type:coll:
Rb. Noord-Nederland, 23-10-2017, nr. C/18/177344 / HA RK 17/181
ECLI:NL:RBNNE:2017:4162
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
23-10-2017
- Zaaknummer
C/18/177344 / HA RK 17/181
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2017:4162, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 23‑10‑2017; (Voorlopige voorziening)
- Vindplaatsen
AR 2017/5832
Uitspraak 23‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen en een voorlopig deskundigenbericht te bevelen in verband met schade aan zijn woning waarvan hij vermoedt dat deze is veroorzaakt door aardbevingen. Verzoek wordt toegewezen. De - enkele - omstandigheid dat de Arbiter Aardbevingsschade heeft geoordeeld over (het merendeel van) de door verzoeker gestelde schade noopt niet tot een ander oordeel. De door verzoeker geformuleerde, aan de deskundige voor te leggen vragen zijn ge(her)formuleerd. De rechtbank heeft bij de herformulering van de vragen, gezien het beoogde doel van het verzoek, de vragen hoofdzakelijk beperkt tot schades die (mogelijk) door aardbevingen zijn ontstaan of verergerd.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/177344 / HA RK 17/181
Beschikking van 23 oktober 2017
in de zaak van
[voornaam] [verzoeker],
wonende te Delfzijl,
verzoeker,
advocaat: mr. P.W. Huitema te Groningen.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
statutair gevestigd te 's-Gravenhage,
kantoorhoudende te Assen,
verweerster,
advocaat: mr. E.J.M. van den Akker te Groningen.
Verzoeker zal hierna worden aangeduid als [verzoeker] . Verweerster zal hierna NAM genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift;
- -
het verweerschrift;
- -
de mondelinge behandeling van 25 september 2017;
- -
de bij de stukken gevoegde bijlagen.
1.2.
Ten slotte is de datum voor de beschikking bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
Bij de beoordeling zal worden uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2.
[verzoeker] is eigenaar van de woning, staande en gelegen aan het [adres] Delfzijl (hierna: de woning). De woning bevindt zich boven het zogenoemde Groningenveld, waaruit door NAM aardgas wordt gewonnen. In dit gebied komen aardbevingen voor als gevolg van de gaswinning.
2.3.
NAM is op grond van artikel 6:177 BW aansprakelijk voor schade die het gevolg is van door gaswinning geïnduceerde aardbevingen.
2.4.
De woning heeft beschadigingen opgelopen. [verzoeker] vermoedt dan wel gaat er van uit dat dit een (in-)direct gevolg is van de gaswinning door NAM en heeft eind 2014 één of meerdere schademeldingen bij NAM gedaan.
2.5.
Conform het door NAM gehanteerde schadeprotocol (van medio augustus 2014, versie 1) heeft er in eerste instantie - op kosten van NAM - onderzoek plaatsgevonden door Octa Adviseurs B.V (verder: Octa). In haar rapport van 20 februari 2015 komt Octa, verkort weergegeven, tot het oordeel dat er ten aanzien van de acht door haar geconstateerde gebreken geen causaal verband bestaat tussen de schade aan de woning en door gaswinning geïnduceerde aardbevingen.
2.6.
Medio maart 2015 heeft [verzoeker] een aanvullende schademelding gedaan, waarna aanvullend onderzoek door Octa heeft plaatsgevonden. Op 15 juni 2015 heeft Octa aanvullend gerapporteerd. In dat rapport heeft Octa de scheurvorming binnen de woning (de foto's 3-14) getypeerd als zogenoemde B-schade, dat wil zeggen schade die reeds aanwezig was vóór een aardbeving, maar ten gevolge van een aardbeving significant is verergerd. De herstelkosten van deze schade heeft Octa begroot op € 293,28 (inclusief BTW). Ten aanzien van de overige geconstateerde gebreken, te zien op de foto's 16-34, heeft Octa geoordeeld dat er geen relatie is met aardbevingen.
2.7.
