Einde inhoudsopgave
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Artikel 7.1 Herziening door Onze Minister
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 76 (uitgifte: 04-03-2020, kamerstukken: 35320)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2020, Stb. 2020, 98 (uitgifte: 23-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister kan een beschikking herzien waarbij:
- a.
tegemoetkoming is toegekend,
- b.
de hoogte van het toetsingsinkomen van de aanvrager of diens partner of van de TOS-ouder of diens partner wordt vastgesteld of gewijzigd, of
- c.
tegemoetkoming ingevolge artikel 2.22b is geweigerd of stopgezet.
2.
Herziening vindt plaats op grond van het feit dat:
- a.
een beschikking genomen is waarvan de aanvrager of de TOS-ouder wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist was,
- b.
de situatie, bedoeld in de artikelen 5.9 of 5.10 zich voordoet,
- c.
te veel of te weinig tegemoetkoming is toegekend op basis van onjuiste of onjuist verwerkte gegevens,
- d.
de hoogte van het inkomen van de aanvrager of diens partner of van de TOS-ouder of diens partner te hoog of te laag is vastgesteld op basis van onjuiste of onjuist verwerkte gegevens anders dan bedoeld onder a,
- e.
aanvrager of TOS-ouder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet,
- f.
geen gevolg is gegeven aan de aanvraag op grond van artikel 2.28 omdat niet kon worden voldaan aan de voorwaarde genoemd in artikel 2.28, tweede lid, onderdeel b, en is gebleken dat gedurende 3 kalenderjaren is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.28, tweede lid, aanhef alsmede onderdeel a,
- g.
gevolg is gegeven aan de aanvraag op grond van artikel 2.28, en is gebleken dat niet gedurende 3 kalenderjaren is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.28, tweede lid, aanhef alsmede onderdeel a,
- h.
de situatie van langdurige afwezigheid, bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, zich niet heeft voorgedaan,
- i.
achteraf is gebleken van feiten of omstandigheden, die, waren zij eerder bekend geweest, niet tot toepassing van artikel 2.22b zouden hebben geleid, of
- j.
andere, nader gebleken feiten of omstandigheden, die, waren zij eerder bekend geweest, tot een andere beschikking zouden hebben geleid.
3.
Behoudens in geval van bedrog, kan een herziening als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c, e, h en i, slechts geschieden binnen 18 maanden na het einde van het desbetreffende tijdvak waar de toekenning van de tegemoetkoming betrekking op heeft.
4.
Behoudens in geval van bedrog, kan een herziening als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, slechts geschieden binnen 3 jaren na het einde van het desbetreffende tijdvak waar de toekenning van de tegemoetkoming betrekking op heeft.
5.
Behoudens in geval van bedrog, kan een herziening als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b, f en g, slechts geschieden binnen 5 jaren na het einde van het desbetreffende tijdvak waar de toekenning van de tegemoetkoming betrekking op heeft.