Einde inhoudsopgave
Beleidsregels grote rivieren
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Bronpublicatie:
20-03-2024, Stcrt. 2024, 10264 (uitgifte: 25-03-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2023/259211)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2024, Stcrt. 2024, 10264 (uitgifte: 25-03-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2023/259211)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
1.
De toestemming, bedoeld in artikel 3, wordt alleen gegeven indien:
- a.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- b.
er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit, en
- c.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor het geven van de toestemming, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6, aanhef en de onderdelen a, b en c, met dien verstande dat de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
3.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor het geven van de toestemming, bedoeld in artikel 6, aanhef en onderdeel d, met dien verstande dat de vergunning zal worden verleend voor een bepaalde termijn en dat de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen ten minste voor de duur van die termijn duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.