NJ 2016/80
Geen belang bij klacht over ‘verwerven/voorhanden hebben’ van geldbedragen, nu bewezenverklaring ter zake van witwassen eveneens ‘verborgen en/of verhuld’ als bedoeld in art. 420bis lid 1 onder a Sr inhoudt.
HR 13-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3043, m.nt. B.F. Keulen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 oktober 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/02714
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
B.F. Keulen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS153944:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3043, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑10‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2776, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑10‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑12‑2013
- Wetingang
Art. 420bis lid 1 onder a en b Sr
Essentie
Het middel klaagt onder meer over het oordeel van het hof dat de bewezenverklaring inhoudende dat de verdachte (tezamen en in vereniging met anderen) geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, (medeplegen van) ‘witwassen’ oplevert. De klacht doet een beroep op recente rechtspraak van de HR over in het bijzonder de kwalificeerbaarheid als witwassen van het ‘verwerven of voorhanden hebben’ van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen (vgl. HR 25 maart 2014, NJ 2014/302). Met die rechtspraak wordt gedoeld op het ‘verwerven of voorhanden hebben’ als bedoeld in het eerste lid onder b van art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.