Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017526837, gesloten op 18 december 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. Het bewijs is tevens terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017514577, gesloten op 8 november 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 29-01-2018, nr. 05/780082-17
ECLI:NL:RBGEL:2018:360, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
29-01-2018
- Zaaknummer
05/780082-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2018:360, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 29‑01‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:755, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 29‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Rechtbank Gelderland heeft een 43-jarige vrouw uit Ede veroordeeld wegens het plegen van twee winkeldiefstallen, één keer met haar 12-jarige dochter en één keer door haar 5-jarige kleindochter. Zij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/780082-17
Datum uitspraak : 29 januari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Overijssel, PIV Zwolle te Zwolle
raadsvrouw: mr. N.A de Kock, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 januari 2018.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 11 mei 2017 tot en met 6 november 2017 te Ede, althans in Nederland,
A. een ander of anderen, te weten [minderjarige 1] (geboren [geboortedatum 2] ) en/of [minderjarige 2] (geboren [geboortedatum 3] ) (telkens) heeft vervoerd en/of overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [minderjarige 1] en/of die [minderjarige 2] (sub 2°), terwijl die [minderjarige 1] en/of die [minderjarige 2] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt en/of
B. een ander of anderen, te weten die [minderjarige 1] (geboren [geboortedatum 2] ) en/of [minderjarige 2] (geboren [geboortedatum 3] ), (telkens) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] zich daardoor beschikbaar zou(den)stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) terwijl die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, (lid 3 sub 2) en/of
C. (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander of anderen, te weten [minderjarige 1] (geboren [geboortedatum 2] ) en/of [minderjarige 2] (geboren [geboortedatum 3] ) (sub 6°), terwijl die [minderjarige 1] en/of die [minderjarige 2] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt,
immers heeft verdachte:
(winkeldiefstal 11 mei 2017 - het Kruidvat aan de Hoog Maanen 47 te Ede)
- -
die [minderjarige 2] vervoerd en/of overgebracht naar het Kruidvat aan de Hoog maanen, althans het winkelgebied te Ede en/of
- -
aldaar een doosjes scheermesjes (ter waarde van 35 euro) uit het schap gepakt en in de handen gedrukt van die [minderjarige 2] en/of
- -
(vervolgens) die [minderjarige 2] daarmee de winkel uit laten rennen zonder die scheermesjes ter betaling aan te bieden en/of
(winkeldiefstal 5 augustus 2017 - Mediamarkt aan de Brouwerstraat 21B te Ede)
- -
die [minderjarige 1] vervoerd en/of overgebracht naar de Mediamarkt aan de Brouwerstraat 21B, althans het winkelgebied te Ede en/of;
- -
aldaar die [minderjarige 1] elektronica (een kabel) uit het schap laten pakken en/of
- -
die [minderjarige 1] daarmee de kassa laten passeren zonder deze elektronica ter betaling aan te bieden en/of;
(winkeldiefstal 27 augustus 2017 - Mediamarkt aan de Brouwerstraat 21B te Ede)
- -
die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] vervoerd en/of overgebracht naar de Mediamarkt aan de Brouwerstraat, althans het winkelgebied te Ede en/of
- -
die [minderjarige 1] aldaar twee I-pods laten pakken vanaf de computerbalie terwijl zij, verdachte zich ophield in het gangpad naast die computerbalie en/of
- -
die [minderjarige 1] en/of die [minderjarige 2] die twee I-pods in het tasje van die [minderjarige 2] liet(en) stoppen en/of daarmee de kassa lieten passeren zonder deze ipods ter betaling aan te bieden; en/of
(winkeldiefstal 6 november 2017 - Albert Heijn aan de Parkweide 14 te Ede)
- -
die [minderjarige 1] vervoerd en/of overgebracht naar de Albert Heijn aan de Parkweide 14, althans het winkelgebied te Ede en/of
- -
aldaar die [minderjarige 1] , haar, verdachtes boodschappentas, laten vullen met levensmiddelen (ter waarde van 83,81 euro) en/of
- -
zich samen met die [minderjarige 1] naar de kassa begeven en/of die gevulde boodschappentas overgedragen aan die [minderjarige 1] zonder deze levensmiddelen bij de kassa ter betaling aan te bieden;