[verzoeker] heeft vervolgens - wederom op kosten van NAM - een contra-expertise uit laten voeren door Vereniging Eigen Huis (verder: VEH). In haar rapporten van respectievelijk 8 juni 2015 en 13 juli 2015 komt VEH tot de conclusie dat de door Octa beoordeelde schade, behoudens het lekke glas in de linkerzijgevel (schadenummer 7 in het rapport van Octa van 20 februari 2015), in verband is te brengen met aardbevingen.
2.8.
Op 6 juli 2015 heeft [verzoeker] een aanvullende schademelding gedaan vanwege bonkende en krakende geluiden in de woning.
2.9.
De experts van Octa en VEH zijn vervolgens met elkaar in overleg getreden. Dat overleg heeft niet tot consensus geleid. Op 21 januari 2016 is vervolgens, conform het voornoemde schadeprotocol, een derde deskundige ingeschakeld, te weten de heer [deskundige Totaal Support] , verbonden aan Totaal Support. In zijn rapport van 31 mei 2016 komt [deskundige Totaal Support] tot de conclusie dat er geen causaal verband aanwezig is tussen één of meer bevingen en de aangetroffen situatie c.q. schade.
2.10.
Op 14 september 2016 heeft [verzoeker] zich aangemeld voor arbitrage door de Arbiter Aardbevingsschade. Bij arbitrale beslissing van 20 maart 2017 heeft de Arbiter Aardbevingsschade geoordeeld dat NAM, naast de schade die door de partijdeskundigen reeds als aardbevingsschade is gekwalificeerd (de schades op de foto's 3-14 uit het rapport van Octa van 15 juni 2015), aansprakelijk is voor vergoeding en/of herstel van de door Octa genummerde schades 5 en 8 uit het rapport van 20 februari 2015 en de schades op de foto's 32-34 uit het rapport van 15 juni 2015. Door Octa is de totale schade becijferd op een bedrag van € 5.404,45 (inclusief BTW). Voornoemd bedrag is niet aan [verzoeker] uitgekeerd, omdat hij niet voor finale kwijting van de schades, zoals behandeld bij de Arbiter Aardbevingsschade, heeft willen tekenen.
2.11.
In haar rapport van 29 juni 2017 heeft Van der Plas Expertise B.V. (verder: Van der Plas), ingeschakeld door het Centrum Veilig Wonen (hierna: CVW) geoordeeld dat de bonkende en krakende geluiden in de woning, zoals omschreven in de aanvullende schademelding van [verzoeker] , niet het gevolg zijn van aardbevingen als gevolg van gaswinning.
3. Het verzoek en het verweer
3.1.
[verzoeker] heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen en een voorlopig deskundigenbericht te bevelen naar de volgende vragen:
1. Welke van de bovengenoemde schade kan aan de woning worden vastgesteld? Dat wil zeggen, alle schade aan de buiten- en binnenzijde van de woning die niet reeds door de arbiter is toegewezen, de ontzette gevels en het 'kraken en bonken' van de woning.
2. Zijn er naast bovengenoemde schades nog overige schades vast te stellen?
3. Deelt de deskundige de visie van [verzoeker] zoals verwoord onder punt 9?
4. In hoeverre is de onder 1. en 2. vastgestelde schade als een rechtstreeks en dadelijk gevolg van aardbevingen ontstaan en/of verergerd?
5. In hoeverre is de onder 1. en 2. vastgestelde schade als rechtstreeks en dadelijk gevolg van bodemdaling ten gevolge van de gaswinningsactiviteiten van NAM ontstaan en/of verergerd?
6. Kan de onder 1. en 2. vast te stellen schade worden hersteld? Zo ja, op welke wijze?
7. Welk bedrag is gemoeid met het herstel van deze onder 1. en 2. vast te stellen schade?
8. Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot opmerkingen?
3.2.
