CRvB, 27-06-2012, nr. 10/1755 AWBZ
ECLI:NL:CRVB:2012:BX1183
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
27-06-2012
- Zaaknummer
10/1755 AWBZ
- LJN
BX1183
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2012:BX1183, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 27‑06‑2012
Uitspraak 27‑06‑2012
Inhoudsindicatie
Besluit waarbij aan betrokkene is meegedeeld dat zijn indicatie voor ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding vervalt per 1 januari 2010. Bij besluit heeft CIZ het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet in de Nederlandse taal is opgesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de Rb. het beroep van betrokkene gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene te nemen. De Rb. ziet niet in dat vertaling van het bezwaarschrift van betrokkene noodzakelijk is voor een goede behandeling van het bezwaar, nu het bezwaarschrift in eenvoudig Engels is gesteld en van geringe omvang is. De Raad stelt voorop dat uit art. 6:5, lid 3 Awb moet worden afgeleid dat een in een vreemde taal gesteld bezwaarschrift niet zonder meer om deze reden kan worden geweigerd. Van belang is of vertaling voor een goede behandeling ervan noodzakelijk is. De Raad ziet evenals de Rb. niet in dat een vertaling van het bezwaarschrift voor een goede behandeling van het bezwaar noodzakelijk zou zijn, nu dit in eenvoudig Engels is opgesteld en van geringe omvang is. Dat de term ‘eenvoudig Engels’ ruimte voor interpretatie laat, doet aan het voorgaande niet af. De Raad verwijst daarbij naar de parlementaire geschiedenis, meer in het bijzonder op de memorie van toelichting (TK 1988-1989, 21 221, nr. 3). Daarin heeft de regering onder meer verwoord dat er sprake is van een glijdende schaal. “Aan de ene kant van de schaal staat het geval dat een bestuursorgaan geconfronteerd wordt met een schriftelijk stuk in bij voorbeeld de Japanse taal, waarvan de strekking volstrekt onduidelijk is; aan de andere kant staat het geval dat in een aanvraag voor bij voorbeeld een subsidie enkele Engelse termen voorkomen, die voor degene die de aanvraag in behandeling neemt geheel begrijpelijk zijn. In dat laatste geval zal de aanvraag meestal eenvoudig in behandeling genomen kunnen worden, terwijl dat bij het eerstbedoelde stuk in de praktijk niet mogelijk zal zijn.” Naar het oordeel van de Raad bevindt het bezwaarschrift zich onmiskenbaar op het gedeelte van de glijdende schaal waarin behandeling nog mogelijk is. De vraag of van betrokkene verwacht mag worden dat hij de Nederlandse taal in woord en geschrift beheerst, nu hij in Nederland woonachtig is, is voor een beoordeling van de vraag of een vertaling van het bezwaarschrift voor een goede behandeling van het bezwaar noodzakelijk is, niet van belang. In art. 8 van het Zorgindicatiebesluit is geregeld dat het onderzoek wordt verricht door personen dan wel organisaties die over voldoende deskundigheid beschikken om de aanvraag om een indicatiebesluit te kunnen beoordelen. Uit de toelichting bij dit artikel (Stb 1997, 447) blijkt dat van beoordelaars van indicatie-aanvragen een zekere deskundigheid wordt verwacht. Dit gegeven kan niet leiden tot het oordeel dat van (administratief) medewerkers bezwaar niet verlangd kan worden dat zij een in eenvoudig Engels opgesteld beroepschrift kunnen lezen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Partij(en)
10/1755 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, gevestigd te Driebergen, (CIZ)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 februari 2010, 09/3178 (aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
CIZ
en
de erven van [betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te Rotterdam, (betrokkene)
Datum uitspraak: 27 juni 2012
I. PROCESVERLOOP
CIZ heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. A.J.M. Vélu, advocaat te Rotterdam, een verweerschrift ingediend.
Betrokkene is op 16 februari 2011 overleden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2011. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater. De erven van betrokkene zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
- 1.1.
Bij besluit van 20 mei 2009 heeft CIZ aan betrokkene meegedeeld dat zijn indicatie voor ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding vervalt per 1 januari 2010.
- 1.2.
Betrokkene heeft bij brief van 17 juni 2009 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 mei 2009. Deze brief is in het Engels opgesteld.
- 1.3.
Bij brief van 29 juni 2009 heeft CIZ betrokkene meegedeeld dat zijn bezwaarschrift niet aan de door de wet gestelde eisen voldoet omdat het niet in de Nederlandse taal is opgesteld. CIZ heeft betrokkene bij die brief in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen twee weken te herstellen. Betrokkene heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
- 1.4.
Bij besluit van 7 augustus 2009 heeft CIZ het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 20 mei 2009 niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet in de Nederlandse taal is opgesteld.
