NJ 1928, p. 233
De enkele bevoegdheid tot den een of anderen maatregel van opsporing of onderzoek sluit niet noodzakelijk mede in het recht tot het doen eener vordering om tot dien maatregel in de gelegenheid te worden gesteld.
HR 16-01-1928, ECLI:NL:HR:1928:309
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 januari 1928
- Magistraten
Mrs. Savelberg, Jhr. Feith, Taverne, Schepel en Van Dijck.
- Zaaknummer
[16011928/NJ_1928,_p._233]
- Conclusie
Mr. Van Lier
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS123270:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1928:309, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑01‑1928
- Wetingang
Essentie
De enkele bevoegdheid tot den een of anderen maatregel van opsporing of onderzoek sluit niet noodzakelijk mede in het recht tot het doen eener vordering om tot dien maatregel in de gelegenheid te worden gesteld.
Samenvatting
Een bevel van een opsporingsambtenaar aan een verdachte van het zonder de vereischte machtiging mollen vervoeren om stil te blijven staan, ten einde dit vervoer te onderzoeken, is blijkens geest en stelsel van het nieuwe Wetboek van Strafvordering niet een bevel, als bedoeld bij art. 184 Sr.
Voorgaande uitspraak
Op het beroep van den Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Arnhem, requirant ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.