Hof Amsterdam, 06-04-2010, nr. 200.051.608/01
ECLI:NL:GHAMS:2010:BM2714
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
06-04-2010
- Magistraten
Mrs. C.G. Kleene-Eijk, R.G. Kemmers, J.E. Doek
- Zaaknummer
200.051.608/01
- LJN
BM2714
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BM2714, Uitspraak, Hof Amsterdam, 06‑04‑2010
Uitspraak 06‑04‑2010
Mrs. C.G. Kleene-Eijk, R.G. Kemmers, J.E. Doek
Partij(en)
BESCHIKKING van 6 april 2010 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.051.608/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE in principaal hoger beroep,
GEÏNTIMEERDE in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J.P. Vandervoodt te Rotterdam,
tegen
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE in principaal hoger beroep,
APPELLANT in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. P.C.M. Brandjes te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Appellante in principaal hoger beroep tevens geïntimeerde in incidenteel hoger beroep, en geïntimeerde in principaal hoger beroep tevens appellant in incidenteel hoger beroep, worden hierna respectievelijk de moeder en de vader genoemd.
1.2.
De moeder is op 17 december 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 30 september 2009 van de rechtbank te Amsterdam, met kenmerk 428651 / FA RK 09-3942.
1.3.
De moeder heeft op 15 januari 2010 nadere stukken ingediend.
1.4.
De vader heeft op 22 februari 2010 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, ingediend.
1.5.
De zaak is op 8 maart 2010 ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- —
de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- —
de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- —
mevrouw F.L.M. Huizinga, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam en Gooi- en Vechtstreek, locatie Amsterdam (hierna: de Raad).
2. De feiten
Partijen zijn [in] 2004 gehuwd. Hun huwelijk is op 4 maart 2008 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 16 januari 2008 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk is geboren […] (hierna: [het kind]) [in] 2005. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [het kind]. [het kind] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder en hij verblijft eens per twee weken een (lang) weekend bij de vader.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1.
Bij de bestreden beschikking is zowel het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen om met [het kind] naar Finland te verhuizen en een contactregeling tussen [het kind] en de vader te bepalen, als het zelfstandig verzoek van de vader te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij hem zal zijn indien de moeder in haar verzoek volhardt, afgewezen.
in principaal hoger beroep
3.2.
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat aan haar alsnog vervangende toestemming wordt verleend om zich met [het kind] in Finland te vestigen, alsmede een contactregeling te bepalen zoals in haar verzoekschrift in hoger beroep voorgesteld, althans een zodanige contactregeling als het hof juist zal achten.
3.3.
De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoek af te wijzen.
in incidenteel hoger beroep
3.4.
De vader verzoekt, voor het geval de moeder met [het kind] naar Finland zal verhuizen, de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij hem te bepalen en een contactregeling tussen [het kind] en de moeder te bepalen, inhoudende dat [het kind] drie keer per jaar bij de moeder verblijft, te weten gedurende de zomervakantie voor een periode van drie weken, gedurende de kerstvakantie een periode van twee weken en gedurende de voorjaarsvakantie een periode van een week, een en ander zoveel mogelijk in te passen in de daarvoor geldende schoolvakanties in Nederland, althans een zodanige contactregeling te bepalen als het hof juist zal achten.
3.5.
De moeder verzoekt het verzoek van de vader in incidenteel hoger beroep af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
in principaal en in incidenteel hoger beroep
4.1.
De grieven in principaal en in incidenteel hoger beroep lenen zich, gelet op hun onderlinge samenhang, voor gezamenlijke bespreking.
4.2.
Aan het hof ligt ter beoordeling voor het verzoek van de moeder te bepalen dat zij gerechtigd zal zijn zich samen met [het kind] in Finland te vestigen, nu de vader weigert zijn toestemming hiervoor te verlenen.
Indien het verzoek van de moeder toegewezen zal worden, dient het hof te bezien of het in het belang van [het kind] is zijn hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen en zal een omgangsregeling tussen [het kind] en de moeder moeten worden vastgesteld.
4.3.
