Einde inhoudsopgave
Europese overeenkomst inzake de bescherming van dieren tijdens internationaal vervoer (herzien)
Artikel 14 Omgang
Geldend
Geldend vanaf 14-03-2006
- Bronpublicatie:
06-11-2003, Trb. 2007, 103 (uitgifte: 04-06-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-03-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-11-2003, Trb. 2007, 103 (uitgifte: 04-06-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
De dieren dienen op een kalme en rustige wijze te worden behandeld om onrust en opwinding tot een minimum te beperken en hen te beschermen tegen onnodige pijn, angst en verwondingen.
2.
Voorkomen dient te worden dat dieren tijdens het in- en uitladen worden blootgesteld aan lawaai, kwellingen en een onnodig ruwe behandeling. Dieren mogen niet geslagen worden, noch mag er druk worden uitgeoefend op lichaamsdelen die zeer gevoelig zijn. In het bijzonder mogen de staarten van dieren niet worden samengedrukt, verdraaid of gebroken en mogen zij niet bij hun oogkassen vastgegrepen worden. Dieren mogen niet worden gestompt of getrapt.
3.
De dieren zelf mogen niet met mechanische middelen worden opgehangen, noch worden opgetild of voortgetrokken aan de kop, oren, hoorns, poten, staart, vacht of het gewei, of op een andere pijnlijke wijze.
4.
Instrumenten die bedoeld zijn om dieren te leiden mogen uitsluitend voor dat doel worden gebruikt. Het gebruik van instrumenten waarmee elektrische schokken worden toegediend, dient zo veel mogelijk voorkomen te worden. Deze instrumenten mogen in elk geval alleen worden gebruikt voor volwassen runderen en volwassen varkens die weigeren zich te verplaatsen, en uitsluitend op voorwaarde dat de dieren vóór zich ruimte hebben om zich voort te bewegen. De schokken mogen niet langer duren dan één seconde, moeten voldoende worden gespreid en mogen uitsluitend op de spieren van de achterpoten worden toegediend. Wanneer de dieren niet reageren, mogen de schokken niet herhaaldelijk worden toegediend.
5.
Personen die met dieren omgaan mogen geen gebruik maken van prikstokken of andere puntige voorwerpen. Stokken of andere voorwerpen die bedoeld zijn om dieren te leiden mogen uitsluitend op het lichaam van het dier worden gebruikt indien daarmee geen verwondingen of pijn worden veroorzaakt.