VR 2014/32
Rijden na ongeldigverklaring van rijbewijs. Bewijs van ‘redelijkerwijs moest weten’ van ongeldigheid ontoereikend.
HR 12-11-2013, ECLI:NL:HR:2013:1179, m.nt. J.B.H.M. Simmelink
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 november 2013
- Magistraten
mrs. Van Schendel, Splinter-Van Kan, Groos
- Zaaknummer
11/05692
- Conclusie
A-G Harteveld
- Noot
J.B.H.M. Simmelink
- JCDI
JCDI:ADS917322:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1179, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑11‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1173, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑09‑2013
- Wetingang
(art. 9 WVW 1994)
Essentie
Rijden na ongeldigverklaring van rijbewijs. Bewijs van ‘redelijkerwijs moest weten’ van ongeldigheid ontoereikend.
Samenvatting
Het oordeel van het hof dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief aan hem is verzonden en niet retour is gekomen bij het CBR, niet kan worden afgeleid dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, is juist. Die gevolgtrekking kan daaraan ook niet worden verbonden indien die omstandigheid wordt beoordeeld in samenhang met de overige door het hof in aanmerking genomen omstandigheden die vermeld zijn in de hiervoor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.