terwijl verdachte de ouder en/of grootouder en/of verzorger en/of begeleider is van die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] ;
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2017 t/m 6 november 2017 te Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, in elk geval enig goed, op na te noemen tijdstippen, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s), en wel ;
- -
op of omstreeks 11 mei 2017 een pakje scheermesjes, althans één of meer winkelgoederen bij het Kruidvat, gelegen aan de Hoogmanen en/of
- -
op of omstreeks 5 augustus 2017 elektronica (een kabel), althans één of meer winkelgoederen bij de Mediamarkt aan de Brouwerstraat 21B
- -
op of omstreeks 27 augustus 2017 twee iPods, althans één of meer winkelgoederen bij de Mediamarkt aan de Brouwerstraat 21B
- -
op of omstreeks 6 november 2017 een hoeveelheid levensmiddelen, althans één of meer winkelgoederen bij de Albert Heijn aan de Parkweide 14;
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening [minderjarige 2] (geboren: [geboortedatum 3] ) heeft doen weg nemen de hierna te noemen goederen, in elk geval enig goed, op na te noemen tijdstippen, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte, en wel ;
- -
op of omstreeks 11 mei 2017 een pakje scheermesjes, althans één of meer winkelgoederen bij de winkel het Kruidvat, gelegen aan de Hoogmanen en/of
- -
op of omstreeks 27 augustus 2017 twee iPods, althans één of meer winkelgoederen bij de winkel Mediamarkt aan de Brouwerstraat 21B
welk doen plegen hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, die [minderjarige 2] (telkens) heeft vervoerd en/of overgebracht naar die winkel (s), die [minderjarige 2] heeft begeleid in/door die winkel(s) en die [minderjarige 2] (telkens) (een) (verbale of non-verbale) instructie(s) of aanwijzing(en) heeft gegeven.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 mei 2017 liep verdachte samen met haar kleindochter [minderjarige 2] het Kruidvat aan de Hoog Maanen 47 te Ede binnen. Zij liepen samen naar het schap met scheermesjes. Verdachte gaf [minderjarige 2] een pak scheermesjes. Vervolgens rende [minderjarige 2] met de scheermesjes de winkel uit. Daarna liep verdachte de winkel uit.2.[minderjarige 2] is geboren op [geboortedatum 3] .3.
Op 6 november 2017 liep verdachte samen met haar dochter [minderjarige 1] de Albert Heijn aan de Parkweide 14 te Ede binnen. Verdachte droeg in de winkel een blauw winkelmandje en een groene tas (‘bigshopper’). Verdachte pakte spullen uit het schap en stopte die deels in de bigshopper én deels in het winkelmandje.4.Ook [minderjarige 1] stopte een aantal artikelen in de groene bigshopper.5.Zij gingen samen naar de kassa. Alleen de spullen uit het winkelmandje werden op de band gelegd en afgerekend. De spullen uit de bigshopper werden niet aangeboden om te worden afgerekend.6.Verdachte is na de kassa aangesproken door een medewerker van de Albert Heijn. Toen verdachte met de medewerker van de Albert Heijn meeliep, gaf ze de bigshopper aan [minderjarige 1] .7.De bigshopper die zij droeg was gevuld met weggenomen goederen die zij niet had afgerekend.8.De weggenomen goederen betroffen levensmiddelen.9.[minderjarige 1] is geboren op [geboortedatum 2] .10.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten 1 en 2.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de winkeldiefstal bij het Kruidvat op 11 mei 2017 op het standpunt gesteld dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het doen plegen van de diefstal van de scheermesjes door haar 5-jarige kleindochter [minderjarige 2] . Immers, het was verdachte die de scheermesjes in handen gaf van [minderjarige 2] en die daarna [minderjarige 2] een duwtje richting de uitgang van de winkel gaf, waarna [minderjarige 2] de winkel uitrende met de scheermesjes.
De officier van justitie acht de diefstal van de kabel bij de Mediamarkt op 5 augustus 2017 bewezen op grond van het volgende. Uit het ‘proces-verbaal bevindingen beelden’ blijkt dat verdachte samen met [minderjarige 1] de winkel binnenliep, dat zij de gehele tijd onafscheidelijk van elkaar waren, dat [minderjarige 1] bij verdachte wegliep en de verpakking van de HDMI-kabel wegmaakte, terwijl verdachte toekeek en dat [minderjarige 1] zich vervolgens weer bij verdachte voegde. Op grond hiervan in combinatie met de overige bewijsmiddelen, in het bijzonder de aangifte van getuige [getuige] , acht de officier van justitie deze winkeldiefstal bewezen. Volgens de officier van justitie is hier sprake van medeplegen van winkeldiefstal door verdachte samen met haar dochter [minderjarige 1] .
