Rb. 's-Gravenhage, 25-01-2012, nr. 385717 / HA ZA 11-0247
ECLI:NL:RBSGR:2012:BV2938
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
25-01-2012
- Zaaknummer
385717 / HA ZA 11-0247
- LJN
BV2938
- Vakgebied(en)
Erfrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2012:BV2938, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 25‑01‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Nietigheid testament in geval van ziekte van Alzheimer? Zie ook LJN nummers BO6170 en BP7696.
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 385717 / HA ZA 11-0247
Vonnis van 25 januari 2012
in de zaak van
[eiseres],
eiseres wonende te [woonplaats], Canada,
advocaat : mr. M. Wolkenfelt,
tegen
[gedaagde],
gedaagde wonende te [woonplaats],
advocaat : mr. C.G.A. van Stratum.
De procedure
1.1De rechtbank heeft bij het wijzen van dit vonnis kennis genomen van de navolgende processtukken, waaruit ook het procesverloop blijkt:
- de dagvaarding van 7 januari 2011 tegen de eerste rolzitting van de rechtbank van 26 januari 2011, met de producties 1 t/m 18 van eiseres;
- de conclusie van antwoord van 9 maart 2011, met de producties 1 t/m 3 van gedaagde;
- de akte van 23 maart 2011 met de producties 4 t/m 7 van gedaagde;
- het tussenvonnis van 23 maart 2011, de beschikking van 11 april 2011 en het instructieformulier van 18 mei 2011 van de rechtbank;
- de (fax)brieven van mr. Wolkenfelt van 27 en 30 juni 2011, met de producties 19 t/m 31 van eiseres;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 14 juli 2011;
- de faxbrief van mr. Wolkenfelt van 29 september 2011 met kopie aan mr. Van Stratum, en de daarop gevolgde rolbeslissing van de rechtbank van 12 oktober 2011;
- de faxbrief van mr. Wolkenfelt van 28 oktober 2011 en het B4-formulier van mr. Van Stratum van 28 oktober 2011, en de daarop gevolgde rolbeslissing van de rechtbank van 23 november 2011;
- de brief van mr. Van Stratum van 23 december 2011 en de faxbrief van 29 december 2011 van mr. Van Stratum.
1.2Ter zitting van 14 juli 2011 zijn in deze erfrechtzaak serieuze onderhandelingen over een schikking op gang gekomen. Op eenstemmig verzoek van beide advocaten heeft de rechtbank daarna de procedure pro forma aangehouden tot feitelijk 31 december 2011 voor verdere onderhandelingen tussen beide zijden, onder meer gelet op de in dit geval relatief complexe fiscale gevolgen van een schikking. Bij hun voornoemde laatste brieven van 23 december en 29 december 2011 hebben beide advocaten bericht dat een schikking niet mogelijk is gebleken, waarna de rechtbank vonnis heeft bepaald op vandaag.
De feiten
2.1Op 6 januari 2008 is op 86-jarige leeftijd te Waddinxveen overleden [erflater], de vader van eiseres [eiseres]. De erflater [erflater] was sinds 16 maart 1982 weduwnaar door het overlijden van zijn echtgenote [A]. Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren, eiseres [eiseres] en haar broer [kind van erflater]. Samen met zijn zoon [kind van erflater] dreef [erflater] tijdens zijn werkzame leven een tuindersbedrijf te [plaats A].
2.2Na het overlijden van zijn echtgenote in 1982 woonde [erflater] sinds 1984 in [plaats A] samen met zijn nieuwe partner, de gedaagde weduwe [gedaagde]. In 1998 is zijn zoon [kind van erflater] plotseling overleden en is zijn dochter [eiseres] met haar gezin naar Canada geëmigreerd. Het tuindersbedrijf te [plaats A] is daarna voortgezet door de weduwe van [kind van erflater] en door één van haar drie kinderen, een kleinzoon van [erflater]. In 2001 zijn [erflater] en [gedaagde] samen verhuisd van [plaats A] naar [plaats B], dat wil zeggen dichter bij de twee kinderen van gedaagde, haar zoon [zoon van gedaagde] en haar dochter [dochter van gedaagde].