Onder punt 9 van zijn verzoekschrift heeft [verzoeker] onder meer gesteld dat zijn opvatting is dat de constructie van de woning tijdens een aardbeving niet in staat is de massa van het dak en de bovenverdieping in dezelfde snelheid/richting te doen bewegen als de trillingsrichting van de bodem. Het zware dak van de woning, met een gewicht van zeven ton aan dakpannen, maakt dat sprake is van een hoog zwaartepunt en dit leidt ertoe dat het dak en de rest van de woning ten opzichte van elkaar ongelijk bewegen tijdens een beving, hetgeen weer geleid heeft tot spanning in de houtskeletconstructie en daarnaast geleid heeft tot het ontzetten van de gevels, wat weer de oorzaak is van alle andere schades aan/in de woning.
3.3.
[verzoeker] heeft voorts gesteld dat de schade bestaande uit het kraken en bonken van de woning nauwelijks plaatsvindt in de maanden september tot en met april, zodat hij het van groot belang acht dat het onderzoek door de deskundige voor september van dit jaar plaatsvindt dan wel in de maanden juni tot en met augustus van 2018.
3.4.
NAM heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van [verzoeker] . Zij heeft aangevoerd dat gezien de verschillende rapportages alsmede het oordeel van de Arbiter Aardbevingsschade, [verzoeker] zijn proceskansen in een civiele procedure moet kunnen inschatten. De goede procesorde staat, aldus NAM, aan het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek in de weg, althans [verzoeker] heeft onvoldoende belang bij het verzochte. Niettemin refereert NAM zich aan het oordeel van de rechtbank. Voor het geval het verzoek van [verzoeker] mocht worden toegewezen, is NAM van oordeel dat de door [verzoeker] voorgestelde vragen beperkt dienen te worden tot het onderzoek naar de schades aan de woning zoals die door Octa, VEH, [deskundige Totaal Support] en Van der Plas zijn vastgesteld. Vraag 1 is volgens NAM te beperkt geformuleerd en dient ook te zien op de schade die volgens de Arbiter Aardbevingsschade voor vergoeding in aanmerking kan komen. NAM heeft daartoe aangevoerd dat [verzoeker] niet het arbitrale vonnis wenst te volgen en overweegt zich tot de civiele rechter te wenden. Onwenselijk is echter, aldus NAM, dat met betrekking tot schade aan een en dezelfde woning zowel een arbitraal vonnis als een gerechtelijk vonnis geldend zou zijn waarin dan mogelijk tegenstrijdige uitspraken tot uitdrukking komen. Vraag 2 is ruimer dan noodzakelijk. Vraag 3 komt NAM overbodig voor, nu een te benoemen deskundige zijn eigen onderzoek zal doen en zal vaststellen of de geconstateerde schades samenhangen met gaswinning. De bevestiging of de ontkenning van de visie van [verzoeker] voegt daar niets aan toe. Voorts is NAM de mening toegedaan dat, in afwijking van dan wel aanvulling op de vragen van [verzoeker] , de volgende vragen voorgelegd dienen te worden aan de eventueel te benoemen deskundige:
a. Wat is/zijn naar uw oordeel de oorzaak/oorzaken van de geconstateerde schades aan de woning?
b. Kunt u gemotiveerd bij uw onderzoek zowel omgevingsfactoren (verkeer, windbelasting, aardbevingen, bodemopbouw, bomen, activiteiten etc.) als gebouwkenmerken (bouwkundige staat, constructieve staat, houtskelet bouw, etc.) als schadekenmerken betrekken:
c. Voor zover u concludeert dat er sprake is van meerdere oorzaken van de schades, kunt u dan in percentages toelichten in welke mate de verschillende oorzaken aan het ontstaan van de schade hebben bijgedragen en welke schades het rechtstreekse en dadelijke gevolg zijn van aardbevingen?
