 1] bij de rechter-commissaris op 9 april 2021, p. 7, derde alinea.
Aangifte [benadeelde partij 2] van 3 juni 2020, p. 48, tweede alinea
Aangifte [benadeelde partij 1] van 1 juni 2020, p. 23; aangifte [benadeelde partij 2] van 3 juni 2020, p. 47, vierde alinea; verhoor [benadeelde partij 2] bij de rechter-commissaris op 9 april 2021, p. 2, vierde alinea en p. 4, zevende alinea.
Verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 31 mei 2020, p. 30.
Verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 31 mei 2020, p. 30.
Aangifte [benadeelde partij 1] van 1 juni 2020, p. 24; Verhoor [benadeelde partij 1] bij de rechter-commissaris op 9 april 2021, p. 7, derde alinea.
Aangifte [benadeelde partij 2] van 3 juni 2020, p. 49, vierde alinea; verhoor [benadeelde partij 2] bij de rechter-commissaris op 9 april 2021, p. 2, vijfde alinea.
Aangifte [benadeelde partij 1] van 1 juni 2020, p. 24; verhoor [benadeelde partij 1] bij de rechter-commissaris op 9 april 2021, p. 6, laatste alinea en p. 8 vierde alinea; aangifte [benadeelde partij 2] van 3 juni 2020, p. 49, vijfde alinea.
Verhoor [benadeelde partij 1] bij de rechter-commissaris op 9 april 2021, p. 6, laatste alinea en p. 8 vierde alinea.
Verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 31 mei 2020, p. 30; aangifte [benadeelde partij 2] van 3 juni 2020, p. 49, vierde alinea verhoor [benadeelde partij 2] bij de rechter-commissaris op 9 april 2021, p. 3, vijfde alinea.
Aangifte [benadeelde partij 1] van 1 juni 2020, p. 24; verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 31 mei 2020, p. 30.
aangifte [benadeelde partij 2] van 3 juni 2020, p. 48, zevende alinea.
Aangifte [benadeelde partij 1] van 1 juni 2020, p. 24.
Verhoor [benadeelde partij 1] bij de rechter-commissaris op 9 april 2021, p. 7, eerste alinea.
Verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 31 mei 2020, p. 30.
Verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 31 mei 2020, p. 30.
Verhoor [benadeelde partij 1] bij de rechter-commissaris op 9 april 2021, p. 7, eerste alinea; verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 31 mei 2020, p. 30.
Aangifte [benadeelde partij 1] van 1 juni 2020, p. 24.
aangifte [benadeelde partij 2] van 3 juni 2020, p. 49, derde alinea; Verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 31 mei 2020, p. 30.
Bevindingen letsel slachtoffer van 1 juni 2020, p. 26.
Letselrapportage van 11 augustus 2020, p. 2 en 3.
Bevindingen camerabeelden Borneolaan 156-182 31 mei 2020 van 1 juni 2020, p. 14, derde alinea.
Bevindingen camerabeelden Borneolaan 156-182 31 mei 2020 van 1 juni 2020, p. 14, vierde alinea.
Bevindingen camerabeelden Borneolaan 156-182 31 mei 2020 van 1 juni 2020, p. 14, vijfde alinea.
Bevindingen camerabeelden C. van Eesterenlaan [huisnummer] van 8 juni 2020, p. 73, laatste alinea.
Bevindingen camerabeelden Borneolaan 156-182 31 mei 2020 van 1 juni 2020, p. 14, zesde alinea.
Bevindingen camerabeelden C. van Eesterenlaan [huisnummer] van 8 juni 2020, p. 74, eerste alinea.
Bevindingen camerabeelden C. van Eesterenlaan [huisnummer] van 8 juni 2020, p. 74, tweede alinea, p. 76, laatste alinea en p. 77 en 78.
Bevindingen camerabeelden C. van Eesterenlaan [huisnummer] van 8 juni 2020, p. 76, eerste alinea en p. 77, eerste alinea.
Bevindingen camerabeelden C. van Eesterenlaan [huisnummer] van 8 juni 2020, p. 78, eerste alinea.
Bevindingen camerabeelden C. van Eesterenlaan [huisnummer] van 8 juni 2020, p. 75, tweede alinea.
Bevindingen camerabeelden [bedrijf] van 1 juni 2020, p. 21, vijfde alinea.
Bevindingen camerabeelden [bedrijf] van 1 juni 2020, p. 22, eerste alinea.
Bevindingen camerabeelden Borneolaan 156-182 31 mei 2020 van 1 juni 2020, p. 14, zevende alinea.
Bevindingen camerabeelden Borneolaan 156-182 31 mei 2020 van 1 juni 2020, p. 14, achtste alinea.
Verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 6 april 2021, p. 3, tweede alinea; verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 6 april 2021, p. 3, zesde alinea.
Verhoor getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris op 6 april 2021, p. 2, derde alinea en laatste alinea.
Bevindingen onderzoek bewoners portieken Borneolaan te Amsterdam van 31 mei 2020, p. 37-41.
Bevindingen doorzoeking [adres] van 2 juni 2020, p. 56.
Bevindingen doorzoeking [adres] van 2 juni 2020, p. 65, tweede alinea.
Bevindingen inbeslagname kleding van 4 juni 2020, p. 71, vierde alinea.
Bevindingen inbeslagname kleding van 4 juni 2020, p. 70 en 71.
Bevindingen onderzoek naar het linker onderbeen van 10 juni 2020, p. 83, tweede alinea, p. 84 en 85.
Verklaring verdachte ter terechtzitting op 25 augustus 2021.
Letselrapportage van 11 augustus 2020, p. 116.
Bevindingen camerabeelden C. van Eesterenlaan [huisnummer] van 8 juni 2020, p. 74, tweede alinea.
Verhoor getuige [benadeelde partij 2] op 31 mei 2020, p. 30.
Bevindingen doorzoeking [adres] van 2 juni 2020, p. 58; geschrift zijnde een kennisgeving van inbeslagname van het vuurwapen, nummer PL1300-2020112545-18, p. 15; geschrift zijnde een kennisgeving van inbeslagname van munitie, nummer PL1300-2020081136-2, pagina ongenummerd.
Bevindingen doorzoeking [adres] van 2 juni 2020, p. 58.
Technisch onderzoek vuurwapen en munitie van 1 juni 2020, p. 43-46.