NJB 2015/755:Veroordeling medewerkster AIVD wegens verstrekken staatsgeheime gegevens aan journalist Telegraaf, art. 98 Sr. Afluisteren telefoons van journalisten door AIVD, art. 6 lid 2 sub a Wiv 2002 en art. 6 EVRM: een onderzoek door een inlichtingen- en veiligheidsdienst vindt plaats buiten de verantwoordelijkheid van de politie en het Openbaar Ministerie maar onder toetsing van de CTIVD. Dat betekent dat de rechtmatigheidstoets aan de strafrechter is onttrokken en dat art. 359a Sv niet van toepassing is. Wel moet zijn voldaan aan de eisen van een eerlijk proces in een strafprocedure waarin van een inlichtingen- en veiligheidsdienst afkomstig materiaal voor het bewijs wordt gebruikt. De strafrechter moet toetsen of dat het geval is. Resultaten van het door een inlichtingen- en veiligheidsdienst ingesteld onderzoek mogen onder meer niet tot het bewijs worden gebezigd indien het optreden van de betrokken dienst een schending van de aan een verdachte toekomende fundamentele rechten heeft opgeleverd die van dien aard is dat daardoor geen sprake meer is van fair trial als bedoeld in art. 6 EVRM. Recht op journalistieke bronbescherming van degene die als bron optreedt, art. 10 EVRM? Geen steun in het recht vindt de opvatting dat de verdachte die in strijd met haar functie (in casu: medewerkster AIVD) staatsgeheime informatie aan de pers verstrekt op gelijke voet als de journalist door het recht op vrije nieuwsgaring is beschermd tegen onthulling van haar identiteit als 'bron' en tegen het gebruik van de inhoud van uit afgeluisterde gesprekken van journalisten afkomstige informatie voor het bewijs van het haar tenlastegelegde. Voorts staat het in art. 10 EVRM verankerde recht op vrijheid van meningsuiting niet in de weg aan strafvervolging of bestraffing van voormelde verdachte wegens het tenlastegelegde en bewezenverklaarde verstrekken van geheime gegevens aan een journalist