ABRvS, 12-04-2012, nr. 201200811/1/V3.
ECLI:NL:RVS:2012:BW4068
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
12-04-2012
- Zaaknummer
201200811/1/V3.
- LJN
BW4068
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BW4068, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 12‑04‑2012; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AB 2012/180 met annotatie van A.T. Marseille
JB 2012/142
JV 2012/227
Uitspraak 12‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Niet is gebleken dat de verzending van het afschrift van de uitspraak per faxbericht in het onderhavige geval met de door artikel 8:37, eerste lid, van de Awb, vereiste waarborgen was omkleed. Nu evenwel niet in geschil is dat appellanten het afschrift van de uitspraak per faxbericht op 13 januari 2012 hebben ontvangen en de waarborg van artikel 8:37, eerste lid, van de Awb erin is gelegen te verzekeren dat de betrokken partij het afschrift van de uitspraak daadwerkelijk ontvangt, bestaat geen grond voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Partij(en)
201200811/1/V3.
Datum uitspraak: 12 april 2012
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) en [appellant 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage van 13 januari 2012 in zaak nr. 11/41483 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 13 januari 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het met een kennisgeving vanwege de minister daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdeling en [appellant 2] (hierna: appellanten) bij faxbericht, bij de Raad van State binnengekomen op 21 januari 2012, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben appellanten zich bij brief van 24 januari 2012 nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, vangt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de aangevallen uitspraak op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 69, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep één week.
Ingevolge artikel 8:37, eerste lid, van de Awb, voor zover thans van belang, geschiedt de verzending van een afschrift van de uitspraak door de griffier bij aangetekende brief of bij brief met ontvangstbevestiging, tenzij de rechtbank anders bepaalt.
2.1.1.
In dit geval is de termijn aangevangen op 14 januari 2012 en geëindigd op 20 januari 2012. Appellanten hebben het hogerberoepschrift op 21 januari 2012 ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben appellanten bij brief van 24 januari 2012 gesteld dat de aangevallen uitspraak per faxbericht aan hen is verzonden en dat dit geen juiste wijze van verzending betreft. Bij navraag door de Afdeling heeft de rechtbank bevestigd dat zij het afschrift van de aangevallen uitspraak slechts per faxbericht aan appellanten heeft verzonden.
2.1.2.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 14 november 2003 in zaak nr. 200306493/1 (aangehecht ter voorlichting van partijen), mag de rechtbank slechts van verzending van de uitspraak bij aangetekende brief of bij brief met ontvangstbevestiging, als bedoeld in artikel 8:37, eerste lid, van de Awb, afzien, indien de andere wijze van verzending met dezelfde waarborgen is omkleed (Memorie van Toelichting, TK 1991-1992, 22 495, nr. 3, p. 124).
Dit brengt mee dat, indien de rechtbank een uitspraak per faxbericht wil verzenden, zij er zorg voor dient te dragen dat het aldus verzonden bericht dezelfde aandacht krijgt van de ontvanger als een hem op de in artikel 8:37, eerste lid, van de Awb voorgeschreven wijze toegezonden bericht van de rechtbank. Indien het gaat om een individuele zaak, waarin gelet op de spoedeisendheid ervan voor verzending per faxbericht wordt gekozen, kan dit bijvoorbeeld worden bereikt door de gemachtigde telefonisch te informeren omtrent de verzending per fax. Indien de rechtbank bij een bepaalde categorie zaken, waarbij gedacht moet worden aan zaken met professionele rechtshulpverleners met een bekend gemaakt faxnummer, de uitspraak in beginsel per fax wenst te verzenden, ligt het evenwel in de rede dit in een algemeen bekend gemaakte procesregeling neer te leggen.
2.1.3.
Niet is gebleken dat de verzending van het afschrift van de uitspraak per faxbericht in het onderhavige geval met de door artikel 8:37, eerste lid, van de Awb, vereiste waarborgen was omkleed. Nu evenwel niet in geschil is dat appellanten het afschrift van de uitspraak per faxbericht op 13 januari 2012 hebben ontvangen en de waarborg van artikel 8:37, eerste lid, van de Awb erin is gelegen te verzekeren dat de betrokken partij het afschrift van de uitspraak daadwerkelijk ontvangt, bestaat geen grond voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
De indiening van het hogerberoepschrift op 21 januari 2012 is derhalve niet tijdig geweest. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld in verband waarmee redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellanten in verzuim zijn geweest.
2.2.
Het hoger beroep is kennelijk niet ontvankelijk.
2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter en mr. C.J. Borman en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Van Dokkum
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2012
480-696.
Verzonden: 12 april 2012
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser