NJB 2019/101:Overheidsaansprakelijkheid. Onrechtmatige rechtspraak. Schending van EU-recht door de Hoge Raad. Verkeersvliegers die op 56- of 57-jarige leeftijd verplicht uit dienst van de KLM zijn getreden, menen dat sprake is van leeftijdsdiscriminatie. Een geding tegen de KLM daarover hebben zij in feitelijke instanties en in cassatie verloren zonder dat er prejudiciële vragen zijn gesteld aan het HvJ EU. Zij spreken nu de Staat aan wegens schending van EU-recht door de Hoge Raad. Hoge Raad: 1. Plicht om prejudiciële vragen te stellen. Op de Hoge Raad rustte geen verplichting tot het stellen van prejudiciële vragen. De Hoge Raad was niet gehouden de argumenten van partijen met betrekking tot de uitleg van het EU-recht uitdrukkelijk te weerleggen alvorens te komen tot het toereikend gemotiveerde oordeel dat hij geen redelijke twijfel had over die interpretatie van dat recht. 2. Voldoende gekwalificeerde schending. De enkele stelling dat de rechter zijn uit art. 267 lid 3 voortvloeiende verplichting niet is nagekomen, volstaat niet om aansprakelijkheid te vestigen. 3. Hoge Raad beoordeelt Hoge Raad. Hetgeen is aangevoerd kan niet tot cassatie leiden.