Op 1 maart 2009 is de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking getreden. Deze wet heeft directe werking. In deze wet is, in geschillen waarbij de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, de terminologie gewijzigd, in die zin dat de rechter in plaats van een regeling inzake de omgang een regeling inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag kan vaststellen, welke regeling onder andere een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken kan omvatten. Het hof zal in de hierna volgende overwegingen de term omgangsregeling hanteren, waarbij het hof partijen erop wijst dat in plaats daarvan dient te worden gelezen: een verdeling van zorg- en opvoedingstaken.
4.4.
Ingevolge artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij de beoordeling dient de rechter de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind staat daarbij voorop, maar dat neemt niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
4.5.
Bij de beoordeling van het onderhavige geval dienen het belang van [het kind] om in een veilige en vertrouwde omgeving te kunnen opgroeien, het belang van de moeder om met [het kind] naar Finland te verhuizen en aldaar een nieuw bestaan op te bouwen en het belang van de vader en [het kind] om regelmatig contact met elkaar te hebben tegen elkaar te worden afgewogen. Uitgangspunt hierbij is dat het de ouder bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, in beginsel is toegestaan om met het kind te verhuizen. Dit kan echter anders zijn in geval van emigratie, omdat dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor het contact tussen het kind en de ouder bij wie het kind niet zijn gewone verblijfplaats heeft.
Voorts is het in beginsel in het belang van het kind dat beide ouders een deel van de verzorging en opvoeding voor hun rekening nemen.
4.6.
De moeder stelt dat haar belang om zich in Finland te vestigen is miskend, en dat het belang van [het kind] door de verhuizing naar Finland niet zodanig in het gedrang komt dat de verhuizing achterwege zou moeten blijven. Emigratie naar Finland dient volgens de moeder uitgelegd te worden als een leuk en spannend avontuur voor [het kind]. Voorts voert de moeder aan dat het voor haar en haar partner, met wie zij een gezin wil stichten, niet mogelijk is in Nederland een passende baan te vinden. Bovendien wil zij graag voor haar zieke moeder in Finland zorgen. De moeder realiseert zich dat een ruime omgangsregeling moet worden vastgesteld indien zij naar Finland verhuist en zij heeft hiervoor een voorstel gedaan, dat erop neerkomt dat de vader [het kind] gedurende een aantal periodes in totaal 9 weken per jaar bij zich zal hebben, waarbij zij bereid is de reis en de begeleiding van [het kind] tijdens de reis te betalen.
De vader meent dat het verzoek van de moeder voor afwijzing gereed ligt omdat het bestaande regelmatige contact in geval van verhuizing niet meer kan plaatsvinden, hetgeen in strijd is met zowel het belang van [het kind] als dat van hemzelf. Hij acht de door de moeder voorgestelde omgangsregeling niet haalbaar. Daarbij komt dat [het kind] als gevolg van de verhuizing zijn bekende sociale omgeving zou moeten missen. Hij is nu gelukkig en wat hem te wachten staat in Finland is onduidelijk, aldus de vader.
4.7.
De Raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard een verhuizing van [het kind] naar Finland niet in zijn belang te achten. Het huidige frequente contact tussen [het kind] en de vader kan na de verhuizing niet voortduren. De door de moeder voorgestelde regeling is in het begin wellicht haalbaar, maar [het kind] zal in Finland ook een sociaal leven opbouwen, zodat hij niet iedere schoolvakantie naar Nederland zal willen komen. De Raad adviseert de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij de vader te bepalen voor het geval de moeder toch naar Finland zou verhuizen.