4. De beoordeling
Algemeen
4.1.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat de rechter bij de beoordeling van een
verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht geen discretionaire bevoegdheid toekomt. Hij
dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake
dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek
kunnen worden bewezen. Dit is echter anders indien de rechter op grond van de in zijn
beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is
met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen
misbruik wordt gemaakt -bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de
over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid
kan worden toegelaten- of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter
zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (vgl. HR 19 december 2003 NJ 2004, 584 en HR 30
maart 2007 NJ 2007, 189). Toewijzing van het verzoek kan ook achterwege blijven indien
de verzoeker geen belang heeft bij zijn verzoek. Ingevolge het bepaalde in artikel 3:300 BW
heeft immers te gelden dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het verzoek van [verzoeker] tot het
houden van een voorlopig deskundigenbericht ter zake dienend en voldoende concreet is en
feiten betreft die met het deskundigenonderzoek kunnen worden bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoeker] voorts voldoende belang bij zijn verzoek en is dat verzoek niet in strijd met de goede procesorde. Daargelaten dat NAM zich refereert aan het oordeel van de rechtbank, zouden de door NAM opgeworpen verweren tegen het gelasten van het voorlopige deskundigenbericht niet tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] leiden. Daarvoor acht de rechtbank het volgende redengevend.
4.3.
NAM heeft bij wijze van onderbouwing van haar verweren verwezen naar de rapportages van Octa, VEH, Van der Plas en [deskundige Totaal Support] , alsmede naar het oordeel van de Arbiter Aardbevingsschade. Naar het oordeel van NAM zou dit (meer) dan voldoende moeten zijn voor [verzoeker] om zijn proceskansen in een eventuele civiele procedure in te schatten.
4.4.
De rechtbank overweegt dat de werkzaamheden en rapportages van de deskundigen naar welke NAM verwijst, alle hun grondslag vinden in het door NAM gehanteerde particuliere en buitengerechtelijke schadeprotocol (van augustus 2014, versie 1). De rapporten van Octa en Van der Plas zijn in opdracht van de NAM opgesteld. De contra-expert VEH is weliswaar in opdracht van [verzoeker] benoemd, maar zij heeft haar onderzoek uitgevoerd binnen de grenzen die zijn neergelegd in het voornoemde door NAM gehanteerde schadeprotocol. De derde deskundige [deskundige Totaal Support] is verder door [verzoeker] gekozen uit een door NAM opgestelde lijst van experts. Voorts zijn de kosten van alle deskundigen, conform en binnen de grenzen van het schadeprotocol, vergoed door NAM. Uit deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, kan niet een volledige onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de deskundigen worden afgeleid, waarover een door de rechtbank te benoemen deskundige wel geacht wordt te kunnen beschikken. Dat NAM het concrete onderzoek van de door haar ingeschakelde experts niet beïnvloedt en verder niet betrokken is bij dit onderzoek, is onvoldoende om tegen de achtergrond van de overige omstandigheden van dit geval, een andere conclusie te rechtvaardigen. Uit het voorgaande volgt dat [verzoeker] een rechtens te respecteren belang heeft bij een verzoek als het onderhavige.
4.5.
De - enkele - omstandigheid dat de Arbiter Aardbevingsschade heeft geoordeeld over (het merendeel van) de door [verzoeker] gestelde schade noopt niet tot een ander oordeel. Tussen partijen staat vast dat het oordeel van de Arbiter Aardbevingsschade niet voor [verzoeker] bindend is maar in beginsel slechts voor NAM. Dit laatste sluit echter niet uit dat nu [verzoeker] de uitspraak niet heeft aanvaard, ook NAM bevoegd is het oordeel van de Arbiter Aardbevingsschade naast zich neer te leggen. Een regeling waarop Boek 4, Titel 1, afdeling 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing is, is - aldus partijen – niet tot stand gekomen.
4.6.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] evenmin in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank wijst op de onderling (ten dele) tegenstijdige rapporten, alsmede op de (op onderdelen) summiere onderbouwing ervan.
Ten slotte staat onweersproken vast dat het door [verzoeker] gestelde ‘kraken en bonken’ slechts door de expert van de NAM is beoordeeld en verder in de onderzoeken niet is meegenomen.
4.7.
