Hof 's-Hertogenbosch, 30-04-2015, nr. F 200.157.561, 01
ECLI:NL:GHSHE:2015:1608
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
30-04-2015
- Zaaknummer
F 200.157.561_01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2015:1608, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 30‑04‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 30‑04‑2015
Inhoudsindicatie
Curatele
Partij(en)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 30 april 2015
Zaaknummer: F 200.157.561/01
Zaaknummer eerste aanleg: 2818454 OV VERZ 14-1000
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende] ,
wonende te
[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. A.M.S. Moeniralam,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [de curator], zaakdoende onder de naam Bewindvoering [Bewindvoering],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de curator.
- [de vader] en [de moeder] (ouders van de rechthebbende).
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton Breda, van 10 juli 2014.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 oktober 2014, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en (naar het hof begrijpt), opnieuw rechtdoende, zijn inleidende verzoek alsnog toe te wijzen inhoudende dat de moeder van de rechthebbende over hem tot curator zal worden benoemd .
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- -
mr. Moerinalam;
- -
de curator.
Zowel de rechthebbende als zijn ouders zijn – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de zittingsaantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling in eerste aanleg.
3. De beoordeling
3.1.
Bij beschikking van 19 maart 2008 heeft de kantonrechter de rechthebbende onder curatele gesteld met benoeming van [de vader] (de vader van de rechthebbende) tot curator.
Vervolgens heeft de kantonrechter – op verzoek van de rechthebbende en de ouders – bij beschikking van 19 september 2012 de vader ontslagen als curator en de heer [de curator] benoemd tot curator.
3.2.
De rechthebbende en zijn ouders hebben in eerste aanleg verzocht de huidige curator te ontslaan en [de moeder] (de moeder van de rechthebbende) te benoemen tot curator.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen, nu – kort
gezegd – niet is gebleken van zodanige gewichtige redenen dat ontslag van de curator moet volgen. Verzoekers hebben naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat de curator te kort schiet in de uitvoering van zijn taken.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn appelschrift voert hij, kort samengevat, aan dat zowel hij als zijn ouders ontevreden zijn over de wijze waarop de curator zijn taken uitvoert. De gronden waarop de rechthebbende zijn grieven baseert hebben niet alleen te maken met de hoge kosten van het professionele bewindvoerderskantoor, maar ook met de hoge intakekosten die de curator heeft berekend. Het is in ieder geval onduidelijk hoeveel is betaald aan intakekosten en wanneer met de inning daarvan is begonnen. Verder stelt de rechthebbende dat de beloning die de curator zich maandelijks toekent ad € 154,88 beter besteed kan worden aan het aflossen van de schulden.
De rechthebbende voert voorts aan dat hij en zijn ouders geen vertrouwen meer hebben in de curator.
Tot slot betwist de rechthebbende dat er nieuwe schulden zijn ontstaan. De schulden bij de Belastingdienst en CAK betreffen oude schulden uit 2010 en 2011.
3.4.
De curator heeft ter zitting verweer gevoerd en gesteld dat de rechthebbende (en zijn ouders) over onvoldoende inzicht beschikken in wat er financieel mogelijk is en dat de curator
– hoewel hij dit meerdere malen heeft getracht – er niet in slaagt om bij de rechthebbende (en zijn ouders) het besef over te brengen dat het door de rechthebbende gewenste uitgavenpatroon, gelet op zijn inkomsten, onverantwoord en onmogelijk is.
Ten aanzien van de intakekosten heeft de curator verklaard dat hij pas een half jaar na zijn benoeming, in april 2013, is begonnen met innen, omdat er eerder onvoldoende financiële middelen waren om de intakekosten uit te voldoen.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
De kwestie of de rechthebbende onder curatele gesteld dient te worden, speelt in hoger beroep niet. De ondercuratelestelling loopt al sinds 19 maart 2008 en is thans onverminderd van kracht.
3.5.2.
Ingevolge artikel 1:385, eerste lid onder d, BW kan een curator wegens gewichtige redenen worden ontslagen. Aan het hof ligt derhalve ter beoordeling voor of de heer [de curator] ernstig is tekortgeschoten in zijn taak als curator.
3.5.3.
Het hof constateert dat de oorzaak van de door de rechthebbende gestelde vertrouwensbreuk met de curator voornamelijk is gelegen in een communicatieprobleem tussen de curator enerzijds en de rechthebbende (en zijn ouders) anderzijds. Dit levert naar het oordeel van het hof onvoldoende grond op om tot ontslag van een curator over te gaan. Hierbij neemt het hof de onbetwiste verklaring van de curator in aanmerking dat hij, ondanks zijn herhaaldelijke pogingen, er niet in is geslaagd bij de rechthebbende en zijn ouders over te brengen wat er feitelijk mogelijk is met de financiële middelen die de rechthebbende tot zijn beschikking heeft. Het hof overweegt dat de curator hierbij kennelijk stuit op een grens van wat de rechthebbende en zijn ouders kunnen of willen begrijpen.
Het hof overweegt voorts dat uit de stukken is gebleken dat de beloning die de curator zichzelf toekent is gebaseerd op de tarieven zoals deze zijn vastgelegd in de LOVCK-aanbevelingen (Landelijk Overleg Voorzitters Civiele Kantonsectoren). Verder overweegt het hof dat de curator voldoende heeft toegelicht hoe de inning van de intakekosten tot stand is gekomen. Het hof is niet gebleken dat de curator hiervoor teveel termijnen of anderszins een te hoog bedrag in rekening heeft gebracht. Andere bezwaren van de rechthebbende tegen het functioneren van de curator zijn gesteld noch gebleken.
Ten aanzien van de nieuwe schulden, waarvan de rechthebbende aanvankelijk het bestaan ontkende, constateert het hof dat mr. Moeniralam ter zitting van het hof heeft onderschreven dat de schulden aan de Belastingdienst en CAK nieuwe schulden betreffen, zoals door de kantonrechter in bestreden beschikking aldus terecht is vastgesteld.
Op grond van het voorgaande, gelet op de overgelegde stukken en het besprokene ter terechtzitting, verenigt het hof zich met het oordeel van de kantonrechter en de gronden waarop dat berust. Ook in hoger beroep heeft de rechthebbende naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van de heer [de curator] als curator zouden rechtvaardigen.
3.5.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.D.M. Lamers en A.M.M. Hompus en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2015.