2.3Bij testament van 26 januari 2000, opgemaakt door notaris Kramers te Pijnacker, heeft de toen 78-jarige [erflater] al zijn eerdere testamenten herroepen en aan zijn partner [gedaagde] kort gezegd gelegateerd het levenslang zakelijk recht van gebruik en bewoning van zijn woning en het levenlang vruchtgebruik van zijn auto en van 1/3e gedeelte van zijn nalatenschap, met benoeming onder de last van dat legaat tot zijn erfgenamen zijn erfgenamen volgens de wet voor gelijke delen (dat waren op dat moment dus voor de ene helft zijn dochter [eiseres] en voor de andere helft de drie kinderen van zijn vooroverleden zoon [kind van erflater]) en tot executeur-testamentair zijn neef [B].
2.4Bij testament van 1 november 2005, opgemaakt door notaris Kock te Waddinxveen, heeft de toen 84-jarige [erflater] al zijn eerdere testamenten herroepen en zijn partner [gedaagde] tot zijn enige erfgenaam en tot executeur-testamentair benoemd. Ook heeft hij bij dat testament zijn legitimarissen (dus ook zijn dochter [eiseres]) in de legitieme porties gesteld en kort gezegd bepaald dat die legitieme porties in beginsel pas opeisbaar waren bij het overlijden van zijn partner [gedaagde]. Ingeval van vooroverlijden van zijn partner heeft [erflater] tot zijn enig erfgenamen en tot executeurs-testamentair benoemd de twee kinderen van zijn partner, [zoon en dochter van gedaagde].
2.5Pas na het overlijden van haar vader [erflater] op 6 januari 2008 heeft eiseres [eiseres] de strekking van het laatste testament van haar vader vernomen. Na een gesprek met notaris Kock in januari 2008 over deze voor haar schokkende feitelijke onterving heeft [eiseres] uiteindelijk in december 2008 een klacht ingediend tegen notaris Kock over diens rol bij het laatste testament van haar vader van 1 november 2005. Bij beslissing van 5 augustus 2009 heeft de Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen te 's-Gravenhage één van de klachten van [eiseres] gegrond verklaard en aan notaris Kock de maatregel van waarschuwing opgelegd. De Kamer van Toezicht overwoog daartoe onder meer als volgt:
De Kamer dient te beoordelen of de notaris bij het opstellen en het verlijden van het testament van erflater voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid van erflater. Daarbij is overigens niet de vraag aan de orde of erflater ten tijde van het verlijden van het testament wel of niet compos mentis was, met andere woorden of hij al dan niet voldoende wilsbekwaam was om zijn belangen te kunnen behartigen. Die vraag dient niet in een tuchtrechtelijke, maar in een civielrechtelijke procedure beoordeeld te worden. (...)
Beoordeeld dient te worden of en in hoever de notaris bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid van erflater tijdens het opstellen en het verlijden van het testament voldoende zorgvuldigheid heeft betracht. De notaris dient daarbij met name vast te stellen of de erflater zelfstandig en bewust zijn wil verklaart, of hij begrijpt hetgeen hij in zijn testament wil laten vastleggen en of hij de reikwijdte daarvan kan overzien. De Kamer gaat dan af op de betreffende verklaring van de notaris als onvoldoende weersproken en in ieder geval als voldoende aannemelijk gemaakt. Uit deze verklaring leidt de Kamer af dat erflater zich zowel tijdens de voorbespreking op 20 september 2005 als tijdens het passeergesprek op 1 november 2005 op de gerichte vragen van de notaris uitdrukkelijk, gemotiveerd en consistent heeft uitgesproken over de door erflater gewenste en uiteindelijk gerealiseerde uiterste wilsbeschikking. De notaris heeft geen signalen van de ziekte van Alzheimer bij erflater geconstateerd. Er was daarom voor hem geen aanleiding voor een nader onderzoek. In zover heeft de notaris naar het oordeel van de Kamer voldoende zorgvuldigheid betracht.