De ten laste gelegde diefstal van iPods op 27 augustus 2017 acht de officier van justitie bewezen, omdat uit het ‘proces-verbaal beschrijving camerabeelden’ blijkt dat verdachte samen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de winkel binnenkwam, de kinderen niet van verdachtes zijde weken, zij allen gelijktijdig hun hoofd omdraaiden toen zij langs de counter met iPods liepen, de kinderen de iPods (probeerden te) pakken, verdachte verder slenterde, de kinderen zich bij haar voegden, de iPods in een tas leken te doen en vervolgens samen de kassa passeerden zonder de iPods af te rekenen. Volgens de officier van justitie moet hier sprake zijn geweest van enige vorm van communicatie tussen verdachte en de kinderen, zodat sprake is van medeplegen van winkeldiefstal (met [minderjarige 1] ) alsook doen plegen van winkeldiefstal (door [minderjarige 2] ).
De winkeldiefstal bij Albert Heijn op 26 november 2017 heeft de officier van justitie aangemerkt als medeplegen, samen met [minderjarige 1] , de dochter van verdachte.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde criminele uitbuiting heeft de officier van justitie betoogd dat deze ook kan worden bewezen, omdat verdachte telkens beide kinderen heeft meegebracht naar de betreffende winkels in Ede om ze te laten assisteren bij het stelen van winkelgoederen. Daarbij heeft verdachte volgens de officier van justitie misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van de (klein)kinderen. Daarvan is sprake, omdat de (klein)kinderen afhankelijk zijn van verdachte in hun levensonderhoud. Het misbruik volgt uit de uiterlijke verschijningsvorm van de ten laste gelegde diefstallen. De door de kinderen gepleegde diefstallen kunnen als een dienst voor verdachte worden aangemerkt. Het gaat immers om goederen waar de interesse van de kinderen nog niet naar uit kan gaan en/of een hoeveelheid betreft die te groot is voor het betreffende (klein)kind en dus bestemd moet zijn voor de gezamenlijke huishouding van verdachte. Verdachte trekt ook financieel voordeel uit de uitbuiting, volgens de officier van justitie. Dat het om niet meer dan 4 gevallen gaat, is volgens de officier van justitie niet van belang, omdat het wettelijk criterium is dat verdachte het oogmerk van uitbuiting had.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde criminele uitbuiting, omdat er geen sprake is van een stelselmatig nastreven van uitbuiting en omdat niet bewezen kan worden dat verdachte de kinderen geestelijk of anderszins heeft mishandeld om hen uit stelen te sturen. De raadsvrouw heeft daarnaast betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde diefstallen, met uitzondering van de diefstal die op 6 november 2017 bij Albert Heijn plaatsvond. Bij deze diefstal was echter geen sprake van nauwe en bewuste samenwerking met [minderjarige 1] .
Ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal van scheermesjes bij Kruidvat heeft de raadsvrouw nog aangevoerd dat verdachte ter terechtzitting een alternatief scenario heeft beschreven dat bij de beschreven camerabeelden past. Er kan daardoor niet worden bewezen dat [minderjarige 2] de scheermesjes met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft meegenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 2 – diefstal van scheermesjes bij het Kruidvat op 11 mei 2017
[aangever] heeft namens het Kruidvat aangifte gedaan van diefstal van een doosje scheermesjes. Volgens die aangifte zag personeel in de winkel dat een vrouw samen met een kindje de winkel binnen kwam. Zij liepen naar de toiletartikelen en stonden stil bij de scheermesjes. De vrouw pakte iets uit het rek en drukte dit bij het meisje in de handen. Dit bleek achteraf een doosje Philips scheermesjes te zijn. Vervolgens draaiden zowel de vrouw als het meisje zich om en liepen richting de uitgang. Het meisje ging plotseling rennen en rende langs de toegangspoortjes de winkel uit. Zij had het doosje met scheermesjes in de hand. De vrouw liep heel rustig richting de uitgang. Ze liep in eerste instantie richting de kassa, maar ging toen toch naar buiten en liep heel rustig van de winkel weg. De filiaalchef had gezien wat er gebeurd was en was achter het meisje aangerend. Zij kreeg het meisje buiten te pakken en pakte de scheermesjes van haar af.11.