Einde inhoudsopgave
Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023
Bijlage I Voorschriften met betrekking tot het ontwerp en de vervaardiging van attractie- en speeltoestellen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
28-03-2023, Stb. 2023, 104 (uitgifte: 03-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-03-2023, Stb. 2023, 104 (uitgifte: 03-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
(bijlage als bedoeld in de artikelen 5 en 11 van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023)
- 1.
Bij het ontwerp en vervaardiging te verwerken veiligheidsbeginselen:
- a.
Een attractie- of speeltoestel dient zodanig te zijn vervaardigd dat het kan functioneren en kan worden afgesteld en onderhouden zonder dat men aan gevaren voor de veiligheid en de gezondheid blootstaat wanneer deze handelingen worden voltrokken onder door de fabrikant vastgestelde omstandigheden.
- b.
De getroffen voorzieningen moeten erop gericht zijn elk gevaar gedurende de te verwachten levensduur van het toestel, ook bij het monteren en demonteren, uit te sluiten, ook wanneer de gevaren het gevolg zijn van te voorziene abnormale omstandigheden.
- c.
Bij het kiezen van de meest passende oplossingen moet de fabrikant de volgende beginselen toepassen in de opgegeven volgorde:
- –
de gevaren uitsluiten of zoveel mogelijk beperken door veiligheidsaspecten optimaal te verwerken in het ontwerp en bij de vervaardiging van het toestel;
- –
de noodzakelijke beveiligingsvoorzieningen treffen voor gevaren die niet kunnen worden uitgesloten; en
- –
informeren over de gevaren die nog aanwezig zijn als gevolg van een niet volledige doelmatigheid van de getroffen beveiligingsvoorzieningen, aangeven of een bijzondere opleiding is vereist en signaleren dat bepaalde persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt.
- d.
Bij het ontwerpen en vervaardigen van een attractie- of speeltoestel alsmede bij de opstelling van de gebruiksaanwijzing moet de fabrikant niet alleen uitgaan van een normaal gebruik van het toestel maar tevens van het redelijkerwijze te verwachten gebruik daarvan.
- e.
Een attractie- of speeltoestel dient zodanig te zijn ontworpen dat abnormaal gebruik, indien gevaarlijk, wordt voorkomen. In voorkomend geval dient de gebruiksaanwijzing de aandacht te vestigen op te ontraden gebruik, dat uit ervaring zou kunnen blijken.
- f.
Bij het ontwerpen en vervaardigen van speeltoestellen alsmede bij de opstelling van de gebruiksaanwijzing moet de fabrikant rekening houden met het specifieke gedrag van kinderen.
- g.
Onder de gebruiksomstandigheden waarvoor een attractietoestel is bestemd moeten hinder, vermoeidheid en psychische belasting (stress) van degene die het toestel zal bedienen tot een haalbaar minimum beperkt blijven, rekening houdend met de beginselen van de ergonomie.
- h.
Bij het ontwerpen en de vervaardiging dient de fabrikant rekening te houden met de belemmeringen die degene die het toestel zal bedienen ondervindt door een noodzakelijk of te voorzien gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (bijvoorbeeld schoenen, handschoenen, enzovoort)
- 2.
Met name bij het ontwerp en de vervaardiging in acht te nemen gevaarsaspecten, voor zover van toepassing:
- a.
gevaren ten gevolge van onvoldoende draagkracht van het toestel, rekening houdend met de sterkte, de stijfheid en de vervormingscapaciteit van de toegepaste materialen;
- b.
gevaren ten gevolge van het verlies van evenwicht van het toestel, rekening houdend met de ondersteuning van het toestel en de ondergrond, alsmede mogelijke belastingen van het toestel;
- c.
gevaren ten gevolge van de toegepaste elektrische energie;
- d.
gevaren ten gevolge van de toegepaste mechanische, pneumatische of hydraulische energie;
- e.
gevaren ten gevolge van een defect in het bedieningscircuit of defecten in de energievoorziening;
- f.
gevaren ten gevolge van het gebruik van het toestel, waaronder vallen, snijden, beklemming, afklemming, verstikking, botsen en overbelasting van het lichaam;
- g.
gevaren ten gevolge van de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het toestel, waaronder de toegankelijkheid bij defecten en noodsituaties;
- h.
gevaren ten gevolge van mogelijke interacties van het toestel en de passagiers met de omgeving waaronder omstanders;
- i.
gevaren ten gevolge van het binnenklimaat van omsloten ruimten, waaronder voldoende ventilatie en voldoende verlichting;
- j.
gevaren ten gevolge van gebrekkige onderhoudsmogelijkheden;
- k.
gevaren ten gevolge van het monteren, demonteren en hanteren van het toestel;
- l.
gevaren ten gevolge van brand;
- m.
gevaren ten gevolge van hinderlijke straling;
- n.
gevaren ten gevolge van blootstelling aan chemische stoffen; en
- o.
gevaren ten gevolge van de blootstelling aan biologische verontreiniging.
- 3.
Bij de vervaardiging van een attractie- of speeltoestel door de fabrikant in acht te nemen procedures:
- a.
De fabrikant of importeur moet het nodige onderzoek verrichten en de nodige proeven uitvoeren met de onderdelen, accessoires, beveiligingen of het gehele attractie- of speeltoestel om vast te stellen of het toestel veilig kan worden gemonteerd en in gebruik genomen.
- b.
Een attractie- of speeltoestel moet worden geleverd met alle speciale uitrustingen en accessoires die essentieel zijn voor het voorkomen van gevaren bij montage, inclusief demontage en transport voor bijvoorbeeld kermistoestellen, afstelling, onderhoud en gebruik, uitgezonderd de levering van eventueel benodigde bodemmaterialen bij speeltoestellen.