De notaris had echter naar het oordeel van de Kamer bij het verlijden van het testament alles moeten doen om maar enigszins de mogelijkheid van beïnvloeding van erflater door aanwezigheid van een derde, in dit geval de partner van erflater, te voorkomen, temeer gelet op de hoge leeftijd van erflater op het moment van testeren (84 jaar) en op het feit dat erflater met dit testament zijn bloedverwanten van de nalatenschap uitsloot. Door het verlijden van het testament in aanwezigheid van de partner van erflater heeft de notaris gelet op voormelde omstandigheden onvoldoende zorgvuldigheid betracht en is hij niet voorzichtig genoeg geweest, in aanmerking genomen dat erflater met zijn testament de bloedlijn doorknipte. Gezien de verhoudingen die de testateur hier heeft willen regelen brengt een juiste notariële beroepsuitoefening mee dat het testament van de erflater verleden had moeten worden buiten tegenwoordigheid van zijn partner. De klacht is daarom in zover op dit onderdeel gegrond. De kamer acht voor deze nalatigheid van de notaris de oplegging van de tuchtmaatregel van waarschuwing gerechtvaardigd. (...)
2.6Pas na deze beslissing van de Kamer van Toezicht van 5 augustus 2009 heeft [eiseres] na herhaaldelijk aandringen bij de huisarts van haar overleden vader de beschikking over diens medisch dossier gekregen. Daarin bevindt zich de navolgende medische informatie over de geestestoestand van haar vader [erflater] omstreeks 1 november 2005, de datum van het verlijden van zijn laatste testament. In mei 2004 is [erflater] tijdens een vakantie in Turkije opgenomen in een Turks ziekenhuis met ernstige klachten, kort gezegd een psychische en lichamelijke decompensatie waarbij hij enige tijd niet compos mentis was. Toen is voor het eerst een vermoeden van ondermeer de ziekte van Alzheimer op schrift gesteld. De huisarts noteert daarna in mei 2005 dat [erflater] na de problemen in Turkije psychisch niet meer de oude is geworden, dat zijn vergeetachtigheid c.q. beginnende dementie nog niet is geanalyseerd, en dat zijn huisgenote hem voortreffelijk vertroetelt maar dit maar nauwelijks vol kan houden. Daarom is gezinshulp ingeschakeld en ging [erflater] sinds augustus 2005 wekelijks twee dagen naar eerst de dagopvang en daarna de dagverzorging van de psychogeriatrische afdeling van een zorgcentrum en verpleeghuis.
2.7In het medisch dossier bevindt zich ook een rapport van de psycholoog drs. E. Jongejan van 13 december 2005 met een verslag van diens observatie en gesprek op 21 november 2005 en diens neuropsychologisch onderzoek van [erflater] van 28 november 2005 naar aanleiding van de in augustus 2005 gestarte dagbehandeling in het zorgcentrum. De psycholoog Jongejan rapporteert onder meer het volgende.
Vraagstelling. [erflater] is aangemeld bij de dagbehandeling, met als doelen gedragsobservatie, screening en omgangsadviezen. Tevens zijn activering en ontlasten van de mantelzorger gewenst. Er wordt vermoed dat er sprake is van een dementiesyndroom. Er worden cognitieve stoornissen gesignaleerd op de dagbehandeling waaronder geheugenproblemen, desoriëntatie en enige verbale ontremming. [erflater] bagatelliseert zijn problemen. De verpleeghuisarts (mw. A. Bakker) heeft een NPO aangevraagd, om te onderzoeken of er sprake is van een dementiesyndroom.