4.8.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep blijkt dat [het kind] thans eens in de twee weken een lang weekend, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader verblijft. De frequentie en daarmee de intensiteit van het contact tussen [het kind] en de vader zullen als gevolg van de verhuizing van [het kind] naar Finland ingrijpend worden verminderd, hetgeen onvoldoende wordt ondervangen door de voorgestelde omgangsregeling. Gelet op de omstandigheid dat de moeder nog geen concreet zicht heeft op een baan die bekostiging van de door haar voorgestelde regeling mogelijk maakt en op de niet weersproken stelling van de vader dat hij geen negen weken per jaar vakantie heeft, trekt het hof de praktische haalbaarheid van de voorgestelde regeling in twijfel. Daarnaast acht het hof het, gezien de leeftijd en het sociale leven van [het kind], niet in zijn belang dat hij in alle schoolvakanties naar Nederland zou moeten reizen. Voorts zouden de lange reizen die de voorgestelde omgangsregeling met zich brengt erg belastend voor [het kind] zijn. Op grond van het vorenstaande concludeert het hof dat het contact van de vader met [het kind] onvoldoende is gewaarborgd indien de moeder zich met [het kind] in Finland vestigt, te meer nu vast is komen te staan dat de verhouding en communicatie tussen partijen slecht is.
Voorts heeft de moeder onvoldoende duidelijk gemaakt hoe het leven van [het kind] en haar er in Finland uit zal zien, nu zij heeft volstaan met het noemen van de algemene informatie die op de website van […] vermeld staat. Zij heeft nagelaten stukken te overleggen aangaande de mogelijkheden op het gebied van werk, huisvesting, het onderwijs voor [het kind] en eventuele opvang van [het kind] door derden. Het hof is derhalve van oordeel dat de moeder haar beslissing om te gaan verhuizen naar Finland, gelet op het belang van [het kind], niet op zorgvuldige wijze heeft voorbereid.
Ten slotte volgt het hof de moeder, bij gebreke van voldoende onderbouwing, niet in haar stelling dat zij in Nederland geen functie met een vergelijkbaar inkomen kan krijgen als zij tot aan de verhuizing van haar werkgever naar het buitenland had. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting heeft zij vooralsnog geen enkele poging ondernomen om in Nederland een passende andere baan te vinden. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat de moeder genoodzaakt is om in Finland te gaan werken teneinde in het levensonderhoud van [het kind] en zichzelf te kunnen voorzien.
In het licht van het vorenoverwogene onderschrijft het hof de overweging van de rechtbank ten aanzien van het door de moeder aangevoerde belang van haar nieuwe partner bij contact met [het kind] en het argument dat zij voor haar moeder dient te zorgen.
4.9.
Alle belangen en omstandigheden van dit geval afwegende, is het hof van oordeel dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar belang bij verhuizing naar Finland zwaarder weegt dan het belang van [het kind] om in zijn vertrouwde omgeving te blijven wonen en het belang van de vader bij een frequent contact met [het kind], zodat aan de moeder geen toestemming zal worden verleend om zich met [het kind] in Finland te vestigen, hoe begrijpelijk haar wens daartoe ook is. Het hof zal het verzoek van de moeder dan ook afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
Indien de moeder desondanks besluit naar Finland te verhuizen, acht het hof het, evenals de Raad, in het belang van [het kind] dat zijn hoofdverblijfplaats bij de vader bepaald wordt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, zoals genoegzaam uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen, de band en het contact tussen [het kind] en de vader goed is, de vader zijn werktijden kan aanpassen en [het kind] zich thuis voelt bij de familie van de vader. Het hof overweegt in dit verband nog dat er geen enkele aanleiding is om aan de zorg- en opvoedingscapaciteiten van de vader te twijfelen. Hetgeen de moeder op dit punt in haar grieven heeft aangevoerd, behoeft dan ook niet verder te worden besproken. Aangezien [het kind] binnen afzienbare tijd naar de basisschool gaat, zal het hof de door de vader voorgestelde omgangsregeling tussen [het kind] en de moeder als in zijn belang vaststellen.
4.10.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
in principaal hoger beroep
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het meer of anders verzochte;
in incidenteel hoger beroep
bepaalt dat, indien de moeder naar Finland verhuist, de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij de vader zal zijn, alsmede dat [het kind] gedurende de zomervakantie een periode van drie weken bij de moeder verblijft, gedurende de kerstvakantie een periode van twee weken en gedurende de voorjaarsvakantie een periode van een week, een en ander zoveel mogelijk in te passen in de daarvoor geldende schoolvakanties in Nederland;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. Kleene-Eijk, R.G. Kemmers en J.E. Doek in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2010.