De rechtbank zal het verzoek van [verzoeker] als zijnde op de wet gegrond toewijzen, nu andere zwaarwegende gronden die aan het verzoek in de weg zouden kunnen staan, niet zijn gebleken.
De persoon van de deskundige
4.8.
[verzoeker] heeft geen namen genoemd van personen die eventueel als deskundige benoemd zouden kunnen worden. Desgevraagd heeft NAM tijdens de zitting ook verklaard geen concreet voorstel te hebben. Wel zijn partijen het er over eens dat de te benoemen deskundige een bouwkundige achtergrond dient te hebben en bekend is met aardbevingsschade.
4.9.
De rechtbank heeft, nu tussen partijen geen overeenstemming bestaat over de persoon van de te benoemen deskundige, zelf een deskundige aangezocht en heeft de heer ing. [naam] (hierna: [naam] ), verbonden aan Exploitatiemaatschappij Elfrink B.V., bereid en in staat gevonden om het voorlopig deskundigenonderzoek te verrichten. [naam] heeft desgevraagd verklaard ook vrij te staan ten opzichte van partijen.
De aan de deskundige te stellen vragen
4.10.
De rechtbank zal de door [verzoeker] geformuleerde vragen aan de deskundige voorleggen met inachtneming van het navolgende. Omdat partijen zich niet gebonden achten aan het oordeel van de arbiter, althans zo heeft de rechtbank de stellingen van partijen na hun toelichting ter zitting begrepen, partijen na de uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade niet voor finale kwijting hebben getekend, de rapporten van de verschillende deskundigen (op onderdelen) tegenstrijdig zijn en een deel van de gestelde schade slechts door de door NAM benoemde deskundige is onderzocht, acht de rechtbank een onderzoek naar alle schade aan de woning geraden. Dit brengt met zich dat de te benoemen deskundige de schade, zoals omschreven in de verschillende rapporten van de deskundigen dient te beoordelen, derhalve ook die schade waarvan de Arbiter Aardbevingsschade heeft uitgemaakt dat NAM hiervoor aansprakelijk is. [verzoeker] heeft in dit verband onvoldoende verweer gevoerd tegen het bezwaar van NAM aangaande de wijze waarop hij zijn eerste vraag heeft ingestoken. De rechtbank ziet verder geen aanleiding, zoals reeds ter zitting is besproken, om - zoals NAM heeft bepleit - eventueel nog niet vastgestelde schade buiten het onderzoek te houden. In die zin zal de tweede vraag van [verzoeker] aan de deskundige worden voorgelegd, op de wijze zoals in het dictum zal worden geformuleerd. Waar het gaat om de derde vraag van [verzoeker] , overweegt de rechtbank dat [verzoeker] hier geen zelfstandig belang bij heeft. Immers, door de uitkomst van het onderzoek zal [verzoeker] al dan niet bevestigd worden in zijn visie. De derde vraag zal om die reden buiten het onderzoek worden gehouden. De rechtbank zal de vierde vraag van [verzoeker] herformuleren zoals in het dictum onder 2 zal worden vermeld. [verzoeker] heeft, ook na vragen daarover ter zitting, niet toegelicht waarom hij naast vraag 4 ook vraag 5 aan de deskundige wil voorleggen. Nu iedere nadere onderbouwing van de vijfde vraag van de zijde van [verzoeker] ontbreekt, zal deze vraag niet worden voorgelegd aan de deskundige.
