HR, 10-12-2013, nr. 12/03514
ECLI:NL:HR:2013:1749
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-12-2013
- Zaaknummer
12/03514
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1749, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑12‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1774, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1774, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑11‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:1749, Gevolgd
- Wetingang
art. 300 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0494
NbSr 2014/34
Uitspraak 10‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Poging tot mishandeling. Gelet op art. 300 lid 5 Sr heeft het Hof t.o. geoordeeld dat het onder 2 bewezenverklaarde een s.f. oplevert.
Partij(en)
10 december 2013
Strafkamer
nr. 12/03514
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 februari 2012, nummer 23/004960-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B. Yesilgöz, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het onder 2 bewezenverklaarde een strafbaar feit oplevert.
2.2.1.
Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding onder 2 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 4 augustus 2008 te Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meermalen (met kracht) - met een (grote en/of zware) stang/staaf naar en/of in de richting van het lichaam van [betrokkene] heeft geslagen."
2.2.2.
Daarvan heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 4 augustus 2008 te Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan M. [betrokkene] opzettelijk lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een stang in de richting van het lichaam van [betrokkene] heeft geslagen."
2.2.3.
Ten aanzien van het bewijs van dit feit heeft het Hof het volgende overwogen:
"Ten aanzien van feit 2 is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte met een stang in de richting van het lichaam van [betrokkene] heeft geslagen, terwijl het door de verdachte beoogde misdrijf niet is voltooid nu [betrokkene] de slag heeft kunnen ontwijken. Het opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan echter niet wettig en overtuigend bewezen worden, nu niet meer is ten laste gelegd dan dat de verdachte in de richting van [betrokkene] heeft geslagen.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof ten aanzien van feit 2 slechts bewezen acht de poging tot mishandeling van [betrokkene]."
2.2.4.
Ten aanzien van de strafbaarheid van het bewezenverklaarde heeft het Hof het volgende overwogen en beslist:
"Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot mishandeling.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen."
2.2.5.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van deze feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Ter motivering van die straf heeft het Hof onder meer het volgende overwogen:
"De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en poging tot mishandeling van [betrokkene] door hem in zijn rug en heup te schoppen en meermalen met een stang in de richting van zijn lichaam en op het hoofd te slaan. Door de gedragingen van de verdachte heeft voornoemde [betrokkene] ernstig letsel bekomen en dat dit niet van blijvende aard is geweest is niet aan de verdachte te danken. De verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer grovelijk aangetast. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van onder andere ramen, een tafel en stoelen. Daarbij verdient de opmerking dat de verdachte de voornoemde goederen kapot heeft gemaakt met een stang en uit de verklaringen van getuigen komt naar voren dat meerdere personen daarbij aanwezig waren terwijl er glasstukken in de lucht rondvlogen.
Dit zijn ernstige feiten die tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dienen te leiden. Het hof acht de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf ook thans passend bij de ernst van de feiten en ziet geen reden om een deel daarvan in de voorwaardelijke vorm op te leggen. Het hof heeft daarbij kennisgenomen van een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden."
2.3.
Art. 300 Sr luidt:
"1. Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
(...)
5. Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar."
2.4.
Gelet op het vijfde lid van art. 300 Sr heeft het Hof ten onrechte geoordeeld dat het onder 2 bewezenverklaarde een strafbaar feit oplevert. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 10 december 2013.
Conclusie 19‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Poging tot mishandeling. Gelet op art. 300 lid 5 Sr heeft het Hof t.o. geoordeeld dat het onder 2 bewezenverklaarde een s.f. oplevert.
Nr. 12/03514 Zitting: 19 november 2032 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Verzoeker is bij arrest van 17 februari 2012 door het Gerechtshof te Amsterdam wegens 1. “mishandeling”, 2. “poging tot mishandeling” en 3. “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
2. Namens verzoeker heeft mr. B. Yesilgöz, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof het onder 2 tenlastegelegde feit heeft gekwalificeerd als poging tot mishandeling en verzoeker (onder meer) daarvoor heeft veroordeeld, zulks terwijl in art. 300, vijfde lid, Sr is bepaald dat een poging tot mishandeling niet strafbaar is.
4. Het Hof heeft, voor zover voor de bespreking van het middel van belang, ten laste van verzoeker bewezenverklaard dat:
“feit 2:
hij op 4 augustus 2008 te Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene] opzettelijk lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een stang in de richting van het lichaam van [betrokkene] heeft geslagen;”
5.
Het Hof heeft omtrent de strafbaarheid van feit 2 het volgende overwogen:
“Ten aanzien van feit 2 is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte met een stang in de richting van het lichaam van [betrokkene] heeft geslagen, terwijl het door de verdachte beoogde misdrijf niet is voltooid nu [betrokkene] de slag heeft kunnen ontwijken. Het opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan echter niet wettig en overtuigend bewezen worden, nu niet meer is ten laste gelegd dan dat de verdachte in de richting van [betrokkene] heeft geslagen. Het voorgaande leidt ertoe dat het hof ten aanzien van feit 2 slechts bewezen acht de poging tot mishandeling van [betrokkene].”
6.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als “poging tot mishandeling”.
7.
De oplegging van de straf heeft het Hof, voor zover in cassatie van belang, als volgt gemotiveerd:
“Oplegging van straf
(…)
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
(…).
Dit zijn ernstige feiten die tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dienen te leiden. (…)
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.”
8.
Kennelijk heeft het Hof over het hoofd gezien dat poging tot mishandeling ingevolge art. 300, vijfde lid, Sr niet strafbaar is. Nu uit het voorgaande blijkt dat het Hof de aan verzoeker opgelegde straf mede heeft gegrond op dat niet-strafbare feit, kan het arrest niet in stand blijven.
9.
Het middel slaagt.
10.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
11.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG