HR, 16-11-2010, nr. 09/00551 P
ECLI:NL:HR:2010:BN8234
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-11-2010
- Zaaknummer
09/00551 P
- LJN
BN8234
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN8234, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑11‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN8234
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat voor aftrek van de aanschafkosten van een auto geen plaats is, in aanmerking genomen dat het aangevoerde niet inhield dat en waarom die aanschafkosten in directe relatie staan tot de onder 2 bewezenverklaarde feiten.
16 november 2010
Strafkamer
Nr. 09/00551 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 december 2008, nummer 22/000574-08, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof, bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten onrechte niet heeft betrokken de aanschafkosten van een aan de betrokkene toebehorende personenauto.
3.2. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota is namens de betrokkene aldaar het volgende aangevoerd:
"Uitgaande van dat bedrag zou [betrokkene] (...) de waarde van de inbeslaggenomen auto, dat is 3400 euro, ook dat is volgens [betrokkene] een kostenpost, terug dienen te krijgen.
De rechtbank overweegt namelijk in haar onherroepelijk geworden vonnis van 18 oktober 2006 over de inbeslaggenomen voorwerpen dat [betrokkene] met behulp van de auto die hem toebehoorde, de onder 2 bewezenverklaarde strafbare feiten heeft gepleegd (...) Daarvan uitgaande zijn de aanschafkosten van de auto dus een kostenpost (...)."
3.3. De uitspraak van het Hof houdt daaromtrent het volgende in:
"Wat betreft de onder de veroordeelde inbeslaggenomen en verbeurdverklaarde personenauto, is het hof - evenals de advocaat-generaal - van oordeel dat voor aftrek van de waarde van deze personenauto na verbeurdverklaring geen plaats is. Het hof overweegt hiertoe dat niet aannemelijk is geworden dat de betreffende auto als opbrengst van de strafbare feiten is aan te merken."
3.4. In aanmerking genomen dat het aangevoerde niet inhield dat en waarom de aanschafkosten van de auto in directe relatie staan tot de onder 2 bewezenverklaarde feiten - de enkele stelling dat die feiten met behulp van die auto zijn gepleegd brengt een zodanige relatie niet mee - heeft het Hof terecht geoordeeld dat voor de aftrek van de desbetreffende kosten geen plaats is. De tegen dat oordeel gerichte motiveringsklachten behoeven daarom geen bespreking.
3.5 Het middel faalt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 16 november 2010.