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden beschreven, gaf verdachte het doosje scheermesjes aan [minderjarige 2] om 13.31.06 uur. Om 13.31.08 pakte verdachte [minderjarige 2] bij haar schouder en draaide haar om richting de richting waar zij vandaan kwamen. Om 13.31.10 verdwenen zij beiden uit beeld. Om 13.31.18 is te zien dat [minderjarige 2] de winkel uit rende. Om 13.31.27 liep verdachte voorbij de uitgang richting de kassa. Om 13:31:30 stond zij stil en keek richting de kassa. Om 13.31.32 verliet verdachte de winkel.12.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [minderjarige 2] buiten het Kruidvat een speelding had gezien waarin je geld moet stoppen (de rechtbank begrijpt: een kinderautomaat of kiddy-ride). Volgens verdachte zeurde [minderjarige 2] in de winkel dat ze in de kiddy-ride wilde. Verdachte gaf
- volgens haar verklaring - de scheermesjes aan [minderjarige 2] om haar zoet te houden en zei tegen haar: “ga naar de kassa, ik kom zo”. Verdachte keek toen nog naar andere dingen in de winkel en liep vervolgens naar de kassa. Ze zag dat [minderjarige 2] daar niet was en ging toen naar buiten. Een medewerkster van de winkel kwam hen achterna en zei tegen verdachte dat de scheermesjes niet waren betaald. Verdachte zei: “Sorry”. De medewerkster pakte de scheermesjes en ging terug de winkel in. Verdachte betaalde de scheermesjes niet alsnog en heeft dat ook niet aangeboden, volgens haar verklaring omdat zij haast had.
De rechtbank acht het alternatieve scenario dat door verdachte is geschetst, en waarin zij kennelijk beoogt de wegnemingshandeling terug te brengen tot een misverstand, niet aannemelijk.
De rechtbank neemt hierbij als eerste in ogenschouw dat verdachte haar alternatieve scenario eerst ter zitting van 15 januari 2018 naar voren heeft gebracht. Ten tijde van het politieverhoor heeft verdachte ontkend in de Kruidvat te zijn geweest. Toen haar schermafdrukken van de camerabeelden werden getoond, stelde verdachte niet de persoon te zijn, die op de afdrukken te zien was.
Verder acht de rechtbank de bewering van verdachte dat zij de bedoeling had scheermesjes te kopen, ongeloofwaardig. Het strookt immers niet met het gegeven dat zij - nadat de filiaalhoudster de scheermesjes buiten had teruggepakt - de scheermesjes niet alsnog heeft willen afrekenen. Bovendien strookt het niet met de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen in de winkel: het geven van de scheermesjes aan [minderjarige 2] , het haar bij de schouders pakken en omdraaien en het door [minderjarige 2] rennend verlaten van de winkel.
Juist vanwege deze uiterlijke verschijningsvorm, heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte de diefstal van de scheermesjes tot doel had.
Gelet op de hiervoor weergegeven gebeurtenissen in de winkel (zoals die volgen uit de aangifte en het proces-verbaal beschrijven camerabeelden) en de zeer jonge leeftijd van haar klein-dochter [minderjarige 2] , acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doen plegen van diefstal van scheermesjes.
Ten aanzien van feit 2 – diefstal van een kabel bij de Mediamarkt op 5 augustus 2017
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte betrokken is bij deze diefstal. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de aangifte onvoldoende concrete informatie bevat waaruit afgeleid kan worden dat [minderjarige 1] een kabel uit de verpakking heeft gehaald en heeft meegenomen. De aangifte spreekt immers over een meisje dat vermoedelijk de kabel uit de verpakking trok en vermoedelijk in de bigshopper stopte die zij bij zich had. Uit het proces-verbaal van beelden 2017370433 blijkt bovendien dat de beelden waarop de aangifte gebaseerd is, niet bewaard zijn gebleven. Op de beelden die wel beschikbaar zijn gebleven is niet te zien dat [minderjarige 1] een kabel uit de verpakking haalde en/of deze in de tas, die zij bij zich droeg, stopte. De inhoud van de aangifte wordt verder niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bovendien ontbreken er naar het oordeel van de rechtbank bewijs-middelen waaruit volgt dat verdachte enig aandeel in de in de aangifte beschreven gang van zaken heeft gehad. De rechtbank heeft op basis van de wettige bewijsmiddelen dan ook niet de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van een kabel.