- 2.1.
Namens betrokkene is in beroep tegen het besluit van 7 augustus 2009 naar voren gebracht dat het bezwaarschrift in de Engelse taal is opgesteld omdat betrokkene de Nederlandse taal niet machtig is. Betrokkene is van mening dat er geen reden bestond hem niet-ontvankelijk te verklaren nu de Engelse taal inmiddels in Nederland gangbaar is en van overheidswege ook wordt gepropageerd de Engelse taal in het (hoger) onderwijs als eerste in te voeren.
- 2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het besluit van 7 augustus 2009 vernietigd en CIZ opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene te nemen. De rechtbank ziet niet in dat vertaling van het bezwaarschrift van betrokkene noodzakelijk is voor een goede behandeling van het bezwaar, nu het bezwaarschrift in eenvoudig Engels is gesteld en van geringe omvang is.
- 3.
CIZ heeft in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak aangevoerd dat het criterium 'eenvoudig Engels' onduidelijk is en dat van betrokkene verwacht mag worden dat hij de Nederlandse taal in woord en geschrift beheerst, nu hij in Nederland woonachtig is. Voorts heeft CIZ zich, onder verwijzing naar de toelichting op artikel 8 van het Zorgindicatiebesluit (Zib), op het standpunt gesteld dat van de administratief medewerkers bezwaar en de medewerkers bezwaar niet wordt verwacht dat zij de Engelse taal machtig zijn.
- 4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
- 4.1.
Ingevolge artikel 6:5, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient de indiener van een bezwaar- of beroepschrift dat in een vreemde taal is gesteld, zorg te dragen voor een vertaling indien een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar of beroep noodzakelijk is. Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep.
- 4.2.1.
De Raad stelt voorop dat uit artikel 6:5, derde lid, van de Awb moet worden afgeleid dat een in een vreemde taal gesteld bezwaarschrift niet zonder meer om deze reden kan worden geweigerd. Van belang is of vertaling voor een goede behandeling ervan noodzakelijk is. De Raad ziet evenals de rechtbank niet in dat een vertaling van het bezwaarschrift van 17 juni 2009 voor een goede behandeling van het bezwaar noodzakelijk zou zijn, nu dit in eenvoudig Engels is opgesteld en van geringe omvang is.
- 4.2.2.
Dat de term ‘eenvoudig Engels’ ruimte voor interpretatie laat, doet aan het voorgaande niet af. De Raad verwijst daarbij naar de parlementaire geschiedenis, meer in het bijzonder op de memorie van toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 221, nr. 3). Daarin heeft de regering onder meer verwoord dat er sprake is van een glijdende schaal. “Aan de ene kant van de schaal staat het geval dat een bestuursorgaan geconfronteerd wordt met een schriftelijk stuk in bij voorbeeld de Japanse taal, waarvan de strekking volstrekt onduidelijk is; aan de andere kant staat het geval dat in een aanvraag voor bij voorbeeld een subsidie enkele Engelse termen voorkomen, die voor degene die de aanvraag in behandeling neemt geheel begrijpelijk zijn. In dat laatste geval zal de aanvraag meestal eenvoudig in behandeling genomen kunnen worden, terwijl dat bij het eerstbedoelde stuk in de praktijk niet mogelijk zal zijn.” Naar het oordeel van de Raad bevindt het bezwaarschrift van 17 juni 2009 zich onmiskenbaar op het gedeelte van de glijdende schaal waarin behandeling nog mogelijk is.
- 4.2.3.
De vraag of van betrokkene verwacht mag worden dat hij de Nederlandse taal in woord en geschrift beheerst, nu hij in Nederland woonachtig is, is voor een beoordeling van de vraag of een vertaling van het bezwaarschrift voor een goede behandeling van het bezwaar noodzakelijk is, niet van belang.
- 4.2.4.
In artikel 8 van het Zib is geregeld dat het onderzoek wordt verricht door personen dan wel organisaties die over voldoende deskundigheid beschikken om de aanvraag om een indicatiebesluit te kunnen beoordelen. Uit de toelichting bij dit artikel (Stb 1997, 447) blijkt dat van beoordelaars van indicatie-aanvragen een zekere deskundigheid wordt verwacht. Dit gegeven kan niet leiden tot het oordeel dat van (administratief) medewerkers bezwaar niet verlangd kan worden dat zij een in eenvoudig Engels opgesteld beroepschrift kunnen lezen.
- 4.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
- 5.
De Raad ziet ten slotte aanleiding om CIZ te veroordelen in de proceskosten van de erven van betrokkene in hoger beroep, begroot op € 437,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Veroordeelt CIZ in de proceskosten van de erven van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 437,--;
Bepaalt dat van CIZ een griffierecht van € 448,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2012.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) P.J.M. Crombach
HD