RvdW 2018/363
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Stelsel faillissementswet; fixatiebeginsel; verificatie vorderingen uit overeenkomst of andere rechtsverhouding ontstaan na ingaan faillissement of surseance; precisering HR 19 april 2013, NJ 2013/291 (Koot/Tideman). Contractueel beding inzake schadevergoeding of boete.
HR 23-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:424
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 maart 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/01478
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:424, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1593, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑10‑2017
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Stelsel faillissementswet; fixatiebeginsel; verificatie vorderingen uit overeenkomst of andere rechtsverhouding ontstaan na ingaan faillissement of surseance; precisering HR 19 april 2013, NJ 2013/291 (Koot/Tideman). Contractueel beding inzake schadevergoeding of boete.
Als uitgangspunt geldt dat het faillissement geen verandering brengt in bestaande wederkerige overeenkomsten en de daaruit voortvloeiende verbintenissen. Het verifiëren van vorderingen die tijdens het faillissement ontstaan, mag echter niet in strijd komen met het fixatiebeginsel dat meebrengt dat verificatie van uit een bestaande overeenkomst ontstane nieuwe vorderingen uitsluitend mogelijk is indien en voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.