Ten aanzien van feit 2 – diefstal van iPods bij de Mediamarkt op 27 augustus 2017
Met de verdediging is de rechtbank eveneens van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte betrokken is bij de diefstal van twee iPods. Op grond van de aangifte in het dossier en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring kan weliswaar vastgesteld worden dat [minderjarige 1] de twee iPods heeft gestolen bij de Mediamarkt, maar dat dit met medewerking, medeweten of in opdracht van verdachte is gebeurd, is niet gebleken. De rechtbank merkt daarbij op dat de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden omschreven niet met elkaar overeenkomen. Uit de aangifte volgt immers dat het erop lijkt dat [minderjarige 1] de iPods bij verdachte in de tas zou hebben gestopt, terwijl in het proces-verbaal van bevindingen staat beschreven dat de voorwerpen die [minderjarige 1] heeft gepakt door [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het tasje van [minderjarige 2] zouden zijn gedaan. Dat verdachte samen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de winkel is binnengekomen en dat zij samen met hen door de winkel liep, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich dat verdachte enige betrokkenheid bij de diefstal door [minderjarige 1] had. Evenmin volgt dat uit de waarneming dat verdachte op enig moment in dezelfde richting keek als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Immers, niet is gebleken waarom verdachte, haar dochter en haar kleindochter gelijktijdig omkeken. De rechtbank heeft op basis van de wettige bewijsmiddelen dan ook niet de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging, dan wel het doen plegen van diefstal van de twee iPods.
Ten aanzien van feit 2 – diefstal van levensmiddelen bij de Albert Heijn op 6 november 2017
Verdachte heeft bekend dat zij de goederen, die op de bon staan (gevoegd bij de aangifte13.), bij de Albert Heijn heeft gestolen14.. Haar dochter was daar wel bij, maar heeft geen rol gehad in deze diefstal. Volgens verdachte had zij haar eigen spullen in de bigshopper gelegd en heeft zij in het winkelmandje spullen gelegd die zij voor een ander mee moest nemen. Volgens verdachte dacht [minderjarige 1] dat verdachte de spullen in de bigshopper zou afrekenen.15.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen, waarin de camerabeelden worden beschreven, was te zien dat [minderjarige 1] winkelgoederen in de groene bigshopper heeft gedaan, dat [minderjarige 1] naast verdachte stond toen verdachte de goederen uit haar winkelmandje op de band legde. De big shopper hield verdachte op dat moment tegen haar lichaam terwijl de spullen in de bigshopper niet werden aangeboden ter betaling. Voorbij de kassa werd verdachte aangehouden op verdenking van winkeldiefstal, waarna [minderjarige 1] de winkel uit liep.16.
Ter terechtzitting zijn de camerabeelden getoond van de diefstal van levensmiddelen bij de Albert Heijn. De rechtbank heeft waargenomen dat verdachte en [minderjarige 1] voorbij de kassa werden aangesproken door twee medewerkers van de Albert Heijn. Verdachte liet hen de inhoud van de zwarte tas zien en zij gaf de groene bigshopper aan [minderjarige 1] . Verdachte liep met de medewerkers van de Albert Heijn rechts het beeld uit, [minderjarige 1] liep, met de bigshopper, links het beeld uit.17.
Op grond van het voorgaande heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van levensmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe dat [minderjarige 1] winkelgoederen in de groene bigshopper heeft gedaan en dat zij - staande naast haar moeder - moet hebben geweten dat verdachte de goederen in de bigshopper niet had afgerekend. Door, nadat verdachte door het winkelpersoneel was aangesproken, de tas van verdachte over te nemen en richting de uitgang van de winkel te lopen, was [minderjarige 1] bezig de diefstal te voltooien. Naar het oordeel van de rechtbank is er, in tegenstelling tot wat de raadsvrouw heeft betoogd, gezien het vorenstaande, wel degelijk sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [minderjarige 1] .
Ten aanzien van feit 1 – mensenhandel
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel als bedoeld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht.
Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat mensenhandel, ook indien ten laste gelegd krachtens artikel 273f, lid 1 sub 4º Wetboek van Strafrecht (Sr), alleen strafbaar is als het is begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (vergelijk onder meer Hoge Raad 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309, en Hoge Raad 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554).