Relevante voorgeschiedenis. [erflater] is een 84-jarige man met één dochter die in Canada woont. Zijn zoon is enkele jaren geleden plotseling overleden. [erflater], die tot zijn 78e levensjaar als tuinder heeft gewerkt, woont samen met zijn partner in [plaats B]. Met deze partner is [erflater] ruim 20 jaar samen. Zijn echtgenote en de moeder van zijn kinderen is al lang geleden overleden. [erflater] is onder andere bekend met hypertensie, COPD en decompensatio cordis (links en rechts). Begin dit jaar is [erflater] op vakantie geweest naar Turkije, waar hij ernstig ziek is geworden. Wat er precies aan de hand was is onbekend. Hij is in Turkije behandeld voor een pneumonie en er lijkt sprake geweest te zijn van een delier. [erflater] is aangemeld bij de dagbehandeling door zijn huisarts. Van zijn partner is bekend dat hij veel sturing nodig heeft bij de ADL en dat hij niet meer zelfstandig naar buiten kan. Dan raakt [erflater] de weg kwijt. De problemen lijken te zijn begonnen na het overlijden van zijn zoon. Sindsdien is [erflater] inactiever geworden. [erflater] ervaart zelf geen problemen en heeft geen hulpvraag.
Observatie en gesprek. (...)
(Neuro)psychologisch onderzoek. (...)
Conclusie. Uit testonderzoek komen stoornissen naar voren op diverse cognitieve functiegebieden. Opvallend zijn de geheugenstoornissen: er is sprake van inprentingstoornissen maar ook het ophalen van reeds opgeslagen informatie is verminderd. Het lange termijn geheugen vertoont eveneens hiaten. Daarnaast worden er stoornissen in de oriëntatie in tijd en plaats waargenomen en in lichte mate in persoon. Het concentratievermogen blijkt beperkt en er zijn problemen in het flexibel overschakelen van de aandacht en het verdelen van de aandacht over meerdere dingen tegelijk. Er is daarnaast sprake van verbaal persevereren, lichte verbale ontremming, woordvindproblemen en associatief taalgebruik. Ook is het abstract redeneren verminderd en het tijdsbesef matig. [erflater] vertoont façadegedrag en heeft een beperkt ziekte inzicht. Enig ziektebesef is wel aanwezig. Het taal- en opdrachtbegrip en de visuele herkenning zijn voldoende. In de stemming van [erflater] worden geen bijzonderheden waargenomen.
Er worden in het neuropsychologisch onderzoek meervoudige cognitieve stoornissen geobjectiveerd, van zodanige ernst dat ze interfereren met het dagelijks functioneren van [erflater]. Tevens blijkt het cognitief functioneren van [erflater] achteruit te gaan. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van een matig gevorderd dementiesyndroom, vermoedelijk van het Alzheimertype.
2.8Rapportages van de verpleeghuisarts Bakker uit januari 2006, van de klinisch geriater Van der Sanden uit december 2006 en van de klinisch geriater Van Bruggen uit december 2006, februari 2007 en november 2007 aan de huisarts van [erflater] bevestigen vervolgens alle als diagnose onder meer een bekende Alzheimer-dementie.
2.9De advocaat van [eiseres] heeft daarna het medisch dossier van [erflater] met alle hiervoor vermelde rapportages ter beoordeling voorgelegd aan de zenuwarts prof. dr. F.R.J. Verhey, hoogleraar Ouderenpsychiatrie en Neuropsychiatrie te Maastricht, oprichter van de Maastrichtse Geheugenpolikliniek van het MUMC en hoofd van het Alzheimer Centrum Limburg. Professor Verhey rapporteert na eigen onderzoek van het medisch dossier van [erflater] als partij-deskundige aan de advocaat van [eiseres] in een gemotiveerde rapportage van 3 bladzijden van 10 december 2009, aangevuld bij brieven van 8 maart 2010 en van 25 maart 2010, dat er kort samengevat met zekerheid in november 2005 sprake was van matig ernstige dementie, en dat deze diagnose en het profiel van de stoornissen leiden tot mijn conclusie dat er zeer sterke aanwijzingen zijn dat [erflater] in november 2005 verminderd wilsbekwaam was.