De rechtbank acht de door NAM voorgestelde vragen a tot en met c te ruim geformuleerd. [verzoeker] verzoekt een voorlopig deskundigenbericht om vast te kunnen stellen welke schade in verband is te brengen met aardbevingen. De vraag wat exact de oorzaak is van schade die niet in verband is te brengen met aardbevingen, valt buiten het beoogde onderzoek. Tegen deze achtergrond heeft NAM onvoldoende onderbouwd waarom de aan de deskundige voor te leggen vragen ook betrekking moeten hebben op de oorzaak van niet met aardbevingen in verband te brengen schade. Voor zover de door NAM geformuleerde vragen wel betrekking hebben op aardbevingsschade, zal bij de herformulering van vraag 4 van [verzoeker] daarmee rekening worden gehouden, nu [verzoeker] overigens onvoldoende verweer heeft gevoerd tegen de vragen van NAM. De vragen 6, 7 en 8 zullen worden ge(her)formuleerd op de wijze zoals in het dictum te bepalen. De rechtbank merkt op dat [verzoeker] deze vragen over wijze en kosten van herstel onnodig betrekt op alle vast te stellen schade, ook die schade die niet door aardbevingen is ontstaan of verergerd. De rechtbank zal bij herformulering van de vragen over herstel van de schade, deze beperken tot herstel van aardbevingsschade.
4.11.
[verzoeker] heeft verzocht het moment waarop het onderzoek van de deskundige plaatsvindt in overleg met hem vast te stellen. Dit in verband met zijn stelling dat de schade in de vorm van het kraken en bonken naar alle waarschijnlijkheid enkel te constateren is in de maanden mei tot en met augustus. NAM heeft hiertegen geen bezwaren geuit. De rechtbank zal met het verzochte rekening houden door te beslissen dat
de deskundige een ruime periode heeft om zijn bericht aan de rechtbank te doen toekomen. Gezien de dag en maand waarop deze beschikking wordt gegeven stelt de rechtbank die periode vast op 10 maanden zoals in het dictum onder 5.10 nader zal worden bepaald.
Het voorschot op de kosten van de deskundige
4.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat het voorschot op grond van het bepaalde in artikel 195 Rv door de verzoekende partij gedeponeerd moeten worden. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen. De omstandigheid dat [verzoeker] zich het recht voorbehoudt om het verzoekschrift eventueel in te trekken, afhankelijk van de begroting van de te benoemen deskundige en om die kosten later op NAM te verhalen, is voor de beoordeling niet relevant en behoeft derhalve geen (verdere) bespreking.
De verplichtingen van partijen
4.13.
De rechtbank wijst partijen erop dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven.
4.14.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1.Welke schades kunnen aan de woning worden vastgesteld?
Wilt u in uw onderzoek in ieder geval betrekken de diverse schades zoals deze aan de orde zijn gesteld in de rapporten van Octa, VEH, [deskundige Totaal Support] en, voor wat betreft het ‘bonken en kraken’, het rapport van Van der Plas?
Wilt u tevens in uw onderzoek betrekken of er nieuwe, niet reeds eerder onderzochte schade kan worden vastgesteld?
2.Kunt u gemotiveerd aangeven voor elk van de onder vraag 1 vastgestelde schades of deze door aardbevingen is ontstaan en/of verergerd?
Wilt u in uw onderzoek betrekken, indien naast aardbevingen ook andere oorzaken tot een bepaalde schade hebben geleid, in welke mate (uitgedrukt in percentages) de verschillende oorzaken aan het ontstaan van die schade hebben bijgedragen?
3.Op welke wijze dient de naar aanleiding van vraag 2 vastgestelde aardbevingsschade te worden hersteld?
4. Welk bedrag is (per schadepost) volgens u gemoeid met herstel van deze geconstateerde aardbevingsschade?
5.Geeft uw onderzoek overigens nog aanleiding tot opmerkingen?
5.2.
benoemt tot deskundige:
de heer ing. [naam] ,
verbonden aan De Bouwexpert/Exploitatiemaatschappij Elfrink B.V.
[n.a.w. gegevens]
het voorschot
5.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- -
de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten
- -
de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
- -
partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting
- -
indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
- -
indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
5.4.
bepaalt dat verzoeker het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.6.
bepaalt dat verzoeker zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
5.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.8.
wijst de deskundige er op dat:
- -
de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- -
de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- -
de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
5.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk tien maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.11.
wijst de deskundige er op dat:
- -
uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- -
de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
5.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Wichers en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2017.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 23‑10‑2017