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van ‘oogmerk van uitbuiting’ zijn volgens de Hoge Raad onder andere van belang: de aard en duur van de ten laste gelegde handelingen, de beperkingen die dat voor het slachtoffer meebrengt en het economische voordeel dat door de dader wordt behaald, mede gelet op de overige (persoonlijke) omstandigheden van de betrokkenen.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen is de rechtbank allereerst niet gebleken dat verdachte op enigerlei wijze instructies, opdrachten dan wel aanwijzingen heeft gegeven aan [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] , of dat zij (één van) hen door (één van de) middelen als bedoeld in artikel 273f, lid 1 sub 1º Wetboek van Strafrecht heeft gedwongen of bewogen om winkeldiefstallen te plegen. Ook is niet gebleken van enige andere handeling(en) die verdachte heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] zich daardoor beschikbaar zou(den)stellen tot het plegen van diefstallen.
Voorts overweegt de rechtbank dat evenmin is gebleken dat verdachte het oogmerk op uitbuiting van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft gehad (zoals vereist voor een veroordeling wegens overtreding van artikel 273f, eerste lid, sub 2º, 4º en/of 6º, Sr). Nu de rechtbank slechts bewezen acht dat verdachte twee winkeldiefstallen heeft begaan, waarvan één met [minderjarige 1] en een ander door [minderjarige 2] , kan een oogmerk van uitbuiting niet uit de aard, duur of intensiteit van de winkeldiefstallen worden afgeleid.
Bovendien is uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet gebleken dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de gedragingen van [minderjarige 1] en/of van [minderjarige 2] (zoals ten laste gelegd overeenkomstig artikel 273f, eerste lid, sub 6º).
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van niet meer dan een diefstal in vereniging en een doen plegen van een diefstal. Dit maakt dat op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mensenhandel. Een bewezenverklaring kan immers niet steunen op louter veronderstellingen. Aan de strafverzwarende omstandigheid (gebaseerd op artikel 273f, derde lid, onder 2º, Sr) komt de rechtbank niet meer toe.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2017 t/m 6 november 2017 te Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, in elk geval enig goed, op na te noemen tijdstippen, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of dier mededader:
op of omstreeks 11 mei 2017 een pakje scheermesjes, althans één of meer winkelgoederen bij het Kruidvat, gelegen aan de Hoog Maanen en/of;
op of omstreeks 5 augustus 2017 elektronica (een kabel), althans één of meer winkelgoederen bij de Mediamarkt aan de Brouwerstraat 21B;
op of omstreeks 27 augustus 2017 twee iPods, althans één of meer winkelgoederen bij de Mediamarkt aan de Brouwerstraat 21B;
op of omstreeks 6 november 2017 een hoeveelheid levensmiddelen, althans één of meer winkelgoederen bij de Albert Heijn aan de Parkweide 14;
en/of
zij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening [minderjarige 2] (geboren: [geboortedatum 3] ) heeft doen weg nemen de/het hierna te noemen goed(eren), in elk geval enig goed, op na te noemen tijdstippen, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte:
op of omstreeks 11 mei 2017 een pakje scheermesjes, althans één of meer winkelgoederen bij de winkel het Kruidvat, gelegen aan de Hoog Maanen en/of;
op of omstreeks 27 augustus 2017 twee iPods, althans één of meer winkelgoederen bij de winkel Mediamarkt aan de Brouwerstraat 21B;
welk doen plegen hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, die [minderjarige 2] (telkens) heeft vervoerd en/of overgebracht naar die winkel(s), die [minderjarige 2] heeft begeleid in/door die winkel(s) en die [minderjarige 2] (telkens) (een) (verbale of non-verbale) instructie(s) of aanwijzing(en) heeft gegeven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen
en
doen plegen van diefstal.
5. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van de straf
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en meewerken aan praktische begeleiding door Woonbegeleiding Valleiregio – Leger des Heils CWZW Leger des Heils.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. De raadsvrouw heeft primair verzocht om een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en subsidiair om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de periode die verdachte inmiddels in voorarrest heeft doorgebracht. In dit kader is gewezen op de omstandigheid dat de Raad voor de Kinderbescherming heeft goed gevonden dat [minderjarige 1] bij verdachte blijft wonen. Het is in het belang van de maatschappij dat er met verdachte en [minderjarige 1] op korte termijn wordt gestart met hulp en begeleiding. Indien [minderjarige 1] of verdachte zich nogmaals inlaten met diefstal, zal [minderjarige 1] uit huis worden geplaatst. Hier gaat een beter signaal vanuit dan van een detentie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 december 2017;
- een trajectconsult NIFP, opgemaakt door A. van der Sligte, psychiater, gedateerd 24 november 2017;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, opgemaakt door I.M.T.J. Weiss, reclasseringswerker, gedateerd 28 november 2017;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, opgemaakt door M. Pieffers, reclasseringswerker, gedateerd 10 januari 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten voor de desbetreffende winkeliers, gelet op alle extra werkzaamheden, schade en overlast die met diefstallen gepaard gaan. Daarnaast neemt de rechtbank het verdachte bijzonder kwalijk dat zij de winkeldiefstallen samen met haar toen nog 12-jarige dochter respectievelijk 5-jarige kleindochter heeft gepleegd. Door deze jonge, nog beïnvloedbare kinderen bij het plegen van strafbare feiten te betrekken, schaadt verdachte de ontwikkeling van de kinderen in ernstige mate. Verdachte is hierbij volstrekt voorbij gegaan aan de belangen van haar dochter en kleindochter. Door de kinderen op jonge leeftijd bij diefstal te betrekken heeft zij hun levens mogelijk blijvend getekend en hen volstrekt verkeerde normen bijgebracht, die hun kansen op een goede positie in de maatschappij nu al schaden. Dit baart de rechtbank grote zorgen. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook heel zwaar aan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte vaker ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, hetgeen haar er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het reclasseringsadvies van 10 januari 2018 blijkt het volgende. De Raad voor de Kinderbescherming is nauw betrokken bij het gezin. De externe druk die hiermee gepaard gaat lijkt een positieve verandering te weeg te brengen. Gezien de zorgen die er zijn rondom [minderjarige 1] , wordt zij onder toezicht gesteld. Wel mag zij bij verdachte blijven wonen als verdachte vrijkomt. Verdachte lijkt thans ontvankelijk voor hulp. Die hulp zal vooral praktisch van aard zijn. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Het plegen van diefstallen lijkt eerder een levensstijl voor verdachte te zijn dan incidenteel of situationeel bepaald. Verdachte heeft zich dergelijk gedrag aangeleerd om te overleven en mogelijk leert zij haar nakomelingen hetzelfde gedrag. Desalniettemin geeft verdachte aan dat de preventieve hechtenis haar heeft laten inzien dat zij op deze wijze haar leven en dat van haar kinderen negatief beïnvloedt. Zij staat open voor verandering en voor begeleiding door de reclassering. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht en meewerken aan praktische begeleiding door Woonbegeleiding Valleiregio – Leger des Heils CWZW Leger des Heils.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank oplegging van een forse (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk passend, met de bijzondere voorwaarden als door de reclassering is geadviseerd, met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank aanzienlijk minder bewezen acht dan de officier van justitie. Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
9. De beslissing
De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald, te weten:
de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1) zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2) ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
3) haar medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4) zich uiterlijk binnen 3 dagen na haar vrijlating zal melden bij reclassering Leger des Heils Arnhem te Utrechtsestraat 47, 6811 LT te Arnhem en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
5) haar medewerking zal verlenen aan een organisatie voor praktische begeleiding, zoals Woonbegeleiding – Leger des Heils CWZC, of soortgelijke organisatie, goedgekeurd door de reclassering.
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2018. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑01‑2018
Proces-verbaal van bevindingen, p. 40, alsmede verklaring verdachte ter terechtzitting.
Proces-verbaal Herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 35.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 113, proces-verbaal van verhoor verdachte, dossier PL0600-2017514577, p. 23.
Proces-verbaal van bevindingen p. 112.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 113, alsmede verklaring verdachte ter terechtzitting.
Eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 15 januari 2018.
Proces-verbaal aangifte, p. 105, alsmede verklaring verdachte ter terechtzitting
Bijlage bij proces-verbaal aangifte d.d. 6 november 2017.
Proces-verbaal Herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 120.
Proces-verbaal aangifte, p. 29.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 40.
Schriftelijk bescheid, te weten een kassabon d.d. 6-11-2017, pag. 18A
Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossier PL0600-2017514577, p. 23.
Verklaring van verdachte ter zitting van 15 januari 2018.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 113.
Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 15 januari 2018.