2.10Correspondentie van de advocaat van [eiseres] met [gedaagde] en met haar verzekeraar Stichting Achmea Rechtsbijstand over de al dan niet geldigheid van het laatste testament en over de afwikkeling van de nalatenschap van [erflater] heeft daarna in de periode van april 2010 tot september 2010 niet tot een oplossing geleid tussen kort gezegd enerzijds de familie [van erflater] en anderzijds de familie [van gedaagde]. Beide zijden hebben ter comparitie van 14 juli 2011 desgevraagd de omvang van de nalatenschap van [erflater] geschat op ongeveer € 300.000,- vóór de heffing van successierechten, dit sterk afhankelijk van de waardering van de eigen woning van de erflater te [plaats B] waarin gedaagde [gedaagde] nog steeds woont.
De geschillen
3.1Bij dagvaarding van 7 januari 2011 vordert eiseres [eiseres] dat de rechtbank voor recht verklaart dat het testament van haar op 6 januari 2008 overleden vader [erflater] van 1 november 2005 nietig is, omdat dat testament onder invloed van een stoornis in de geestvermogens tot stand is gekomen, met nevenvorderingen.
3.2[eiseres] beroept zich daartoe op art. 3:34 BW en stelt onder verwijzing naar vooral de inhoud van het medisch dossier van haar vader en naar de conclusies van professor Verhey dat haar vader op 1 november 2005 matig tot ernstig dementerend was door de ziekte van Alzheimer en dat hij door deze stoornis van zijn geestvermogens niet meer in staat was zijn wil te bepalen, daaraan adequaat uitdrukking te geven en de ingrijpende gevolgen van dat testament te beseffen. Eiseres is er voorts van overtuigd dat in dat laatste testament door notaris Kock niet de wil van haar vader is neergelegd maar de wil van zijn partner, gedaagde [gedaagde], die volgens eiseres haar vader na 1998 zo veel mogelijk afschermde van zijn dochter in Canada en van de overige familieleden [van erflater] en die dat contact ook zo veel mogelijk tegenwerkte, hoewel dat contact op de relatief schaarse momenten die mogelijk waren volgens eiseres wel degelijk goed was. [gedaagde] heeft volgens [eiseres] in 2005 de afspraken met notaris Kocx tot de drastische wijziging van het testament van haar vader geïnitieerd en geregisseerd. Het voorlaatste testament van 26 januari 2000 bevat volgens eiseres daarentegen wél de werkelijke uiterste wilsbeschikking van haar vader. Aldus behoort de nalatenschap te worden afgewikkeld volgens eiseres. Haar advocaat heeft voorts een beroep gedaan op de overwegingen en beslissingen in drie vergelijkbare recente zaken uit de jurisprudentie, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl : rechtbank Breda 02-09-2009 LJN BK6973, rechtbank Utrecht 24-11-2010 LJN BO6170, en rechtbank 's-Gravenhage 21-02-2011 LJN BP7696.
3.3Gedaagde [gedaagde] voert daartegen gemotiveerd verweer. Verkort weergegeven stelt zij dat er bij [erflater] in november 2005 nog slechts sprake was van een lichte vorm van Alzheimer-dementie waarbij de heldere momenten overheersten, dat eiseres de ziekte van haar vader overdrijft en de medische rapportages onjuist uitlegt en aandikt, en dat de conclusies van professor Verhey als partij-deskundige onjuist zijn. Volgens gedaagde was haar partner [erflater] op 1 november 2005 wel degelijk compos mentis en bevat zijn laatste testament wel degelijk zijn zelfstandige uiterste wilsbeschikking. [erflater] was volgens gedaagde de laatste jaren zeer teleurgesteld geraakt in het volgens haar slechte en sporadische contact met zijn dochter en in de overige familieleden [van erflater], en koos daarom toen bewust voor gedaagde en haar kinderen [van gedaagde] omdat zij hem al vele jaren wel in alles intensief steunden en verzorgden, aldus gedaagde. Haar advocaat heeft zich beroepen op de overwegingen en beslissingen in twee vergelijkbare zaken uit de gepubliceerde jurisprudentie: rechtbank Amsterdam 23-11-1914, NJ 1915 blzz. 61-62, en Hof 's-Hertogenbosch 22-11-2005, LJN nummer AU8085.
De beoordeling
4.1De rechtbank stelt voorop dat in beginsel op eiseres de bewijslast rust van haar door gedaagde betwiste en voor de beoordeling doorslaggevende feitelijke stellingen, dat erflater [erflater] bij het opmaken en verlijden van zijn laatste testament van 1 november 2005 leed aan zodanige stoornissen van zijn geestvermogens wegens de ziekte van Alzheimer, dat hij daardoor niet in staat was om zijn daarin door notaris Kock tot uitdrukking gebrachte uiterste wil te bepalen en te verklaren en de betekenis en de gevolgen daarvan ten volle te begrijpen, een en ander voldoende zelfstandig en onafhankelijk van de wil van en/of beïnvloeding door zijn partner, gedaagde [gedaagde].
4.2Gelet echter op de inhoud van de hiervoor in de rovv. 2.5 t/m 2.9 door de rechtbank vastgestelde feiten en geciteerde conclusies van medici - waaronder de overwegingen van de Kamer van Toezicht over kort gezegd de in de gegeven omstandigheden onwenselijke aanwezigheid van gedaagde bij het passeren van dit testament en vooral de gemotiveerde conclusies van de psycholoog Jongejan en van professor Verhey dat er bij de erflater omstreeks 1 november 2005 al sprake moet zijn geweest van een matig tot ernstig stadium van Alzheimer-dementie met alle negatieve gevolgen van dien voor de wilsbekwaamheid - is de rechtbank echter van oordeel dat behoudens door gedaagde te leveren tegenbewijs eiseres in deze procedure voorshands in dat bewijs is geslaagd, zodat vooralsnog voor de rechtbank met de vereiste redelijke mate van zekerheid is komen vast te staan dat deze erflater op 1 november 2005 onvoldoende in staat was om zelfstandig zijn uiterste wil te bepalen en te verklaren en de ingrijpende betekenis daarvan ten volle te begrijpen.
4.3De rechtbank onderschrijft met dit voorlopig oordeel ook de strekking van de twee meest recente vergelijkbare zaken uit de jurisprudentie met de LJN nummers BO6170 en BP7696. Die strekking komt erop neer dat het voor een patiënt met Alzheimer - mede daardoor gekenmerkt dat er ook nog heldere momenten zijn of lijken te zijn, en dat de patiënt veelal een beperkt ziektebesef heeft en/of façadegedrag vertoont - veel moeilijker is om daadwerkelijk de wil te bepalen ten aanzien van een complexe beslissing dan ten aanzien van een eenvoudige dagelijkse beslissing, omdat een door de ziekte van Alzheimer aangetast brein de consequenties van een complexe beslissing aanzienlijk minder goed zal kunnen overzien. Zeker in dit specifieke geval van [erflater] was het laatste testament van 1 november 2005 naar het oordeel van de rechtbank een complexe beslissing met ingrijpende gevolgen en een drastische erfrechtelijke ommezwaai ten opzichte van het voorlaatste testament van 26 januari 2002.
4.4Gedaagde heeft tot dusver in deze procedure niet een voldoende vaststaande goede reden gegeven voor deze drastische ommezwaai, waarbij [erflater] in haar bijzijn op 1 november 2005 naar het lijkt plotseling en zonder aanleiding zo veel als erfrechtelijk mogelijk de bloedlijn met zijn dochter en met zijn kleinkinderen [van erflater] doorknipte geheel ten gunste van gedaagde en haar kinderen [van gedaagde]. Ook heeft gedaagde tot dusver onvoldoende concreet feitelijk onderbouwd dat haar partner [erflater] ondanks het matige tot ernstige stadium van zijn Alzheimer-dementie (welke ziekte door notaris Kock destijds kennelijk niet of onvoldoende is onderkend) omstreeks 1 november 2005 toch in voldoende mate beschikte over de vereiste zelfstandige geestvermogens voor het ingrijpend wijzigen van zijn uiterste wilsbeschikking bij testament.
4.5Gelet op het algemeen bewijsaanbod van gedaagde bij conclusie van antwoord in randnummer 37, zal de rechtbank gedaagde toelaten tot het leveren van tegenbewijs door getuigen. De rechtbank wenst in dit geval als eerste twee meest relevante getuigen te horen de partijgetuige [gedaagde] en notaris Kock. Deze twee getuigen zijn feitelijk immers het nauwst betrokken geweest bij de totstandkoming van het omstreden laatste testament van [erflater] van 1 november 2005.
4.6De rechtbank zal het verhoor van de hiervoor genoemde twee meest relevante getuigen - gezien rov. 4.5 op te roepen door de advocaat van gedaagde - nu ambtshalve bepalen op donderdagmiddag 8 maart 2012 om 14.00 uur voor de partijgetuige [gedaagde] en om 15.00 uur voor notaris Kock. Aansluitend wil de rechtbank om 16.00 uur een tweede comparitie van partijen houden ter bespreking van de resultaten van de eerste twee getuigenverhoren, van de voortgang van de procedure daarna en van eventueel alsnog een minnelijke regeling. Eiseres [eiseres] woont in Canada en kan zich gelet op haar reiskosten en eventuele logistieke problemen desgewenst ter tweede zitting bij volmacht laten vertegenwoordigen door een familielid en/of door haar advocaat.
4.7In het onverhoopte geval van absolute verhinderingen op donderdagmiddag 8 maart 2012 van een van de (vertegenwoordigers van) partijen, advocaten of getuigen, moet de advocaat van gedaagde bij brief aan de civiele griffie van de rechtbank te ontvangen uiterlijk zaterdag 25 februari 2012 om uitstel van het getuigenverhoor hebben verzocht, dit onder opgave van de voor alle zes relevante personen gezamenlijk wel beschikbare donderdagmiddagen in de maanden maart t/m juni 2012 na inventarisatie daarvan. Indien de advocaat van eiseres en/of zijn cliënte op donderdagmiddag 8 maart 2012 absoluut verhinderd zou zijn, dient zij dit zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 8 februari 2012 aan de rechtbank en aan de advocaat van gedaagde te hebben bericht, opdat laatstgenoemde advocaat nog tijdig voor 25 februari 2012 de hiervoor bedoelde inventarisatie kan verrichten en de rechtbank bij brief over een geschikte nieuwe datum kan berichten. Niet naleving van deze door de rechtbank om organisatorische redenen gestelde uiterste termijn van 25 februari 2012 kan behoudens overmacht of zwaarwegende redenen leiden tot toepassing door de rechtbank van art. 1.7 van het landelijk procesreglement, en dus tot verval van het recht van gedaagde op het leveren van tegenbewijs door getuigen.
4.8De rechtbank zal iedere verdere beslissing nu aanhouden.
De beslissingen
De rechtbank:
- laat gedaagde toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het door de rechtbank hiervoor in de rechtsoverwegingen 4.2 en 4.3 uitgesproken voorlopig oordeel en rechterlijk vermoeden, kort samengevat inhoudende dat de erflater [erflater] bij het door notaris Kock opmaken en verlijden van zijn laatste testament van 1 november 2005 onvoldoende in staat was om zelfstandig zijn uiterste wil te bepalen en te verklaren en de betekenis en de ingrijpende gevolgen daarvan ten volle te begrijpen, dit gelet op het toen matige tot ernstige stadium van zijn Alzheimer-dementie en ook gelet op de toenmalige gelijktijdige aanwezigheid van gedaagde bij de notaris;
- bepaalt en gelast daartoe het getuigenverhoor van als eerste getuige gedaagde [gedaagde] en als tweede getuige notaris Kock, en aansluitend de tweede comparitie van partijen ambtshalve op donderdag 8 maart 2012 om 14.00 uur, zoals hiervoor nader bepaald in rechtsoverweging 4.6;
- bepaalt dat de advocaat van gedaagde tot uiterlijk zaterdag 25 februari 2012 om uitstel van dit getuigenverhoor kan verzoeken op de wijze en met de eventuele gevolgen zoals hiervoor nader bepaald in rechtsoverweging 4.7;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op woensdag 25 januari 2012.